Aflevering 24

Gepubliceerd op 12 juni 2014

NTFR 2014/1518 - Multifunctioneel inkomensbegrip

Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 geschreven door dr. J.C.K.W. Bartel
De loon- en inkomstenbelastingheffing hebben niet enkel een collecterende functie. Deze belastingen worden ook ingezet voor inkomensherverdeling en versterking van de arbeidsparticipatie. Hoewel het instrumenteel gebruik van de belastingheffing voor deze generale doelstellingen in het algemeen vorm heeft gekregen in tarieven en de daarmee samenhangende heffingskortingen, is het inkomensbegrip zelf daarbij niet buiten schot gebleven. Dit speelt met name bij de steeds verdergaande inzet van de instrumentele functie voor het bereiken van niet-generale maar specifieke doelen (belastinguitgaven). Belastinguitgaven zijn te omschrijven als overheidsuitgaven in de vorm van een derving of een uitstel van belastingontvangsten die voortvloeien uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingstructuur van de wet. Deze belastinguitgaven hebben vaak de vorm van een aftrekpost of een beperking van een bijtelpost bij het bepalen van het inkomen. Het budgettair belang van deze belastinguitgaven is groot. De opbrengst van de loon- en inkomstenbelasting is voor 2014 begroot op € 45,2 mrd. Het budgettair belang, dat met de 42 belastinguitgaven op het terrein van winst, inkomen en vermogen gemoeid is, bedraagt € 8,1 mrd met een doorwerking van € 550 mln naar de premieheffing.Bijlage Miljoenennota 2014, Kamerstukken II, 2013-2014, 33 750, nr. 2, par. 5.3. Van deze belastinguitgaven heeft het merendeel betrekking op de verlaging van de belastingdruk op ondernemingen (€ 3,8 mrd) en arbeid (€ 1,6 mrd); hiervan is de zelfstandigenaftrek de grootste belastinguitgave (€ 1,7 mrd) en de verlaging fiscale bijtelling (zeer) zuinige auto’s substantieel (€ 467 mln). Daarnaast zijn toeslagen instrumenteel ingezet. Het budgettair belang van de zorg-, huur en kinderopvangtoeslagen is voor 2014 bijna € 11 mrd.

NTFR 2014/1519 - Kabinetsreactie Commissie-Van Dijkhuizen later

Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014
Op verzoek heeft de staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer gemeld wat de stand van zaken is van diverse fiscale stukken en brieven. In de brief is een lijst opgenomen van stukken die hij nog voor de zomer zal aanbieden aan de Tweede Kamer. Verder meldt hij onder meer dat er een nota van wijziging aankomt op het wetsvoorstel ‘Fiscale verzamelwet 2014’ en dat de kabinetsreactie op het advies van de Commissie-Van Dijkhuizen niet in het tweede kwartaal aan de Kamer zal worden gestuurd. De staatssecretaris heeft gemerkt dat er behoefte is aan een bredere beschouwing op het belasting- en toeslagenstelsel dan alleen een reactie op de adviezen van de Commissie-Van Dijkhuizen. Mede in verband met de Brede agenda van de Belastingdienst wil hij de Tweede Kamer na de zomer een brief met zijn bredere beschouwing sturen.

NTFR 2014/1520 - Fiscale verzamelwet 2014

Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft het wetsvoorstel ‘Fiscale verzamelwet 2014’ ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel bevat vooral technische en redactionele wijzigingen op verschillende fiscale wetten.

NTFR 2014/1522 - Vorming voorziening vanwege toepassing globalisatieregeling is strijdig met goed koopmansgebruik

ECLI:NL:HR:2014:1184, datum uitspraak 23-05-2014, publicatiedatum 23-05-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende handelt – in de vorm van een eenmanszaak – in kunst. Voor de omzetbelasting past hij de globalisatieregeling toe. Ultimo 2005 heeft belanghebbende een voorziening gevormd, welke betrekking heeft op in de toekomst verschuldigde omzetbelasting. Het gaat om het verschil tussen de (veronderstelde) toepassing van de margeregeling bedoeld in de artt. 28b en 28c van de Wet OB en de toepassing van de globalisatieregeling, berekend over de afgelopen tien jaar. Hof Amsterdam 6 september 2012, nr. 11/00594 (NTFR 2012/2556) heeft vorming van bedoelde voorziening niet toegestaan. De Hoge Raad deelt de zienswijze van het hof. In geval van toepassing van de globalisatieregeling wordt de omzetbelasting berekend over de winstmarge. Deze regeling brengt met zich dat ten opzichte van de omzetbelasting die zou moeten worden afgedragen over de geïndividualiseerde winstmarge van een geleverd goed, in een tijdvak waarin sprake is van relatief lage verkopen en/of relatief hoge inkopen een voordeel wordt behaald met betrekking tot de af te dragen omzetbelasting, en dat in een tijdvak waarin sprake is van relatief hoge verkopen en/of relatief lage inkopen een nadeel ontstaat. Dit nadeel vindt zijn oorsprong in de relatief hoge verkopen in dat tijdvak. Het oordeel van het hof dat berust op het uitgangspunt dat uitgaven in verband met in de toekomst nog af te dragen omzetbelasting hun oorsprong vinden in toekomstige verkopen is derhalve juist. Hetzelfde geldt voor het oordeel dat goed koopmansgebruik niet toestaat om ter zake van deze uitgaven een voorziening te vormen.

NTFR 2014/1523 - Opbrengst verkoop onroerende zaken terecht in 2004 als nagekomen stakingswinst belast

ECLI:NL:GHAMS:2014:403, datum uitspraak 06-02-2014, publicatiedatum 26-02-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende en zijn echtgenote exploiteren in maatschapsverband een tuinbouwbedrijf. Zij hebben in 1993 een woning bij het bedrijf laten bouwen, die ze tot hun privévermogen rekenen. Het erf en de ondergrond rekenen ze tot het ondernemingsvermogen. Op 31 december 2000 beëindigen ze de feitelijke uitoefening van het bedrijf. In 2004 verkopen ze alle onroerende zaken aan de gemeente. Evenals Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat belanghebbenden ultimo 2000 reeds de intentie hadden de onroerende zaken aan de gemeente te verkopen en dat de door belanghebbende gestelde intentie tot het voor langere tijd verhuren van deze onroerende zaken niet aannemelijk is geworden. De conclusie is dat belanghebbenden de tot hun ondernemingsvermogen behorende onroerende zaken ultimo 2000 hebben aangehouden in afwachting van een geschikte gelegenheid tot verkoop ervan. De opbrengst van de verkoop is terecht als nagekomen stakingswinst in 2004 belast. In beginsel staat goed koopmansgebruik toe de boekwinst in 2003 te verantwoorden, zijnde het jaar waarin de koopovereenkomst met de gemeente is gesloten. Het is echter niet meer mogelijk om op de aanslag over 2003 van de echtgenote van belanghebbende terug te komen, nu deze is vernietigd. Belanghebbende heeft aangegeven zich daarbij uit praktisch oogpunt te willen aansluiten, zodat zijn stakingswinst ook in 2004 wordt belast.

NTFR 2014/1524 - Schapenhouderij vormt bron van inkomen ondanks jarenlang verlies

ECLI:NL:GHARL:2014:415, datum uitspraak 21-01-2014, publicatiedatum 31-01-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van drs. N.E. Vis
Belanghebbende is dga van een handelsonderneming. Daarnaast is hij in 2005 met zijn echtgenote in firmaverband een schapenhouderij gestart. In het firmacontract is overeengekomen dat belanghebbende tot 2010 100% van de verliezen voor zijn rekening zal nemen. De schapenhouderij is tot dusverre verlieslatend. Eerst in 2015 worden positieve resultaten verwacht. In 2008 is een boekenonderzoek bij de schapenhouderij ingesteld over de jaren 2005 en 2006. Daarbij zijn, na kennisneming van de maatschapsakte, de verliezen van de schapenhouderij voor 100% bij belanghebbende geaccepteerd. Voor de onderhavige jaren (2007, 2008 en 2009) betoogt de inspecteur dat de schapenhouderij geen bron van inkomen vormt. Het hof ziet dat, ondanks de lange duur van het verlies, anders. Gelet op de aard van de bedrijfsvoering heeft belanghebbende volgens het hof namelijk een lange aanloopperiode nodig om het ‘break even-punt’ te bereiken. Aannemelijk is dat redelijkerwijs te verwachten is dat de activiteiten van de schapenhouderij winstgevend zullen gaan worden. Daarom is sprake van een bron van inkomen. Voor wat betreft de winstverdeling, is het hof van oordeel dat bij belanghebbende het vertrouwen is gewekt dat die winstverdeling akkoord is bevonden. Dat vertrouwen moet in rechte worden gehonoreerd, aldus het hof.

NTFR 2014/1525 - Stelselwijzing van waardering van landbouwgrond die valt onder de landbouwvrijstelling is toegestaan

ECLI:NL:GHARL:2014:3886, datum uitspraak 13-05-2014, publicatiedatum 16-05-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende exploiteert een landbouwbedrijf. In de verwachting dat de landbouwvrijstelling spoedig zou worden afgeschaft waardeert hij, terwijl hij het bedrijf in ongewijzigde vorm voortgezet, over 2010 de landbouwgrond op de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming teneinde de landbouwvrijstelling toe te passen. De adviseur heeft met de inspecteur procesafspraken gemaakt over een proefproces bij de rechtbank en bij de Hoge Raad. In afwijking daarvan komen partijen bij het hof terecht over de uitleg van deze overeenkomst. Het hof is van oordeel dat voor de onderhavige procedure uitsluitend van belang is wat is overeengekomen ten aanzien van de procespositie van belanghebbende, niet ten aanzien van de procespositie van het grote aantal andere cliënten van de adviseur. Voor de onderhavige (proef)procedure is afgesproken dat in het onderhavige jaar als WEVAB geldt de normwaarde onverpachte gronden box 3 vermenigvuldigd met 10/9. Inhoudelijk is het hof, anders dan de rechtbank (NTFR 2013/1894), van oordeel dat een objectieve vrijstelling zoals de landbouwvrijstelling resultaten uitzondert van de totaalwinst. Met behulp van de jaarwinstbepaling moet worden bepaald of de opwaardering in het onderhavige jaar een opbrengst realiseert om vast te kunnen stellen of deze opbrengst genoten winst of een objectief vrijgestelde bate is. Goed koopmansgebruik verzet zich niet tegen de opwaardering van landbouwgronden boven de kostprijs. De landbouwvrijstelling acht het hof van toepassing omdat de opbrengst niet is ontstaan in de uitoefening van het landbouwbedrijf. De opwaardering raakt dus niet de totaalwinst. Voorts heeft de stelselwijziging niet plaatsvonden op louter fiscale gronden of naar willekeur. Evenmin is sprake van een oogmerk van het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel. Het hof staat de stelselwijziging toe en acht de opbrengst door toepassing van de landbouwvrijstelling niet belast.

NTFR 2014/1527 - Reiskostenvergoeding voor vervoer kinderen naar school met religieuze grondslag behoort tot loon

ECLI:NL:RBGEL:2014:2607, datum uitspraak 22-04-2014, publicatiedatum 22-04-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
In de arbeidsovereenkomst met haar werknemer, een evangelist, heeft belanghebbende (stichting X) afgesproken dat zij de kosten zal vergoeden die worden gemaakt ten behoeve van de kinderen van de werknemer voor het reizen naar een school met de gewenste religieuze grondslag. In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht de aan de werknemer verstrekte bedragen voor de reiskosten die diens kinderen maken van en naar hun scholen heeft aangemerkt als loon en niet als vrije vergoeding of vrije verstrekking in de zin van de Wet LB 1964.

NTFR 2014/1528 - Moties VAR aangenomen

Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014
Tijdens de behandeling van het verslag van het Algemeen overleg over zelfstandig ondernemerschap (VAR-verklaringen voor zzp’ers) zijn acht moties ingediend. Daarvan zijn er zes aangenomen. De moties hebben onder meer betrekking op het indienen van de voorstellen voor medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever als zelfstandig wetsvoorstel, de zorgpilot en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek.

NTFR 2014/1529 - Ritten naar Oostenrijk vormen privéritten voor de autokostenfictieregeling

ECLI:NL:HR:2014:1311, datum uitspraak 06-06-2014, publicatiedatum 06-06-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014
Belanghebbende, een bv, drijft een onderneming voor handelsbemiddeling. Zij heeft aan haar dga een auto ter beschikking gesteld. De dga is met zijn gezin met deze auto van 15 tot en met 23 februari 2008 in Oostenrijk geweest voor een ontmoeting met een zakelijke relatie en voor een skivakantie. De inspecteur heeft deze ritten als privé bestempeld en (onder meer) in verband hiermee de onderhavige naheffingsaanslag LB/PVV opgelegd. Hof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2013, nr. 13/00276 (NTFR 2013/2214) heeft vooropgesteld dat voor de vraag of een rit moet worden aangemerkt als gebruik van de auto voor privédoeleinden, doorslaggevend is wat het doel van de rit was. Als een rit wordt gemaakt met zowel een zakelijk doel als een privédoel, gaat het erom wat het hoofddoel van de rit was. Hier is sprake van ritten met zowel een zakelijk als privédoel, waarbij niet kan worden gezegd dat een van beide het hoofddoel was. Dergelijke autoritten kunnen slechts als zakelijk worden aangemerkt indien zij door iemand die niet een dienstbetrekking als die van de belastingplichtige vervult, doch wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheden verkeert, niet zouden zijn gemaakt. Dat is hier niet aan de orde. Daarom moeten de ritten tussen Nederland en Oostenrijk worden aangemerkt als privéritten. Er is zodoende terecht nageheven. De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 Wet RO.

NTFR 2014/1531 - Scenario’s ontwikkeling eigenwoningforfait

Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft, mede namens de minister voor Wonen en Rijksdienst, scenario’s aan de Tweede Kamer gestuurd van de ontwikkeling van het eigenwoningforfait gegeven de mogelijke ontwikkeling van de huurprijsindex en de woningwaarden. Hiermee voldoet hij aan de toezegging van zijn voorganger tijdens een algemeen overleg over enkele stukken in verband met de Bijstellingsregeling Belastingdienst 2014. Uit de scenario’s volgt de conclusie dat het effect van de basishuurverhoging en van de inkomensafhankelijke huurverhoging op de hoogte van het percentage van het eigenwoningforfait beperkt is.

NTFR 2014/1532 - Eerste Kamer stemt in met wetsvoorstel afschaffing WTCG

Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel ‘Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten’ aangenomen.

NTFR 2014/1533 - Verwijzingshof heeft zich in landbouwvrijstellingszaak niet gehouden aan feitelijke uitgangspunten in verwijzingsarrest: Hoge Raad verwijst opnieuw

ECLI:NL:HR:2014:1185, datum uitspraak 23-05-2014, publicatiedatum 23-05-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van mr. R. den Ouden
Op 31 mei 2000 heeft belanghebbende een tot zijn ondernemingsvermogen behorend perceel grond, dat tot dan toe werd gebruikt voor de uitoefening van de door hem gedreven veehouderij, verkocht aan een derde, waarbij hij een persoonlijk recht van gebruik voor de duur van 73 maanden heeft bedongen. Met betrekking tot de bij deze verkoop behaalde boekwinst (bestemmingswijzigingswinst) is op grond van een met de inspecteur gesloten compromis (voorwaardelijk) de landbouwvrijstelling toegepast. De inspecteur heeft de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, omdat het perceel na 31 december 2002 zou worden aangewend buiten het kader van het landbouwbedrijf.

NTFR 2014/1534 - Hoge Raad stelt belanghebbende in gelegenheid redenen aan te voeren voor niet (tijdig) betalen van griffierecht in cassatieprocedure

ECLI:NL:HR:2014:719, datum uitspraak 28-03-2014, publicatiedatum 28-03-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van mr. dr. N. Djebali
Belanghebbende heeft cassatieberoep ingesteld tegen een hofuitspraak waarbij zijn hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet betaald zijn van griffierecht. Ook in cassatie heeft belanghebbende het griffierecht niet voldaan. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende daarop in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het cassatieberoep wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2014/1537 - Nieuw feit na ambtshalve vermindering bij huisgenoot

ECLI:NL:RBGEL:2014:2658, datum uitspraak 24-04-2014, publicatiedatum 24-04-2014
Aflevering 24, gepubliceerd op 12-06-2014 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Belanghebbende voerde in 2008 een gezamenlijke huishouding met X. In hun aangiften IB/PVV hebben belanghebbende en X aangegeven samenwonend te zijn, maar niet te opteren voor fiscaal partnerschap. Belanghebbende en X hebben voorts aangegeven dat zij voor 50% eigenaar van de woning zijn. Het eigenwoningforfait is bij beiden aangegeven voor 50%. Belanghebbende heeft alle hypotheekrente in aftrek gebracht en X heeft geen hypotheekrenteaftrek geclaimd. De aanslagen IB/PVV zijn opgelegd conform de ingediende aangiften. X heeft verzocht om een ambtshalve vermindering van zijn aanslag IB/PVV 2008 en wil alsnog 50% van de betaalde hypotheekrente in aftrek brengen. De inspecteur heeft dit verzoek gehonoreerd en heeft de aanslag van X verminderd. Vervolgens heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd. In geschil is of de inspecteur beschikt over een nieuw feit en of hij terecht 50% van de betaalde hypotheekrente heeft gecorrigeerd.