Aflevering 4

Gepubliceerd op 28 januari 2010

NTFR 2010/181 - Brief over procesverstoringen

Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010
De staatssecretaris van Financiën informeert de Tweede Kamer over het aantal procesverstoringen in 2009. In de halfjaarsrapportages over de vereenvoudiging van de Belastingdienst zijn de procesverstoringen vermeld. De staatssecretaris signaleert dat het aantal procesverstoring bij toeslagen waar burgers last van hebben aanzienlijk is gedaald. In de brief gaat hij hierop nader in en meldt volledigheidshalve nog twee verstoringen in december 2009.

NTFR 2010/182 - Verkoop van kwekerijgronden vormt staking van een zelfstandig gedeelte van onderneming

ECLI:NL:GHARN:2009:BK4806, datum uitspraak 03-11-2009, publicatiedatum 30-11-2009
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. L.J.A. Pieterse
Belanghebbende dreef met zijn echtgenote in firmaverband twee hoveniersbedrijven. Belanghebbende verrichtte voorts tuinarchitectuurwerkzaamheden. Tot het ondernemingsvermogen behoorden kwekerijgronden. In 1993 is een aantal kwekerijgronden verkocht. Afgesproken werd dat de kwekerijgronden later, uiterlijk per 31 december 1998 zouden worden geleverd. De inspecteur is ermee akkoord gegaan dat de winst in het jaar van juridische overdracht als stakingswinst (met bijbehorende faciliteiten) kon worden verantwoord. De kwekerijgronden zijn door belanghebbende en zijn echtgenote uiteindelijk – op verzoek van de koper – in 1999 geleverd. Volgens de inspecteur is in dit verband geen sprake van een gedeeltelijke staking van de onderneming en acht hij zich niet gebonden aan de eerdere akkoordverklaring.

NTFR 2010/183 - Omvang werkzaamheden van niet-ondersteunende aard niet gekwantificeerd; geen zelfstandigenaftrek

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK7398, datum uitspraak 18-12-2009, publicatiedatum 23-12-2009
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende drijft samen met haar echtgenoot en zoon in firmaverband een onderneming in antieke bouwmaterialen. Belanghebbende is het visitekaartje van de onderneming. Zij heeft een uitgebreide kennis van de materialen die gesloopt en verkocht worden. Zij onderhoudt externe contacten met adverteerders, deurwaarders en advocaten. Zij is verantwoordelijk voor de financiële gang van zaken. In samenwerking met haar zoon verzorgt zij de offertes, waarbij zij de taalkundige kant verzorgt en haar zoon de cijfermatige. Belanghebbende, haar echtgenoot en zoon beslissen samen over de gang van zaken van het bedrijf en nemen gezamenlijk beslissingen over onder andere investeringen en het aannemen van potentiële klanten. Belanghebbende claimt de zelfstandigenaftrek. Rechtbank Leeuwarden kent die aftrek aan haar toe.

NTFR 2010/187 - Eenduidige loonaangifte niet per 1 januari 2011

Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid meldt, mede namens de staatssecretaris van Financiën, in een brief aan de Tweede Kamer dat de eenduidige loonaangifte (Eloa) niet doorgaat per 1 januari 2011. Dat betekent dat de eisen voor de loonadministratie voor de inhoudingsplichtigen voorlopig niet veranderen. Daarmee komen de bewindslieden tegemoet aan de bezwaren die de afgelopen tijd zijn geuit door softwareleveranciers, werkgeversorganisaties en Actal.

NTFR 2010/188 - Tweede-Kamervragen over de eenduidige loonaangifte beantwoord

Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoordt, mede namens de staatssecretaris van Financiën, Tweede Kamervragen over de eenduidige loonaangifte (Eloa). Gevraagd is voor hoeveel procent van de vastgestelde uitkeringen (uitgesplitst naar Ziektewet, Werkloosheidswet (WW) en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)) de uitkering automatisch is vastgesteld in elk van de laatste vijf kwartalen (inclusief vierde kwartaal 2009) en wat de gevolgen daarop zijn van de invoering van de Eloa. In de antwoorden gaan de bewindslieden uitgebreid in op de Eloa.

NTFR 2010/191 - UWV dient vaststellingsovereenkomst met fiscus met oog op brutering te volgen

ECLI:NL:HR:2010:BL0080, datum uitspraak 22-01-2010, publicatiedatum 22-01-2010
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende exploiteert een horecagelegenheid. Het vermoeden bestaat dat zij zwarte lonen heeft betaald. Het UWV heeft daarom correctienota’s opgelegd. Daarbij heeft het UWV de niet-aangegeven lonen direct gebruteerd. Met de Belastingdienst heeft belanghebbende nadien een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij het bedrag van de nageheven LB/PVV is verminderd. De CRvB heeft geoordeeld dat het UWV tot directe brutering heeft kunnen overgaan, aangezien de zwarte lonen zijn uitbetaald onder zodanige omstandigheden dat verhaal op de werknemers niet meer mogelijk is. De Hoge Raad acht dit oordeel cassatieproof. De CRvB heeft voorts geoordeeld dat het UWV niet gehouden was de vaststellingsovereenkomst te volgen. Dit oordeel houdt in cassatie geen stand. Indien tussen de werkgever en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst is gesloten omtrent het bedrag aan loonheffing dat tussen hen als wettelijk verschuldigd heeft te gelden, dient het UWV volgens de Hoge Raad met een dergelijke vaststellingsovereenkomst rekening te houden voor zover het gaat om de vaststelling van het bedrag dat met de brutering gemoeid is. Dat bedrag heeft immers te gelden als het bedrag van de wettelijk verschuldigde loonheffing dat de werkgever voor zijn rekening heeft genomen. Het is dan ook dat bedrag dat voor de heffing van premies werknemersverzekeringen als uitgangspunt dient te worden genomen bij de vaststelling van het gebruteerde loon.

NTFR 2010/196 - Geen inbrengvrijstelling bij cv-constructie

ECLI:NL:GHARN:2009:BK8679, datum uitspraak 22-12-2009, publicatiedatum 08-01-2010
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van dr. A. Rozendal
A bv, een failliete vennootschap, is eigenaar van een groot terrein. Dit terrein is verkocht aan derden. Om overdrachtsbelasting te besparen, is een constructie bedacht. De kopers en A bv richten een cv – belanghebbende – op, waarin het terrein wordt ingebracht. De deelname van A bv in de cv zou beperkt blijven tot maximaal drie maanden en bij het uittreden uit de cv zou aan A bv een vast bedrag vermeerderd met rente als uitkoopsom worden betaald. Aldus is geschied. Ter zake van de inbreng heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op de zogenoemde inbrengvrijstelling. De inspecteur heeft die aanspraak niet gehonoreerd. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting met boetebeschikking opgelegd.

NTFR 2010/201 - Schending inlichtingenplicht kan in bezwaar niet worden hersteld: omkering bewijslast (I)

ECLI:NL:GHARN:2009:BK8684, datum uitspraak 22-12-2009, publicatiedatum 08-01-2010
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Deze zaak hangt samen met de loonbelastingzaak Hof Arnhem 22 december 2009, nr. 06/00410, NTFR 2010/202. Belanghebbende, middellijk aandeelhoudster van een inmiddels failliete vennootschap die zich bezig hield met de verkoop van mozaïeksteentjes en de verhuur van een pand, heeft een zeer moeizame relatie met de fiscus. Na een zeer moeizaam verlopen boekenonderzoek heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende looninkomsten heeft verzwegen en ten onrechte hypotheekrenteaftrek en buitengewonelastenaftrek heeft geclaimd. Daarom heeft de inspecteur de onderhavige navorderingsaanslagen inkomstenbelasting met boetes aan belanghebbende opgelegd. Het hof stelt voorop dat de inspecteur voor de jaren 1997 en 1998 wel maar voor 1999 niet over een nieuw feit beschikt. Voorts oordeelt het hof dat belanghebbende niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Dit gebrek kan niet meer in de bezwaarfase worden geheeld. Ten overvloede overweegt het hof dat belanghebbende evenmin de vereiste aangifte heeft gedaan. Een en ander brengt mee dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Volgens het hof heeft de inspecteur, behoudens de zonder enige onderbouwing toegepaste correctie van de buitengewonelastenaftrek, een redelijke schatting gemaakt. Belanghebbende is niet erin geslaagd te voldoen aan de op haar rustende verzwaarde bewijslast. De via naheffing geheven loonbelasting wordt door het hof verrekend met de inkomstenbelasting. De opgelegde boetes worden door het hof in het kader van de straftoemeting gematigd en vanwege overschrijding van de redelijke termijn verder verminderd.

NTFR 2010/202 - Schending inlichtingenplicht kan in bezwaar niet worden geheeld: omkering bewijslast (II)

ECLI:NL:GHARN:2009:BK8683, datum uitspraak 22-12-2009, publicatiedatum 08-01-2010
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Deze zaak hangt samen met de inkomstenbelastingzaak Hof Arnhem 22 december 2009, nr. 06/00406. Belanghebbende, een inmiddels failliete vennootschap die zich bezighield met de verkoop van mozaïeksteentjes en de verhuur van een pand, en haar middellijke aandeelhoudster hebben een zeer moeizame relatie met de fiscus. Na een zeer moeizaam verlopen boekenonderzoek heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende winst heeft verzwegen en ten onrechte verschillende kostenposten heeft opgevoerd. Door verschillende privékosten van haar werkneemster/aandeelhoudster voor haar rekening te nemen, heeft belanghebbende in wezen zwarte loonbetalingen gedaan, aldus de inspecteur. Daarom heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag loonbelasting met boete aan belanghebbende opgelegd. Het hof stelt voorop dat belanghebbende niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Dit gebrek kan niet meer in de bezwaarfase worden geheeld. Daarom moet de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard. Volgens het hof is er sprake van een relatie werkgever-werknemer, zodat sprake is van loonbetalingen. Volgens het hof heeft de inspecteur een redelijke schatting gemaakt en is belanghebbende niet erin geslaagd te voldoen aan de op haar rustende verzwaarde bewijslast. De opgelegde boete van € 161.051 wordt door het hof in het kader van de straftoemeting verminderd tot € 100.000 en vanwege overschrijding van de redelijke termijn verder tot € 90.000.

NTFR 2010/205 - Wettelijke bepaling over berekeningswijze heffingsrente niet in strijd met EVRM

Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende heeft op 30 november 2006 zijn tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen vervreemd en daarmee een winst behaald van € 70.000.000. In verband met deze transactie heeft belanghebbende in december 2006 de inspecteur verzocht een voorlopige aanslag IB/PVV 2006 op te leggen. Op 9 februari 2007 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV 2006 opgelegd, waarbij € 449.871 aan heffingsrente in rekening is gebracht. De heffingsrente is, ingevolge art. 30f, lid 3, AWR (tekst 2006), berekend vanaf 1 juli 2006. Belanghebbende is het niet eens met de beschikking heffingsrente.

NTFR 2010/209 - Inwerkingtreding belastingverdragen met Bahrein en Qatar

Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010
Volgens het op 13 januari 2010 uitgegeven Trb. 2010, nr. 12, zijn de bepalingen van het nieuwe belastingverdrag met Bahrein op 24 december 2009 in werking getreden. Het nieuwe belastingverdrag met Qatar is volgens Trb. 2010, nr. 11 op 25 december 2009 in werking getreden. Naar wij begrijpen zullen de bepalingen van deze verdragen van toepassing zijn (op boekjaren) vanaf 1 januari 2010.

NTFR 2010/212 - Verkoop activa aan gelieerde vennootschap ten onrechte met omzetbelasting

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5881, datum uitspraak 24-11-2009, publicatiedatum 09-12-2009
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van drs. P.B.R. Thiemann
Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. Y, een aan belanghebbende gelieerde vennootschap, heeft op 24 juli 2001 activa aan belanghebbende verkocht en geleverd. De verkoop en overdracht geschiedden overeenkomstig art. 3:251, lid 2, BW en ter voorkoming van een openbare verkoop van de activa. Daarbij is omzetbelasting in rekening gebracht, die belanghebbende in aftrek heeft gebracht. Y heeft de in rekening gebrachte omzetbelasting aangegeven maar wegens betalingsonmacht niet voldaan. Op 23 juli 2001 heeft de curator in het faillissement van de dochtermaatschappij van Y onder meer alle activa aan belanghebbende verkocht en geleverd. Daarbij is op grond van art. 31 Wet OB 1968 geen omzetbelasting in rekening gebracht. De inspecteur heeft na een controle een naheffingsaanslag opgelegd. Volgens de rechtbank heeft belanghebbende geen recht op aftrek van omzetbelasting, omdat Y niet als ondernemer kan worden aangemerkt dan wel art. 31 Wet OB 1968 van toepassing is. De inspecteur heeft niet in strijd met de besluiten van 23 april 1986, nr. 286-1389 en 12 februari 2009, nr. CPP2009/263M, NTFR 2009/479 gehandeld door bij belanghebbende na te heffen.

NTFR 2010/213 - Toelichting Tabel I (6%)

Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 geschreven door mr. A.J. Blank
Dit besluit geeft een toelichting op de reikwijdte en toepassing van Tabel I bij de Wet OB 1968. In deze tabel zijn goederen en diensten opgenomen waarvoor het verlaagde omzetbelastingtarief geldt. In dit besluit worden onder meer de nieuwe tabelposten uit het Belastingplan 2010 toegelicht. Daarnaast zijn er diverse goedkeuringen in het besluit opgenomen.

NTFR 2010/214 - Prejudiciële vragen over vrijstelling van douanerechten voor chitosan met toevoegingen

ECLI:NL:HR:2009:BG9830, datum uitspraak 18-12-2009, publicatiedatum 18-12-2009
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. W.J. Benning
Belanghebbende, douane-expediteur, heeft een grondstof voor een afslankproduct die zij omschreef als ‘absorbital poeder' voor het vrije verkeer aangegeven en maakte daarbij aanspraak op een vrijstelling voor farmaceutische producten. Het ingevoerde product bestaat voor 96% uit chitosan, voor 3% uit ascorbinezuur en voor 1% uit wijnsteenzuur. De stof chitosan komt voor op de lijst van internationale generieke benamingen (INN) van de Wereldgezondheidsorganisatie. De gecombineerde nomenclatuur kent voor die stof een vrijstelling. De twee andere stoffen zijn toegevoegd om de houdbaarheid van de stof chitosan te bevorderen. De inspecteur is van mening dat het toevoegen van andere stoffen in de weg staat aan de toepassing van de vrijstelling. Hof Amsterdam (NTFR 2008/238) oordeelde dat de vrijstelling van toepassing is.

NTFR 2010/215 - Overeenkomst met gemeente staat in de weg aan heffing precariobelasting

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK7952, datum uitspraak 24-12-2009, publicatiedatum 30-12-2009
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van drs. Chr.J.M. Noordermeer Van Loo MRICS
Belanghebbende beheert het netwerk van energieleidingen. Voor werkzaamheden aan die leidingen en voor de opslag van materiaal heeft zij ongeveer 60 parkeerplaatsen afgezet. In een Precario-overeenkomst tussen de gemeente en belanghebbende is afgesproken dat voor de duur van deze overeenkomst belanghebbende geen precariobelasting verschuldigd zou zijn ter zake van de aanwezigheid en het gebruik van (delen van) het netwerk voor zover dit zich bevindt in, op, onder of boven gronden. In tegenstelling tot Rechtbank Utrecht is het hof van oordeel dat er in dit geval sprake is van onderhoud als bedoeld in de Precario-overeenkomst. Functioneel gezien is sprake van vervanging van de oude leiding op een andere plaats in de grond. De belemmering in de Precario-overeenkomst om tot heffing over te gaan is hierop van toepassing.

NTFR 2010/216 - Bevoegdheidsgebrek besluit legesheffing kan in bezwaar worden hersteld

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK6848, datum uitspraak 10-12-2009, publicatiedatum 16-12-2009
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft een bouwvergunning aangevraagd voor een aanbouw aan zijn woning. Met Rechtbank Utrecht is het hof van oordeel dat het primaire besluit tot heffen van leges onbevoegd is genomen door het college van burgemeester en wethouders. De bevoegdheid gemeentelijke belastingen te heffen geldt immers voor de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen. Doordat er in de bezwaarfase een heroverweging van het bestreden besluit plaatsvindt, kan het bevoegdheidsgebrek worden hersteld door de uitspraak op bezwaar te laten nemen door het bevoegde bestuursorgaan, namelijk de heffingsambtenaar. Belanghebbende heeft het bezwaar weliswaar ingediend bij het college, maar de omstandigheid dat aan belanghebbende geen mededeling is gedaan dat het bezwaarschrift ter behandeling in handen van de heffingsambtenaar is gesteld, levert geen aanwijzing op dat de beslissing op het bezwaar niet door de heffingsambtenaar is genomen. Voorts oordeelt het hof dat de rechter niet bevoegd is te oordelen over het beroep van belanghebbende op de hardheidsclausule. Ten slotte is niet gesteld of gebleken dat de geraamde baten van de bouwleges de geraamde lasten overtreffen.

NTFR 2010/217 - Na verwijzing: baatbelasting Geleen onverbindend

ECLI:NL:GHARN:2009:BK9227, datum uitspraak 29-12-2009, publicatiedatum 14-01-2010
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 8 augustus 2008, nr. 42.972, NTFR 2008/1655. Belanghebbende is aangeslagen in de baatbelasting van de (toenmalige) gemeente Geleen. Hof Den Bosch 20 december 2005, 99/00206, NTFR 2006/177, heeft die aanslag vernietigd, omdat het Bekostigingsbesluit niet zou voldoen aan de wettelijke eis dat de ‘aan de voorzieningen verbonden lasten' uit het bekostigingsbesluit moeten blijken. Volgens de Hoge Raad was dat oordeel onjuist. Daarom casseerde de Hoge Raad de hofuitspraak en verwees de zaak naar Hof Arnhem.

NTFR 2010/218 - Leges vrijstellingsprocedure ten onrechte in rekening gebracht

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5929, datum uitspraak 30-11-2009, publicatiedatum 16-12-2009
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. H. de Jong
Belanghebbende heeft in 2006 een aanvraag ingediend tot vrijstelling van het bestemmingsplan met betrekking tot de vestiging van een voedingsadviesbureau/bewegingsstudio. In verband hiermee is belanghebbende in totaal € 3.890,72 aan leges in rekening gebracht, daaronder begrepen € 3.500,72 voor het volgen van de vrijstellingsprocedure.

NTFR 2010/223 - Verzoek verrekening belastingschulden is geen melding van betalingsonmacht

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6797, datum uitspraak 09-12-2009, publicatiedatum 06-01-2010
Aflevering 4, gepubliceerd op 28-01-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor een aantal aan een vennootschap opgelegde naheffingsaanslagen loonbelasting. Belanghebbende heeft een verzoek gedaan om teruggaven IB/PVV te verrekenen met een openstaande belastingschuld van de vennootschap. De rechtbank oordeelt dat dit verzoek niet als een melding van betalingsonmacht kan worden aangemerkt. In het verzoek is namelijk niets gesteld omtrent de betalingscapaciteit van, of betalingsmoeilijkheden bij, de vennootschap. Belanghebbende heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de ontvanger op een zodanig tijdstip op de hoogte was van de betalingsonmacht van de vennootschap. De betalingsonmacht bij de dochtermaatschappijen brengt niet mee dat de ontvanger op de hoogte was van de betalingsonmacht bij de vennootschap. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vennootschap uitsluitend werkzaamheden voor haar dochtermaatschappijen verrichtte en dat haar enige inkomstenbron bestond uit de overeengekomen managementfee. De rechtbank beslist vervolgens nog dat de aansprakelijkstelling voor een aantal naheffingsaanslagen ten onrechte is, omdat er nog recht op uitstel van betaling bestond alsmede de betalingstermijn van een van de naheffingsaanslagen nog niet was verstreken.