NTFR 2014/1593 - Uitsluiting terugbetaling btw bij niet betaling onder voorwaarden geoorloofd
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2014 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersOmdat de in 2008 door Almos aan een andere Hongaarse ondernemer, Bio Ma, verkochte en ter opslag in een pakhuis geleverde koolzaad niet is betaald, hebben zij een overeenkomst gesloten ter vaststelling dat het koolzaad de eigendom is van Almos en dat deze als enige hierover kan beschikken. Bio-Ma kan de goederen niet met rechten bezwaren, noch verkopen of materieel overdragen aan een derde. Tot 10 oktober 2008, de uiterste datum voor de teruggave van het koolzaad, dient Bio-Ma als houdster over het koolzaad te waken. Teruggave heeft niet plaatsgehad omdat inmiddels beslag is gelegd. In een civiele procedure ter verkrijging van teruggave van het koolzaad heeft het gerechtshof definitief beslist dat Bio Ma 2.263.796 ton koolzaad dient terug te geven of, bij gebreke daarvan, € 1.022.783 moet betalen. Vastgesteld is in rechte dat de verkoopovereenkomst is ontbonden en dat Almos eigenaar is van het koolzaad. Almos heeft vervolgens de facturen betreffende de verkoop aan Bio-Ma gerectificeerd en in de aangifte 116.705.000 Hongaarse forint aan btw teruggevraagd. De belastingdienst bestrijdt deze teruggave, stellende dat de goederen weliswaar niet zijn betaald, maar dat zij wel zijn geleverd naar Hongaars recht. De correctie van de facturen acht hij dus niet gerechtvaardigd en de overeenkomst die partijen na de levering hebben gesloten moet worden beschouwd als een nieuwe transactie. Bovendien is de toestand niet in de oorspronkelijke staat hersteld, aangezien het koolzaad niet is teruggegeven en het overeengekomen bedrag niet is betaald. De Hongaarse wet voorziet niet in de mogelijkheid de maatstaf van heffing achteraf te verlagen enkel omdat dat de goederen niet of slechts gedeeltelijk zijn betaald. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter verklaart het HvJ voor recht: Art. 90 Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale bepaling die niet voorziet in een verlaging van de maatstaf van heffing in geval van niet-betaling van de prijs, indien gebruik wordt gemaakt van de door art. 90, lid 2, geboden afwijkingsmogelijkheid. Deze bepaling moet dan wel alle andere gevallen omvatten dat de belastingplichtige overeenkomstig art. 90, lid 1, na de sluiting van een overeenkomst de tegenprestatie geheel of gedeeltelijk niet ontvangt. Het staat aan de nationale rechter dit na te gaan. Belastingplichtigen kunnen zich voor de nationale rechter op art. 90, lid 1, Btw-richtlijn beroepen om een verlaging van de maatstaf van heffing van de btw te verkrijgen. De lidstaten mogen weliswaar de uitoefening van het recht op verlaging van deze maatstaf van heffing afhankelijk stellen van de vervulling van bepaalde formaliteiten aan de hand waarvan met name kan worden aangetoond dat de belastingplichtige na de sluiting van de overeenkomst de tegenprestatie of een deel definitief niet heeft ontvangen en dat hij zich kan beroepen op een van de in art. 90, lid 1, van die richtlijn bedoelde gevallen, maar de aldus vastgestelde maatregelen mogen niet verder gaan dan nodig is dit aan te tonen. Het staat aan de nationale rechter dit na te gaan.