Aflevering 25

Gepubliceerd op 22 juni 2017

NTFR 2017/1484 - Het trawlerarrest in reverse?

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 geschreven door prof. dr. H. Vermeulen
In het zogenoemde trawlerarrestHR 25 maart 1998, nr. 32.945, BNB 1998/193. gaf de Hoge Raad in het kader van het leerstuk van de herinvesteringsreserve een bijzondere uitleg aan het begrip kwalificerende herinvestering.Het ging in deze zaak eigenlijk om de toepassing van de vervangingsreserve. Dit leerstuk heeft zijn werking onder het leerstuk van de herinvesteringsreserve behouden. Er was een samenloop van de leerstukken herinvesteringsreserve en fiscale eenheid. De belastingplichtige kocht het vervangende bedrijfsmiddel niet rechtstreeks, maar op indirecte wijze. Het vervangende bedrijfsmiddel werd eerst gehuurd van een derde, waarna de aandelen in de verhuurder werden gekocht. Vervolgens vormden de belastingplichtige en de verhuurder een fiscale eenheid en boekte de belastingplichtige de herinvesteringsreserve af op het voorheen gehuurde bedrijfsmiddel. De Hoge Raad sanctioneerde deze handelwijze. In een thans lopende procedure draait het om een variant van dit leerstuk in een geval waarin er eveneens een samenloop is van de herinvesteringsreserve en fiscale eenheid en er bovendien een verhuur is. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft een opmerkelijke uitspraak gedaan, die ik in deze opinie belicht.Hof Arnhem-Leeuwarden 10 januari 2017, nr. 16/00120, NTFR 2017/400, met commentaar van Bruins Slot.

NTFR 2017/1493 - Toetsing of beroepsopleiding voldoet aan WEB komt toe aan onderwijsinspecteur

ECLI:NL:PHR:2017:372, datum uitspraak 20-04-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met het vervaardigen van deuren, ramen en kozijnen van hout, het drijven van een timmerfabriek en het verhandelen van de producten uit deze timmerfabriek. Belanghebbende heeft in 2012 en 2013 afdrachtvermindering onderwijs toegepast wegens het door medewerkers volgen van de deelkwalificaties Ondersteunende vorming.

NTFR 2017/1494 - Reparatiemaatregel van demissionair minister Asscher ten aanzien van sectorindeling uitzendbedrijven leidt tot kritiek

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017
Demissionair minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de regel afgeschaft op basis waarvan uitzendbureaus en andere uitleners van arbeidskrachten werden ingedeeld in een andere sector dan de sector voor uitzendbedrijven (sector 52). De Volkskrant van 12 juni 2017 meldt dat deze reparatie van minister Asscher uitzendbureaus zwaar op de maag valt. Men voelt zich overvallen en mist discussie en afweging. Verder is de kritiek dat doordat alleen nieuwe gevallen onder de nieuwe regels vallen de minister de oneerlijke concurrentie tussen uitzendbureaus vergroot.

NTFR 2017/1495 - Tweede Kamervragen beantwoord over de verplichting om aftrekposten op te voeren

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Tweede Kamervragen beantwoord over de vraag of de wet verplicht tot het aftrekken van onder meer hypotheekrente. De vragen zijn gesteld in verband met het effect dat bij een relatief lage eigenwoningschuld een netto bijtelling kan voorkomen terwijl dat bij een volledig afgeloste hypotheek door de werking van de Wet Hillen niet het geval is. Dit effect zou men kunnen voorkomen door de eigenwoningrente niet in aftrek te brengen. De staatssecretaris meldt echter dat deze keuze niet bestaat. Men is verplicht om de aangifte juist en volledig in te vullen, dus niet alleen met de positieve inkomensbestanddelen, maar ook met aftrekbare kosten en de persoonsgebonden aftrek.

NTFR 2017/1496 - Tweede Kamervragen beantwoord over het aanmerken van letselschadevergoedingen als vermogen

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft Tweede Kamervragen beantwoord over de belastingheffing over letselschadevergoedingen. De reden voor de vragen is hetzelfde televisieprogramma dat eerder aanleiding was voor Kamervragen (NTFR 2017/1166); de vragen zijn bedoeld als aanvulling op eerdere Kamervragen over het buiten de heffing laten van letselschadevergoedingen (NTFR 2017/1024). De staatssecretaris gaat in zijn beantwoording onder meer in op het als vermogen belasten van letselschadevergoedingen, op de gevolgen voor inkomensafhankelijke bijdragen en op de gevolgen voor de inkomensafhankelijke huurverhoging. Desgevraagd meldt hij dat hij geen aanleiding ziet een uitzondering te maken voor letselschadevergoedingen.

NTFR 2017/1497 - Ministeriële regeling inzake maximering aftrek extra uitgaven voor kleding en beddengoed is verbindend

ECLI:NL:HR:2017:966, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
De echtgenote van belanghebbende heeft een ziekte. In verband hiermee heeft belanghebbende een bedrag van € 1.775 als extra uitgaven voor kleding en beddengoed in aftrek gebracht. Overeenkomstig de forfaitaire norm van art. 38 Uitv.reg. IB 2001 heeft de inspecteur slechts een bedrag van € 775 in aftrek toegestaan. Hof Arnhem-Leeuwarden (9 augustus 2016, nr. 15/01441, NTFR 2016/2316) heeft geoordeeld dat de minister met de in art. 38 Uitv.reg. IB 2001 vermelde normering van € 775 buiten de hem door de formele wetgever gedelegeerde bevoegdheid is getreden. Het hof heeft daarom die regeling onverbindend geacht. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis concludeert de Hoge Raad dat de wetgever een genormeerde aftrek voor ogen heeft gehad. Met art. 38 Uitv.reg. IB 2001 is de art. 6.17 IB 2001 gegeven bevoegdheid dus niet overschreden. Terecht is slechts een bedrag van € 775 in aftrek toegestaan.

NTFR 2017/1500 - Geen aftrek specifieke zorgkosten voor kappersbehandelingen in verband met haarverlies

ECLI:NL:HR:2017:1101, datum uitspraak 16-06-2017, publicatiedatum 16-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017
Belanghebbende lijdt aan de aandoening alopecia androgenetica (‘haarverlies volgens het vrouwelijk patroon’). Belanghebbende heeft meerdere behandelingen ondergaan bij een kapper. Bij de behandelingen werden haarstukken bevestigd. Naast de behandelingen moest zij producten kopen voor de haarstukken en heeft zij kosten moeten maken voor openbaar vervoer. Deze kosten heeft belanghebbende in de aangifte IB/PVV 2011 in aftrek gebracht. Hof Amsterdam (16 augustus 2016, nr. 15/00821, NTFR 2016/2489) heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de behandelingen bij de kapper zijn voorgeschreven door een arts dan wel onder begeleiding van een arts hebben plaatsgevonden. Het hof heeft daarbij belang gehecht aan de omstandigheid dat de dermatoloog het advies heeft gegeven om lokaal het middel minoxidil-lotion te gebruiken en het gebruik van de Diane-pil te overwegen, en dat belanghebbende er kennelijk voor heeft gekozen het advies niet op te volgen en de hiervoor genoemde behandelingen te ondergaan.

NTFR 2017/1506 - Wallenborn: beëindiging douaneregeling in vrije zone leidt niet tot btw-heffing

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. G. van Dam
Wallenborn vervoert goederen die na binnenkomst in Duitsland onder een regeling extern communautair douanevervoer zijn geplaatst. Wallenborn heeft de goederen vervoerd naar een onderneming in de vrijhaven van Hamburg, waarvoor de goederen bestemd waren. De goederen zijn in de vrijhaven gelost na verbreking van de douaneverzegeling, zonder dat zij bij het douanekantoor van bestemming zijn aangebracht. Na enkele dagen zijn de goederen per boot naar Finland vervoerd, waar zij na plaatsing onder de regeling douane-entrepot naar Rusland zijn vervoerd. De verwijzende Duitse rechter vraagt zich in feite af of de Btw-richtlijn van toepassing is nu Duitsland in zijn btw-wetgeving heeft bepaald dat vrije zones geen onderdeel zijn van zijn grondgebied. Indien de Btw-richtlijn van toepassing is, vraagt de verwijzende rechter zich af of er btw ter zake van invoer is verschuldigd bij het onttrekken van goederen aan een douaneregeling in een vrijhaven.

NTFR 2017/1508 - Herziening op kostbare diensten

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 geschreven door drs. M.J.M.A. Toet FB
Het Ministerie van Financiën heeft een internetconsultatie geopend over de voorgenomen uitbreiding van de herzieningsregels voor zogenoemde kostbare diensten. Onder de kostbare diensten worden in dit verband diensten verstaan die aan een ondernemer worden verricht en door die ondernemer over langere tijd binnen zijn onderneming worden gebruikt. Deze diensten worden doorgaans op de balans geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven. Daardoor vertonen deze diensten dezelfde kenmerken als investeringsgoederen binnen de onderneming. Het voornemen bestaat om per 1 januari 2018 herziening op kostbare diensten in te voeren.

NTFR 2017/1509 - Aanpak btw-(carrousel)fraude met telecommunicatiediensten

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 geschreven door mr. A.J. Blank
De staatssecretaris van Financiën is van plan om btw-carrouselfraude bij telecommunicatiediensten aan te pakken door het invoeren van een verplichte verleggingsregeling. Daartoe zal de regelgeving worden aangepast. Vooruitlopend daarop heeft de staatssecretaris een beleidsbesluit gepubliceerd waarin hij goedkeuring geeft om de heffing van btw te laten plaatsvinden met toepassing van de verleggingsregeling op het in Nederland verrichten van telecommunicatiediensten tussen ondernemers.

NTFR 2017/1510 - Voormalige ondernemer levert geen bewijs voor aftrekrecht omzetbelasting

ECLI:NL:HR:2017:1102, datum uitspraak 16-06-2017, publicatiedatum 16-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017
Belanghebbende heeft verschillende ondernemingen gedreven, waaronder een taxibedrijf. Belanghebbende is in een juridische procedure verwikkeld geweest waarvoor hij advocaatkosten heeft gemaakt. In de in geschil zijnde tijdvakken heeft belanghebbende verschillende bedragen aan omzetbelasting in aftrek gebracht. Volgens de inspecteur is dat niet terecht. Daarom heeft hij nageheven met vergrijpboeten van per saldo 10%. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (30 augustus 2016, nrs. 15/01402 t/m 15/01405, NTFR 2016/2459) is dit terecht. Belanghebbende heeft volgens het hof namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij recht had op aftrek van de voorbelasting. Facturen waaruit blijkt dat in de betreffende tijdvakken voorbelasting aan hem in rekening is gebracht tot de bedragen die door hem in aftrek zijn gebracht, zijn niet door belanghebbende overgelegd. De omzetbelasting ter zake van de advocaatkosten die in eerdere jaren reeds in aftrek is gebracht, kan in onderhavige tijdvakken niet nogmaals in aftrek worden gebracht. Met betrekking tot de vergrijpboeten acht het hof grove schuld aan de zijde van belanghebbende aanwezig. De opgelegde boeten van 10% acht het hof passend en geboden.

NTFR 2017/1514 - Originele handtekening is niet vereist voor toereikende machtiging

ECLI:NL:HR:2017:957, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. drs. B.J.E. Lodder
Inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft een persoon op naam van belanghebbende beroep ingesteld. Volgens Rechtbank Overijssel (24 januari 2017, nr. 16/909) was de overgelegde volmacht echter niet toereikend. Het betrof een foto van een volmacht. De rechtbank heeft verzocht om een nieuwe machtiging, die is voorzien van een originele handtekening (geen scan en geen kopie) van belanghebbende. Hieraan is niet voldaan. Daarom is het beroep door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard en het daartegen gedane verzet ongegrond. Volgens de Hoge Raad heeft de rechtbank echter niet juist gehandeld. Art. 8:24 Awb noch enige andere rechtsregel eist namelijk dat een overgelegde schriftelijke machtiging dient te zijn voorzien van een originele, met pen geplaatste, handtekening. De omstandigheid dat de verstrekte ondertekende machtiging een foto is van een origineel is op zichzelf geen grond om aan de geldigheid daarvan te twijfelen.

NTFR 2017/1518 - Massaal bezwaar bij OB privégebruik auto

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 geschreven door mr. M.H.W.N. Lammers
Bij de Belastingdienst zijn sinds 2011 zo’n twee miljoen bezwaarschriften binnengekomen over de heffing van omzetbelasting bij privégebruik van de auto van de zaak. Vier van deze bezwaarschriften worden uitgeprocedeerd tot aan de Hoge Raad. Om de behandeling van de overige bezwaarschriften behapbaar te houden, heeft de staatssecretaris ervoor gekozen om deze bezwaarschriften als massaal bezwaar aan te merken. Als iemand bezwaar heeft gemaakt tegen de omzetbelasting voor het privégebruik van de auto van de zaak, dan valt dit bezwaarschrift onder het besluit als er wordt voldaan aan de volgende vier voorwaarden: (i) het gaat in het bezwaar om één of meer van de vragen over de omzetbelastingheffing over het privégebruik auto; (ii) er is bezwaar gemaakt uiterlijk op de dag voordat de Belastingdienst de collectieve uitspraak op bezwaar neemt; (iii) er is op tijd bezwaar gemaakt; (iv) de Belastingdienst heeft nog geen uitspraak op het bezwaarschrift gedaan.

NTFR 2017/1520 - Met overleggen stukken aan FIOD is niet voldaan aan verzoek inspecteur om overleggen stukken

ECLI:NL:HR:2017:1100, datum uitspraak 16-06-2017, publicatiedatum 16-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag accijns opgelegd. Tijdens het hoger beroep brengt belanghebbende vóór het onderzoek ter zitting nadere stukken in. Belanghebbende heeft deze stukken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek in 2009 al aan de FIOD verstrekt. Hof Den Bosch (19 november 2015, NTFR 2016/462) heeft geen grond gezien de ingediende stukken buiten beschouwing te laten nu deze binnen de in art. 8:58 Awb genoemde termijn zijn ingediend en de inspecteur daar ook uitgebreid in zijn pleitnota op is ingegaan. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft het hof als voorlopig oordeel gegeven dat belanghebbende de betreffende stukken reeds in de bezwaarfase had moeten overleggen, omdat de inspecteur in 2010 in een brief op grond van art. 48 AWR stukken had gevorderd. Overlegging in 2009 aan de FIOD impliceert niet dat de inspecteur over die stukken beschikte. Het hof heeft belanghebbende daarop tijdens het onderzoek ter zitting als voorlopig oordeel voorgehouden dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Uiteindelijk komt het in de uitspraak niet tot omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat de Hoge Raad na het onderzoek ter zitting een arrest heeft gewezen (HR 2 oktober 2015, nr. 14/02811, NTFR 2015/2710) waaruit volgt dat de inspecteur dan een informatiebeschikking had moeten geven. Het hof oordeelt voorts dat belanghebbende niet het bewijs heeft geleverd dat geen onregelmatigheid is begaan en evenmin dat de onregelmatigheid buiten Nederland is begaan. Het gelijk is aan de inspecteur.

NTFR 2017/1523 - Standstillbepaling van toepassing op Amerikaanse beleggingsrekening

ECLI:NL:HR:2017:963, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende had van 1998 t/m 2008 twee effectenrekeningen in de VS waarop hij dividenden en rente heeft ontvangen. Bij de onderhavige navorderingsaanslag heeft de inspecteur over een reeks jaren IB en VB van belanghebbende nagevorderd. In geschil is of de zogenoemde standstillbepaling van toepassing is. Onder verwijzing naar HvJ 15 februari 2017, zaak C-317/15 (X), NTFR 2017/637 beantwoordt de Hoge Raad die vraag bevestigend. Dit betekent dat de mate van voortvarendheid waarmee de inspecteur te werk is gegaan niet van belang is bij de beantwoording van de vraag of navordering hier verenigbaar is met het recht van de EU.

NTFR 2017/1524 - Standstillbepaling van toepassing op Zwitserse bankrekeningen

ECLI:NL:HR:2017:962, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende had een aantal bankrekeningen in Zwitserland. Bij de onderhavige navorderingsaanslag heeft de inspecteur over een reeks jaren IB en VB van belanghebbende nagevorderd. In geschil is of de zogenoemde standstillbepaling van toepassing is. Onder verwijzing naar HvJ 15 februari 2017 , zaak C-317/15 (X), NTFR 2017/637 beantwoordt de Hoge Raad die vraag bevestigend.

NTFR 2017/1525 - Standstillbepaling van toepassing op Zwitserse bankrekening; niet voortvarende navordering geen grond voor vernietiging

ECLI:NL:HR:2017:960, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Erflater beschikte van 1998 t/m 2005 over een bankrekening bij de ABN AMRO in Zwitserland, waarop hij dividenden en rente heeft ontvangen. De onderhavige navorderingsaanslagen hebben daarop betrekking. In geschil is of de standstillbepaling van toepassing is. De Hoge Raad beantwoordt die vraag, onder verwijzing naar HvJ 15 februari 2017, zaak C-317/15 (X), NTFR 2017/637, bevestigend. De omstandigheid dat de inspecteur een navorderingsaanslag niet voortvarend heeft opgelegd, brengt niet mee dat de wettelijke bevoegdheid tot navordering vervalt. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel of zorgvuldigheidsbeginsel is geen sprake. Wanneer de inspecteur de wettelijk verschuldigde belasting navordert binnen de twaalfjaarstermijn is er evenmin sprake van een buitensporige last in de zin van art. 1 EP (bij het EVRM), ook al is hij daarbij niet voortvarend te werk gegaan.

NTFR 2017/1526 - Standstillbepaling van toepassing op Zuid-Afrikaanse bankrekeningen

ECLI:NL:HR:2017:961, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende had een aantal bankrekeningen in Zwitserland en in Zuid-Afrika. Bij de onderhavige navorderingsaanslag heeft de inspecteur over een reeks jaren IB en VB van belanghebbende nagevorderd. In geschil is of de zogenoemde standstillbepaling van toepassing is. Onder verwijzing naar HvJ 15 februari 2017, zaak C-317/15 (X), NTFR 2017/637 beantwoordt de Hoge Raad die vraag bevestigend.

NTFR 2017/1527 - Standstillbepaling van toepassing op Zwitserse en Luxemburgse bankrekeningen; niet voortvarende navordering vormt geen buitensporige last

ECLI:NL:HR:2017:843, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende beschikte van 1998 t/m 2006 over voor de fiscus verzwegen buitenlandse bankrekeningen in Zwitserland en Luxemburg. De inspecteur heeft – deels met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn – navorderingsaanslagen opgelegd. De kern van het geschil ziet op de vraag of de regeling van de verlengde navorderingstermijn (art. 16, lid 4, AWR) een beperking is die Nederland mag handhaven in relatie tot het vrije kapitaalverkeer met derde landen op grond van de standstillbepaling. Na het stellen van prejudiciële vragen door de Hoge Raad (HR 10 april 2015, nr. 14/00528, NTFR 2015/1318) en beantwoording ervan door het HvJ (15 februari 2017, zaak C-317/15 (X), NTFR 2017/637) wijst de Hoge Raad thans eindarrest. De standstillbepaling is van toepassing, zo concludeert de Hoge Raad. De omstandigheid dat de inspecteur een navorderingsaanslag niet voortvarend heeft opgelegd, brengt niet mee dat de wettelijke bevoegdheid tot navordering vervalt. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel is geen sprake. Wanneer de inspecteur de wettelijk verschuldigde belasting navordert binnen de twaalfjaarstermijn is er evenmin sprake van een buitensporige last in de zin van art. 1 EP (bij het EVRM), ook al is hij daarbij niet voortvarend te werk gegaan.

NTFR 2017/1529 - Debat over belastingafspraken met multinationals

Aflevering 25, gepubliceerd op 22-06-2017 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
Op 1 juni heeft de Tweede Kamer plenair gedebatteerd over belastingafspraken met multinationals. In dat debat is met name gesproken over de APA/ATR-praktijk. De staatssecretaris heeft in het debat toegezegd om voortaan een jaarverslag te maken over deze praktijk, met daarin allereerst bestuurlijke informatie, zoals organisatorische aspecten en de aantallen per type ruling. Er is ook gesproken over informeelkapitaalrulings en over het plan van de staatssecretaris om een onderzoekscommissie in te stellen, bestaande uit fiscalisten van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst, die jaarlijks steekproefsgewijs de rulingpraktijk onderzoekt en daarover aan de Kamer rapporteert. De Kamer heeft vervolgens op 6 juni een aantal moties aangenomen, onder andere over de samenstelling van voornoemde onderzoekscommissie, het niet langer afgeven van rulings aan bedrijven die op een sanctielijst staan en het met het financieren van belastingadvies voor buitenlandse bedrijven.