NTFR 2019/734 - GEHEIM?
Aflevering 13, gepubliceerd op 28-03-2019 geschreven door prof. mr. G.J.M.E. de BontWe leven in een tijd van extremen. Het politieke spectrum is verbreed als gevolg van extremere partijen. Bepaalde religieuze partijen worden zelfs extremistisch. Gematigdheid lijkt inmiddels een scheldwoord. Fiscale advocaten wordt een fiscaal extremisme aangewreven als zij ervan worden beticht te zorgen voor een verharding van de relatie met de Belastingdienst. Maar zelfs belastingadviseurs krijgen in toenemende mate het gevoel slachtoffer te zijn van het extreem negatieve tijdsgewricht. Toenemende Wwft-verplichtingen, vierde-tranche-bevoegdheden die inmiddels ook daadwerkelijk door de inspecteurs worden toegepast en dan ook nog eens de aandrang bij de wetgever om boetes vanwege het schandpaal-effect publiekelijk bekend te maken. Naar verluidt deelde de Belastingdienst mouse-pads uit met de sprekende opdruk ‘Boete Moet’. Telkens zijn de sound-bites dat er adviseurs zijn die ‘faciliteren’. Had dit woord vroeger een positieve klank, tegenwoordig wordt er ten minste medeplichtigheid mee bedoeld; van amelioratief naar pejoratief. De verplichtingen en strafmodaliteiten nemen toe met de rechtvaardiging van de maatschappelijke verontwaardiging naar aanleiding van belastingontduiking en -ontwijking. Dit heeft er zeker ook toe geleid dat de inspecteurs in ruimere mate gebruik zijn gaan maken van de informatieverplichtingen die aan belasting- en administratieplichtigen worden opgelegd. Dat een inspecteur zich wendt tot de Stichting Museumjaarkaart om te achterhalen of een bepaalde persoon in een bepaald jaar eens naar een museum is geweest, was jaren geleden niet bij hem opgekomen. Tot op heden staat de inspecteur volgens de rechtbank in zijn recht (Rechtbank Amsterdam 15 november 2018, nr. C/13/655200/KG ZA 18-1059, NTFR 2018/2748). Er zijn echter meer vormen van rechtstoepassing door de inspecteur waarin enige verbetenheid doorklinkt, waarbij ten minste vraagtekens kunnen worden gezet. Meer concreet wil ik in deze bijdrage aandacht besteden aan de geheimhoudingsverplichting in art. 67 AWR. Niet onmiddellijk een onderwerp waarvan kan worden vermoed dat de inspecteur daarmee een controlestrategie kan uitvoeren. In dit artikel is immers niet expliciet een tipping-off-verbod opgenomen zoals dat wel te vinden is in art. 23 Wwft en art. 126bb Sv. De meeste fiscale beroepsbeoefenaren weten dat zij de cliënt niet mogen informeren omtrent het feit dat een melding ongebruikelijke transactie is gedaan bij de Financiële inlichtingen eenheid. Minder bekend is dat een vordering van het Openbaar Ministerie ingevolge art. 126nd Sv. veelal een verwijzing bevat naar art. 126bb Sv. als gevolg waarvan eveneens een verbod bestaat om de cliënt op te bellen om hem mede te delen dat de FIOD zojuist is langsgekomen en alle dossiers heeft meegenomen. Uit deze bepalingen en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat ‘in het belang van het onderzoek’ geheimhouding dient te worden betracht.