Aflevering 11

Gepubliceerd op 18 maart 2010

NTFR 2010/644 - Kamervragen 'Boete zwartspaarder niet effectief'

Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 geschreven door mr. E. Thomas
Het Tweede Kamer lid Omzigt (CDA) heeft aan de staatssecretaris schriftelijke Kamervragen gesteld over de effectiviteit van de boete bij vrijwillige inkeer van 15%. De aanleiding voor deze Kamervragen is een bericht in het Financieele Dagblad van februari 2010.

NTFR 2010/645 - Kamer stelt lijst controversiële onderwerpen samen

Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010
De Tweede Kamer heeft een lijst opgesteld van controversiële onderwerpen in verband met de val van het kabinet. Voor de meeste onderwerpen op fiscaal terrein betekent dit dat deze blijven liggen totdat er een nieuw kabinet is. Het gaat onder meer om de Wet uniformering loonbegrip, de wijziging van de Wet OB 1968 in verband met de aanpak van constructies met (on)roerende zaken en het eindrapport Vereenvoudiging toeslagen en evaluatie AWIR.

NTFR 2010/646 - Vergoeding `belastingschade' valt onder de landbouwvrijstelling

ECLI:NL:HR:2010:BL6446, datum uitspraak 05-03-2010, publicatiedatum 05-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. H. Roerdink
Belanghebbende heeft zijn agrarische onderneming in 2000 gestaakt. Hij heeft een deel van zijn landbouwgrond verkocht aan een projectontwikkelaar. De koopprijs bestond uit een bedrag ineens bij de levering en voorts uit twintig kwartaaltermijnen. In verband met de mogelijke fiscale gevolgen van de in de kwartaaltermijnen begrepen rente heeft belanghebbende een extra bedrag van f 40.000 ten titel van ‘belastingschade’ van de verkoper kunnen bedingen. De boekwinst op de grond valt onder de landbouwvrijstelling. In geschil is of dit ook geldt voor het bedrag van f 40.000. Hof Arnhem (NTFR 2008/1580) heeft die vraag ontkennend beantwoord. Hiertegen komt belanghebbende met succes in cassatie. Indien, zoals hier, tussen van elkaar onafhankelijke derden landbouwgrond wordt verkocht zal volgens de Hoge Raad namelijk – bijzondere omstandigheden daargelaten – ervan moeten worden uitgegaan dat de waarde in het economische verkeer van de verkochte grond gelijk is aan de waarde van de tegenprestatie van de koper. Hier maakt het bedrag van f 40.000 deel uit van de tegenprestatie die de koper verschuldigd was ter zake van de levering van de grond.

NTFR 2010/647 - Bedrijfspand tegen WOZ-waarde overgebracht naar privé

ECLI:NL:GHSGR:2009:BL5697, datum uitspraak 03-11-2009, publicatiedatum 26-02-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende dreef met zijn echtgenote, in de vorm van een vof, een onderneming. De onderneming is op 31 december 2001 gestaakt. In verband met het staken van de onderneming is het bedrijfspand overgebracht naar privé. Ten laste van de winst over het jaar 2000 was een voorziening gevormd ter zake van een vordering waarover een gerechtelijke procedure liep. In geschil is voor welke waarde het bedrijfspand bij de staking naar privé dient over te gaan en in welke mate de gevormde voorziening dient vrij te vallen.

NTFR 2010/650 - Het verstrekken van een tweede telefoon in bruikleen valt onder bereik van art. 39 Uitv.reg. LB 2001

ECLI:NL:HR:2010:BI5095, datum uitspraak 12-03-2010, publicatiedatum 12-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft aan werknemers een mobiele telefoon ter beschikking gesteld. De eigendom van de telefoons is niet op de werknemers overgegaan. De telefoons fungeerden als tweede telefoon en werden ook privé gebruikt. De inspecteur heeft vanwege deze terbeschikkingstelling op de voet van art. 39 Uitv.reg. LB 2001 (tekst 2002 en 2003) een forfaitair bedrag (€ 22,69 per maand per werknemer) aan loon in aanmerking genomen. Hof Den Bosch (NTFR 2009/80) heeft geoordeeld dat art. 39 Uitv.reg. LB 2001 geen toepassing kan vinden omdat aan de werknemers slechts het gebruik en niet de eigendom van de telefoons is verstrekt. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel niet. Art. 39 Uitv.reg. LB 2001 heeft ook te gelden als een tweede telefoon in bruikleen wordt verstrekt.

NTFR 2010/651 - Abonnement mobiele telefoon is vrije verstrekking; deel van forfait blijft buiten aanmerking

ECLI:NL:HR:2010:BJ8531, datum uitspraak 12-03-2010, publicatiedatum 12-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft aan werknemers een mobiele telefoon verstrekt. De telefoon was voor de werknemer een tweede telefoon en werd voor de helft privé gebruikt. De inspecteur heeft vanwege deze verstrekking op de voet van art. 39 Uitv.reg. LB 2001 (tekst 2002-2004)) een forfaitair bedrag (€ 22,69 per maand per werknemer) aan loon in aanmerking genomen. Hof Amsterdam (NTFR 2009/340) heeft geoordeeld dat artikel 39 niet onverkort van toepassing is omdat dat zou leiden tot een hogere bijtelling dan de feitelijk gemaakte kosten. Het hof beperkt de bijtelling tot de kosten van de privégesprekken. De Hoge Raad acht dit oordeel onjuist. Het forfait geldt ook als de feitelijke kosten lager (of hoger) uitvallen. Wel heeft het hof terecht geoordeeld dat het forfait niet mede betrekking kan hebben op de abonnementskosten. Een dergelijk abonnement behoort tot de vrije verstrekkingen. Het gedeelte van het forfaitaire bedrag van € 22,69 dat betrekking heeft op de abonnementskosten, moet daarom buiten aanmerking blijven.

NTFR 2010/652 - Bijdragen aan en uitkeringen uit personeelsfonds niet belast

ECLI:NL:GHARN:2010:BL6462, datum uitspraak 16-02-2010, publicatiedatum 04-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende heeft ongeveer twintig werknemers in dienst. In 1995 is een stichting personeelsfonds opgericht. Het fonds heeft als doel het doen van uitkeringen aan de werknemers met betrekking tot bijvoorbeeld vakanties, inrichtingskosten van woningen, aanschaf van auto’s en huishoudelijk apparatuur. Het vermogen van het fonds wordt verkregen door inhoudingen op het nettosalaris van de werknemers en door bijdragen van belanghebbende. Deelname aan het fonds geschiedt op vrijwillige basis. Verschillende werknemers hebben uitkeringen verkregen. Ter zake van de bijdragen van belanghebbende aan het fonds en de uitkeringen is door de inspecteur loonheffing geheven. In appel houdt dit geen stand.

NTFR 2010/661 - Voor andere appartementseigenaren betaalde onderhoudskosten vormen geen aftrekbare uitgaven voor monumentenpanden

Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende is eigenaar van een appartement in een monumentenpand. Eind 2007 bleek de fundering van het pand in kritieke toestand te verkeren. De kosten van herstel van de fundering bedroegen uiteindelijk in totaal € 665.127. Omdat twee andere appartementseigenaren, C en D, niet wilden meebetalen aan het herstel van de fundering, heeft belanghebbende naast zijn eigen aandeel in de kosten (46,1%) tevens een deel van de kosten van C en D, te weten € 74.000 (waarvan € 52.324 aan onderhoudskosten) betaald.

NTFR 2010/662 - Geen renteaftrek als er geen verplichting is om de rente te betalen

ECLI:NL:GHAMS:2009:BL6064, datum uitspraak 17-12-2009, publicatiedatum 03-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende (X bv) heeft in 1990 een deelneming in een beursgenoteerde vennootschap gekocht en hiervoor geld geleend van haar aandeelhouder (B bv). Enige tijd later heeft belanghebbende de deelneming verkocht met verlies en een restant van de schuld aan haar aandeelhouder is blijven staan. De aandelen in en de vordering op belanghebbende zijn vervolgens in 1997 verkocht aan – uiteindelijk – F bv. Al die tijd is er niet op de schuld afgelost en is de verschuldigde rente bij de hoofdsom gevoegd. Vanaf 15 juli 1997 is de schuld renteloos geworden. In het jaar 1997 heeft belanghebbende de verschuldigde rente ten laste van haar belastbare winst gebracht. In 1996 had zij dit eveneens gedaan. De Hoge Raad (NTFR 2004/1781) heeft daarover geoordeeld dat, nu belanghebbende haar activiteiten in 1994 had gestaakt er tussen haar en haar aandeelhouder in werkelijkheid geen verplichting tot stand is gebracht om ter zake van de schuld rente te betalen, er geen rente ten laste van de winst kan worden gebracht. Rechtbank Haarlem heeft volgens het hof met recht deze uitspraak als uitgangspunt genomen en daaraan toegevoegd dat er in 1997 geen verandering in de feiten of omstandigheden is geweest waardoor de verplichting tot betaling van rente weer is herleefd. Ook in 1997 kan belanghebbende dus geen rente ten laste van de winst brengen.

NTFR 2010/664 - Ongedaan maken investering leidt niet tot desinvesteringsbijtelling

ECLI:NL:RBSGR:2010:BL4476, datum uitspraak 04-02-2010, publicatiedatum 19-02-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. M.F. Nouwen
Belanghebbende vormt samen met haar dochtervennootschap, Y bv, een fiscale eenheid. Y bv heeft in 2002 een projectontwikkelaar de opdracht gegeven tot het leveren en installeren van onder meer vier warmtekrachtinstallaties (WKK’s). Y bv heeft de investering gemeld bij het Bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijving (Biwa). Uiteindelijk zijn er drie WKK’s van een ander type geleverd. De kostprijs daarvan was minder dan het door Y bv bij Biwa gemelde bedrag. Belanghebbende heeft SenterNovum geïnformeerd over de gewijzigde investeringen en heeft vervolgens een verklaring voor de drie WKK’s verkregen. Zij heeft met betrekking tot de WKK’s in haar aangiften 2003 en 2004 energie-investeringsaftrek in aftrek gebracht. In geschil is of er sprake is van een desinvestering die moet leiden tot een desinvesteringsbijtelling.

NTFR 2010/665 - Antwoorden Kamervragen dividendnota

Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 geschreven door mr. H. Lohuis
Minister De Jager van Financiën heeft de vragen van Tweede Kamerleden De Nerée tot Babberich en Omtzigt over de verplichting tot uitreiking van een dividendnota beantwoord. Hij merkt op dat de huidige dividendnota kan worden gemoderniseerd, zodat deze elektronisch kan worden verstrekt. Bij het ontbreken van een dividendnota aan de directeur-grootaandeelhouder en in situaties waarin de deelnemingsvrijstelling of een fiscale eenheid van toepassing is, zal geen boete worden opgelegd. Hij kondigt wetgeving aan inzake de dividendnotaverplichting, waarbij de voorwaarden nader zullen worden bezien en, waar mogelijk, versoepeld.

NTFR 2010/666 - Belastingrechter niet bevoegd in procedure over informatieverzoek

ECLI:NL:HR:2010:BL6423, datum uitspraak 05-03-2010, publicatiedatum 05-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende heeft de staatssecretaris verzocht om informatie die wellicht een rol zou kunnen spelen in een belastingprocedure. De staatssecretaris heeft het bezwaar van belanghebbende tegen het niet verstrekken van de gevraagde informatie afgewezen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij Rechtbank Almelo. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en het beroep doorgezonden naar Hof Arnhem. Het hof heeft zich ook onbevoegd verklaard en de Hoge Raad verzocht uitspraak te doen in het jurisdictiegeschil. Volgens de Hoge Raad betreft de uitspraak van de staatssecretaris op een informatieverzoek niet een ingevolge de Belastingwet genomen besluit als bedoeld in art. 26 AWR, zodat daartegen geen beroep bij de belastingrechter openstaat. Op grond van art. 8:1 Awb is de algemene bestuursrechter bevoegd.

NTFR 2010/667 - Om herziening van een herzieningsuitspraak kan niet worden verzocht

ECLI:NL:HR:2010:BL5576, datum uitspraak 26-02-2010, publicatiedatum 26-02-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van Zandhuis
Bij arrest van 12 december 2008 heeft de Hoge Raad een verzoek van belanghebbende tot herziening van een arrest van 5 oktober 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. Belanghebbende heeft nu verzocht om herziening van beide arresten. Voor zover het verzoek ziet op een herziening van het arrest van 12 december 2008, moet het niet-ontvankelijk worden verklaard. Immers, slechts ter zake van een oorspronkelijk uitspraak van de Hoge Raad kan om herziening worden gevraagd. Voor zover het verzoek ziet op een herziening van het arrest van 5 oktober 2007 wordt het afgewezen, nu de door belanghebbende aangevoerde feiten reeds bij het wijzen van het arrest bekend waren.

NTFR 2010/669 - Fout in aangifte echtgenote leidt niet tot matiging heffingsrente belanghebbende

ECLI:NL:GHAMS:2010:BL3957, datum uitspraak 26-01-2010, publicatiedatum 17-02-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Echtgenote van belanghebbende heeft bij het invullen van haar aangifte IB/PVV 2004 abusievelijk het sofinummer van belanghebbende ingevuld. Als gevolg daarvan worden de eerder aan belanghebbende opgelegde voorlopige aanslagen verminderd. Op 7 september 2006 doet belanghebbende zelf aangifte en de definitieve aanslag die op 15 augustus 2007 volgt, wordt conform de aangifte opgelegd. Belanghebbende vindt dat de heffingsrente moet worden gematigd, vanwege het niet onderkennen van de fout in de aangifte van de echtgenote door de inspecteur. De inspecteur berekent de heffingsrente, naar aanleiding van HR 25 september 2009, nr. 07/13362, NTFR 2009/2155, over de periode 1 januari 2005 tot en met 7 december 2006. Het hof oordeelt dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet meebrengt dat het niet onderkennen van de fout in de aangifte van de echtgenote moet leiden tot het achterwege blijven of matigen van de heffingsrente. De gevolgen van het onjuist invullen van de aangifte van de echtgenote komen voor rekening van belanghebbende.

NTFR 2010/673 - Levering aan vishandelaar vormt geen algemeenheid van goederen

ECLI:NL:HR:2010:BG7206, datum uitspraak 05-03-2010, publicatiedatum 05-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende exploiteert een vishandel. Drie vennootschappen – A3, Holding en A2 – zijn failliet verklaard. Belanghebbende heeft van A3 een onroerende zaak gekocht en geleverd gekregen met btw. Van B heeft belanghebbende een aantal zaken gekocht met btw. Die zaken werden door B verhuurd aan genoemde failliete vennootschappen. Van C heeft belanghebbende kantoorinventaris gekocht met btw. Deze kantoorinventaris maakte deel uit van de door A2 gebruikte inventaris. Belanghebbende heeft de btw in aftrek gebracht. De inspecteur heeft dit met betrekking tot de onroerende zaak gecorrigeerd, omdat naar zijn opvatting art. 31 Wet OB 1968 van toepassing is. De Hoge Raad deelt de visie van de inspecteur niet. Nu B de door haar aan belanghebbende geleverde zaken voorheen verhuurde aan A3, A2 en/of Holding en mitsdien bezigde in het kader van haar eigen onderneming, is namelijk niet voldaan aan de eis dat de zaken voorafgaand aan de overgang gezamenlijk door één ondernemer in het kader van diens onderneming werden gebezigd. De levering van de zaken door B kunnen derhalve niet deel uitmaken van een overgang van een (deel van een) algemeenheid van goederen van A3, A2 en/of Holding op belanghebbende. Voorts oordeelt de Hoge Raad dat de overgenomen onroerende zaak en kantoorinventaris, gelet op het arrest Zita Modes, niet een (deel van een) algemeenheid van goederen vormen, ook niet indien die zaken in samenhang werden gebruikt in het kader van één onderneming.

NTFR 2010/674 - Vlees dat niet over de gehele oppervlakte is gekruid, wordt toch ingedeeld bij gekruid vlees

ECLI:NL:HR:2010:BF9087, datum uitspraak 15-01-2010, publicatiedatum 15-01-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. W.J. Benning
Belanghebbende heeft een partij rauw, bevroren kalkoenvlees voor het vrije verkeer aangegeven als gekruid kalkoenvlees en ingedeeld onder post GN 1602 31 11. De partij vlees was handmatig met witte peper gekruid. Als gekruid vlees wordt aangemerkt niet gekookt en niet gebakken vlees dat waarneembaar met het blote oog of duidelijk waarneembaar aan de smaak, inwendig of over het totale oppervlak is gekruid. Hof Amsterdam (NTFR 2008/64) heeft de inspecteur gevolgd in de indeling van de goederen onder post GN 0207 27 10. Dit omdat blijkens de bevindingen van het laboratorium met het blote oog wel peper op het vlees waarneembaar is, maar het vlees niet over het totale oppervlak is gekruid. Uit de gehouden smaaktest blijkt voorts dat het monster niet duidelijk waarneembaar aan de smaak is gekruid.

NTFR 2010/676 - Hof gaat ten onrechte uit van verkoopwaarde auto in gebruikte staat

ECLI:NL:HR:2010:BL6455, datum uitspraak 05-03-2010, publicatiedatum 05-03-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft in 2006 een auto uit België ingevoerd en heeft met een beroep op de zogenoemde tegenbewijsregeling aangifte voor de BPM gedaan. Hof Den Bosch (NTFR 2009/1721) oordeelde dat, anders dan belanghebbende betoogt, uit het Gemeenschapsrecht niet volgt dat strijdigheid van de verminderingsregeling met art. 90 EG-Verdrag noodzakelijkerwijs meebrengt dat in het geheel geen BPM kan worden geheven. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad juist. Niettemin vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het hof. De door belanghebbende ingeschakelde taxateur is namelijk uitgegaan van de verkoopwaarde aan de particulier. Een ingevoerde gebruikte auto zoals de auto in het onderhavige geding moet echter worden vergeleken met een gelijksoortige auto die door een eerste koper op de Nederlandse markt is ingekocht (HR 13 november 2009, nr. 08/03397, NTFR 2009/2524). De klacht dat het hof ten onrechte is uitgegaan van de verkoopwaarde in gebruikte staat is dan ook gegrond.

NTFR 2010/678 - Tarieventabel inzake liggeld is niet onverbindend

ECLI:NL:GHAMS:2010:BL5211, datum uitspraak 18-02-2010, publicatiedatum 24-02-2010
Aflevering 11, gepubliceerd op 18-03-2010 met annotatie van drs. Chr.J.M. Noordermeer Van Loo MRICS
Belanghebbende is gebruiker en eigenaar van een woonschip. Aan belanghebbende is precariobelasting (liggeld) in rekening gebracht. In geschil is de verbindendheid van de tarieventabel behorende bij de verordening op heffing en inning van precariobelasting. Volgens het hof is er geen grond om de tarieventabel onverbindend te verklaren. Dat de gemeente bij het vaststellen van het tarief heeft aangesloten bij het hoogste in een omringend stadsdeel geldende tarief maakt niet dat het tarief naar willekeur is vastgesteld. Aansluiting bij het hoogste tarief wordt, volgens het hof, gerechtvaardigd door de financiële krapte in het stadsdeel en de hogere huizen- en kantorenprijzen in vergelijking met andere stadsdelen. Evenmin is sprake van een regeling waarvan op voorhand duidelijk is dat zij moet leiden tot een heffing die de wetgever bij het toekennen van de heffingsbevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad. Het bedrag van de aanslag is op zichzelf niet extreem hoog en het is ook niet onredelijk om binnen het stadsdeel een uniform tarief toe te passen, ongeacht de aantrekkelijkheid van de ligplaats.