Aflevering 41

Gepubliceerd op 11 oktober 2018

NTFR 2018/2292 - Geen afschaffing van de consolidatie in de fiscale eenheid (VPB)

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018 geschreven door prof. dr. J.N. Bouwman
Het zal de lezer niet zijn ontgaan dat het regime van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting onder grote druk is komen te staan. Door HvJ 22 februari 2018, zaken C-398/16 en C-399/16,NTFR 2018/563, dat prejudiciële vragen beantwoordde van de Nederlandse Hoge Raad, is duidelijk dat de voordelen van dit regime niet uitsluitend mogen worden gereserveerd voor binnenlandse concernverhoudingen. Ook in grensoverschrijdende verhoudingen binnen Europa bestaat op grond van de vrijheid van vestiging van het VWEU aanspraak op deze voordelen, aldus het arrest, tenzij er een rechtvaardigingsgrond bestaat om een voordeel niet te hoeven toekennen. Het per voordeel toetsen of dit ook moet worden toegekend in de hiervoor bedoelde grensoverschrijdende verhoudingen wordt de per-elementbenadering genoemd. De Nederlandse staatssecretaris van Financiën had op 25 oktober 2017 al laten weten dat hij met deze zogenoemde per-elementbenadering niet kan leven en dat hij – mocht het HvJ deze toch omarmen – met een spoedreparatie zou komen die het voor belastingplichtigen positieve effect van deze benadering weer ongedaan zou maken.Brief van 25 oktober 2017, nr. 2017-0000204271, NTFR 2017/2786. Praktisch gesproken komt de spoedreparatie erop neer dat het negatieve effect van een aantal wetsartikelen dat door het aangaan van een fiscale eenheid kon worden vermeden in binnenlandse situaties nu ook in die situaties gaat optreden. Dit wordt bereikt door deze artikelen van toepassing te verklaren onder het negeren van het bestaan van de fiscale eenheid. Op deze manier wordt getracht verschil in behandeling tussen binnenlands en grensoverschrijdend werkzame concerns op een aantal punten te voorkomen. Bovendien kondigde hij aan dat het van toepassing verklaren van de ‘per-elementbenadering’ zou moeten leiden tot een fundamentele bezinning op het regime van de fiscale eenheid om zo tot een toekomstbestendige concernregeling te komen. Over het laatste gaat deze Opinie.

NTFR 2018/2293 - Het Register Belastingadviseurs is kritisch over het Pakket Belastingplan 2019

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018
Het Register Belastingadviseurs (het RB) heeft kritisch gereageerd op het Pakket Belastingplan 2019. In het persbericht van het RB van 4 oktober 2018 wordt gesteld dat maatregelen als het tegengaan van lenen van de bv en de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling de praktijk bepaald niet ten goede komen. Ook maken bepaalde plannen inbreuk op fiscale rechtsbeginselen wat de gedachte oproept of het tijd wordt voor een grondige herziening van het belastingstelsel, volgens het RB. In een aantal notities gaat het RB specifieker in op de diverse maatregelen per wetsvoorstel.

NTFR 2018/2294 - Prejudiciële beslissing Hoge Raad: belastingrechter moet uitgaan van verbindendheid van A1-verklaring, ongeacht of die onherroepelijk vaststaat

ECLI:NL:HR:2018:1725, datum uitspraak 05-10-2018, publicatiedatum 05-10-2018
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018 met annotatie van mr. J.D. Schouten
In een zaak van een Rijnvarende binnenvaartschipper heeft Hof Den Bosch (19 april 2018, nr. 16/03797, NTFR 2018/1312) een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad verlangd over de vraag welke betekenis een door de SVB verstrekte verklaring als bedoeld in art. 19 van Verordening 987/2009 heeft voor de heffing van premie voor de Nederlandse sociale verzekeringen. De betreffende prejudiciële vragen luiden als volgt:

NTFR 2018/2295 - Kosten voor vlieguren, cursus Duits en medische keuring zijn niet aftrekbaar als scholingsuitgaven (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:1868, datum uitspraak 05-10-2018, publicatiedatum 05-10-2018
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018
Belanghebbende heeft een beroepsopleiding tot verkeersvlieger vóór het jaar 2012 met goed gevolg afgerond. Tot in het jaar 2012 heeft belanghebbende geen baan kunnen vinden als verkeersvlieger. Om zijn vliegbrevet geldig te houden, heeft belanghebbende in het jaar 2012 kosten gemaakt, waaronder kosten voor het maken van vlieguren, kosten voor een cursus Duits en kosten voor een medische test. In de aangifte IB/PVV 2012 heeft belanghebbende deze kosten in aftrek gebracht als studiekosten. Het hof (Hof Amsterdam 22 februari 2018, nr. 17/00038, NTFR 2018/858) acht de kosten voor de vlieguren niet aftrekbaar aangezien niet is gebleken van toezicht of begeleiding door een deskundige derde bij het praktijkvliegen dan wel het bestuderen van de betreffende theorie. Tijdens het onderhavige vliegen was er geen toezicht op de piloot (belanghebbende). De kosten voor de cursus Duits acht het hof ook niet aftrekbaar. Het betreft een cursus die de kennis en vaardigheden van het algemene Duits verbreedt c.q. verdiept zonder dat die cursus zich nader richt op specifieke, technische terminologie zoals te doen gebruikelijk in het beroep van piloot. Ten slotte wijst het hof ook de aftrek van de kosten voor de medische test af, omdat niet is gebleken dat deze keuring ertoe dient om de kennis en vaardigheden van belanghebbende op peil te houden, maar tot doel heeft om diens lichamelijke conditie te testen als zijnde geschikt voor de functie van piloot.

NTFR 2018/2296 - Levering van bouwterrein belast met omzetbelasting

ECLI:NL:HR:2018:1866, datum uitspraak 05-10-2018, publicatiedatum 05-10-2018
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018 met annotatie van drs. R. van Haperen
Belanghebbende heeft in januari 2007 een bedrijfspand gekocht. Verkoper en belanghebbende zijn bij die overeenkomst uitgegaan van een van omzetbelasting vrijgestelde levering. In juli 2007 zijn zij nader overeengekomen dat de verkoper meewerkt aan de sloop van het bedrijfspand voor rekening van belanghebbende, alsmede aan het aanvragen van een sloopvergunning en een bouwvergunning. Ten tijde van de levering, op 1 oktober 2007, was het bedrijfspand door de verkoper gesloopt met uitzondering van het in de nieuwbouw te integreren gedeelte van de oude voorgevel, en was de fundering voor de nieuwbouw aangebracht. Hof Arnhem-Leeuwarden (3 augustus 2016, nr. 15/00208, NTFR 2016/2322) heeft geoordeeld dat de levering is vrijgesteld van overdrachtsbelasting, omdat de verkoper op 1 oktober 2007 een nieuw vervaardigd goed heeft geleverd en die levering van rechtswege belast is met omzetbelasting. De Hoge Raad vernietigt dit hofoordeel. De beoordeling van hetgeen is geleverd, moet niet gebeuren aan de hand van het eindresultaat van alle op 1 oktober 2007 verrichte en nog te verrichten werkzaamheden aan het oude bedrijfspand en de nieuwbouw. Bij die beoordeling had het hof ook in aanmerking moeten nemen in hoeverre de sloop- en vernieuwbouwwerkzaamheden door of voor rekening van de verkoper zijn verricht. Nu het hof dit heeft nagelaten, volgt vernietiging van de hofuitspraak. Als na verwijzing komt vast te staan dat de sloop- en verbouwingswerkzaamheden die zijn verricht tot de levering op 1 oktober 2007, behoren tot de door de verkoper jegens belanghebbende overeengekomen prestatie, dan is geen andere conclusie mogelijk dan dat ten tijde van de levering het oude bedrijfspand nagenoeg geheel was gesloopt. Het op 1 oktober 2007 aan belanghebbende geleverde kon uitsluitend dienen als basis voor een nieuw te vervaardigen onroerende zaak. Onder die omstandigheden is sprake van een levering die is uitgezonderd van de vrijstelling van omzetbelasting.

NTFR 2018/2298 - Gamesa: recht op aftrek voor intracommunautaire verwerving door 'inactieve' belastingplichtige

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Gamesa – gevestigd in Roemenië – houdt zich bezig met de montage, de installatie en het onderhoud van windmolenparken. In het kader van die activiteit heeft Gamesa goederen en diensten afgenomen van leveranciers uit Roemenië en andere EU-lidstaten. Gamesa heeft de btw ter zake van deze verwervingen in aftrek gebracht. Van 7 oktober 2010 tot 24 mei 2011 werd Gamesa als ‘inactieve’ belastingplichtige beschouwd omdat zij haar aangifteverplichtingen niet was nagekomen. De Roemeense fiscus legt een naheffing op voor de aftrek van btw op de verwervingen in de periode waarin Gamesa een ‘inactieve’ belastingplichtige was. De verwijzende rechter vraagt zich af of de voornoemde aftrek van btw aan Gamesa geweigerd kan worden.

NTFR 2018/2303 - Beantwoording Kamervragen over kinderopvangtoeslag-casus 'Geen powerplay maar fair play'

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018 geschreven door mr. dr. E.A.M. Huiskers
Tijdens het debat over de kinderopvangtoeslag-casus ‘Geen powerplay maar fair play’ op 4 september 2018 heeft de Tweede Kamer staatssecretaris Snel van Financiën verzocht om acht – bij brieven van 30 augustus en 4 september 2018 (NTFR 2018/2209) – in vertrouwen ter inzage toegestuurde documenten alsnog openbaar te maken. Hoewel de aard van de documenten zich volgens de staatssecretaris verzet tegen openbaarmaking, komt hij bij brief van 11 september 2018 (gedeeltelijk) aan het verzoek tegemoet, door – voor zover het inspectie-, controle- en toezichtkarakter dat toelaat – een beschrijving van de informatie uit de documenten te geven. Met deze beschrijving geeft de staatssecretaris aanvullend inzicht in de inhoud van de zaak en de gehanteerde werkprocessen:

NTFR 2018/2304 - Bezwaar tegen aangiften zonder voldoening van kansspelbelasting terecht niet-ontvankelijk verklaard I (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:1849, datum uitspraak 05-10-2018, publicatiedatum 05-10-2018
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018
Belanghebbende, een exploitant van kansspelen, heeft herhaaldelijk op de dag van indiening bezwaar gemaakt tegen de maandelijkse aangiften kansspelbelasting. De verschuldigde bedragen heeft zij niet op aangiften voldaan. De inspecteur heeft alle bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. In geschil is of dit terecht is. Het hof (Hof Arnhem-Leeuwarden, 10 oktober 2017, nrs. 15/01002 t/m 15/01014 en 16/00836, NTFR 2017/2873) heeft belanghebbende niet gevolgd in haar stelling dat het ‘repeterende’ karakter van de bezwaren een afwijkende behandeling met zich zou brengen. Ieder bezwaar staat op zichzelf, aldus het hof. Voortijdige indiening van bezwaren is niet aan de orde, omdat de bezwaren zonder voorwerp zijn omdat voldoening van de verschuldigde bedragen achterwege is gebleven. Beroep op art. 6:6 Awb treft daarom evenmin doel. Betaling van de later – naar aanleiding van het uitblijven van de betalingen – opgelegde naheffingsaanslagen is niet aan te merken als belasting die op aangifte is voldaan. De bezwaren die zijn ingediend naar aanleiding van de aangiften kunnen niet geacht worden te zijn gericht tegen de later opgelegde naheffingsaanslagen. Ten slotte heeft het hof het verzoek om vergoeding van schade afgewezen.

NTFR 2018/2306 - Stilzwijgende goedkeuring Protocol tot wijziging belastingverdrag met Denemarken

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2018
De minister van Buitenlandse Zaken heeft het op 9 mei 2018 tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag Nederland-Denemarken ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd. De toelichtende nota bij dit Protocol is mede als brondocument opgenomen. Het Protocol bevat de volgende wijzingen van het belastingverdrag (ontleend aan de toelichtende nota).