NTFR 2015/3230 - Inspecteur maakt hogere waarde van jachthaven voor de overdrachtsbelasting niet aannemelijk
ECLI:NL:HR:2015:3591, datum uitspraak 18-12-2015, publicatiedatum 18-12-2015
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2015 Belanghebbende heeft in oktober 2010 een jachthaven met overdekte en buiten ligplaatsen gekocht inclusief ondergrond, water erf en toebehoren voor € 430.000 van I bv. Belanghebbende houdt middellijk alle aandelen van I bv. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting overgelegd van € 49.200, naar een heffingsmaatstaf van € 1.250.000. Deze waarde is gelijk aan de door de rijkstaxateurs getaxeerde waarde. Voorafgaand aan de koop is de onroerende zaak, in opdracht van belanghebbende, tweemaal getaxeerd voor respectievelijk € 450.000 en € 430.000. In 2012 is de onroerende zaak, eveneens in opdracht van belanghebbende, getaxeerd voor € 475.000. Rechtbank Noord-Nederland 17 oktober 2013, nr. 12/2754 (NTFR 2013/2478) heeft het beroep gegrond verklaard en de heffingsmaatstaf vastgesteld op € 600.000. In hoger beroep heeft de inspecteur, op basis van het door hem overgelegde taxatierapport primair een waarde van € 1.210.000 bepleit. In hoger beroep is naar voren gekomen dat de in het taxatierapport van de inspecteur opgenomen referentieobjecten op diverse punten verschillen van de onroerende zaak en dat bij de taxatie maar beperkt rekening is gehouden met de staat van onderhoud van de onroerende zaak. Hof Arnhem-Leeuwarden (10 februari 2015, nrs. 13/01194 en 13/01225, NTFR 2015/1301) is daarom tot het oordeel gekomen dat de opgevoerde referentieobjecten ongeschikt zijn voor de onderbouwing van de waarde, zodat alle hierop gebaseerde berekeningsmethoden de door de inspecteur gestelde waarde niet aannemelijk maken. De inspecteur maakt evenmin een lagere subsidiair bepleite waarde aannemelijk, aan de hand van indexering van de koopsom van de onroerende zaak uit 1987. Nu de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van het vastgoed in het economische verkeer afwijkt van de tegenprestatie, heeft de inspecteur niet aan zijn bewijslast voldaan en dient voor de heffing van overdrachtsbelasting te worden uitgegaan van de feitelijk overeengekomen tegenprestatie.