Aflevering 19

Gepubliceerd op 6 mei 2015

NTFR 2015/1409 - Fiscale tekst- en stijlanalyse en fiscale rechtsvinding: bijl en pijl in balans

Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
Cassatie in belastingzaken is dit jaar een eeuw mogelijk en dat wordt op gepaste wijze gevierd. Zo heeft de Belastingkamer een jubileumwebsite geopend waarop men kan discussiëren over allerlei fiscale onderwerpen. Rode draad is de vraag of en hoe de Belastingkamer de juiste koers vaart voor de komende honderd jaar. Als ‘afnemer’ van de uitspraken van de Raad heb ik gedurende dertig jaren, merendeels met genoegen, soms gepijnigd, mijn hoofd mogen breken over de doorwrochte teksten. Graag wil ik aan het debat bijdrage leveren en mijn stokpaardje bestijgen.

NTFR 2015/1411 - Na tweede verwijzing: bestemmingswijzigingswinst niet alsnog belast

ECLI:NL:GHARL:2015:1370, datum uitspraak 24-02-2015, publicatiedatum 06-03-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Op 31 mei 2000 heeft belanghebbende een tot zijn ondernemingsvermogen behorend perceel grond, dat tot dan toe werd gebruikt voor de uitoefening van de door hem gedreven veehouderij, verkocht aan een derde, waarbij hij een persoonlijk recht van gebruik voor de duur van 73 maanden heeft bedongen. Met betrekking tot de bij deze verkoop behaalde boekwinst (bestemmingswijzigingswinst) is op grond van een met de inspecteur gesloten compromis (voorwaardelijk) de landbouwvrijstelling toegepast. De inspecteur heeft de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, omdat het perceel na 31 december 2002 zou worden aangewend buiten het kader van het landbouwbedrijf.

NTFR 2015/1414 - Onzuivere pensioenaanspraak dient tot het loon te worden gerekend

ECLI:NL:HR:2015:1175, datum uitspraak 01-05-2015, publicatiedatum 01-05-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015
Belanghebbende, dga van Beheer bv, heeft op grond van een pensioenbrief een recht op pensioen verkregen. Ter zake van deze verplichting is door Service Beheer bv een pensioenreserve gevormd. Nadat belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, heeft Service Beheer bv geen pensioenuitkeringen gedaan of een bedrag als koopsom voldaan. Hof Amsterdam 10 juli 2014, nr. 13/00444, (NTFR 2014/2354) is van oordeel dat de pensioenaanspraak onzuiver is geworden, met als gevolg dat de pensioenaanspraak op het tijdstip onmiddellijk aan de in de pensioenbrief voorziene ingangsdatum van het pensioen tot het loon van belanghebbende dient te worden gerekend. Het hof acht de opgelegde boete passend en geboden.

NTFR 2015/1416 - Samenwonen in twee woningen kan in de weg staan aan gezamenlijke huishouding

ECLI:NL:HR:2015:556, datum uitspraak 13-03-2015, publicatiedatum 13-03-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Het recht op bijstand is ingetrokken omdat belanghebbende een gezamenlijk huishouding voert met C. Belanghebbende en C hebben ieder een eigen woning. Belanghebbende verblijft op maandag, dinsdag en donderdag bij C en hij blijft daar ook slapen. C verblijft tijdens het weekend in de woning van belanghebbende. In geschil is of belanghebbende en C een gezamenlijke huishouding voeren. Volgens art. 3, lid 3, WWB is daarvoor nodig dat twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. Als sprake is van twee personen aan wie ieder een woning ter beschikking staat, en die ieder afwisselend in deze beide woningen verblijven, zal voor ieder van hen afzonderlijk moeten worden beoordeeld in welke van die woningen hij zijn hoofdverblijf heeft. Daarbij komt het erop aan in welke van die woningen zich het zwaartepunt van het persoonlijke leven van de betrokkene bevindt. De mogelijkheid bestaat dat voor ieder van de betrokken personen dit zwaartepunt zich bevindt in de woning van hemzelf, zodat zij hun hoofdverblijf niet in dezelfde woning hebben. Die mogelijkheid bestaat ook indien deze personen het grootste deel van de tijd gezamenlijk doorbrengen, zelfs indien die situatie in feite is te duiden als samenwonen. Nu de Centrale Raad van Beroep dit heeft miskend, wordt de uitspraak vernietigd en teruggewezen.

NTFR 2015/1417 - Geen arbeidskorting en doorwerkbonus voor VUT-uitkering

ECLI:NL:GHARL:2015:1847, datum uitspraak 10-03-2015, publicatiedatum 20-03-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende geniet sinds 2008 een VUT-uitkering. In 2010 en 2011 heeft hij werkzaamheden verricht als leermeester voor een bv. Uitbetaling voor deze werkzaamheden is geschied aan de echtgenote van belanghebbende. Belanghebbende stelt met betrekking tot de VUT-uitkering recht te hebben op de arbeidskorting en de doorwerkbonus. Volgens het hof is dat onjuist omdat de VUT-uitkering geen arbeidsinkomsten uit tegenwoordige arbeid vormt. Anders dan belanghebbende voorts stelt, heeft hij en niet zijn echtgenote de vergoeding voor de werkzaamheden als leermeester genoten. Het hof acht namelijk aannemelijk dat belanghebbende met de bv heeft afgesproken dat de werkzaamheden tegen vergoeding worden verricht en dat de vergoeding op verzoek van belanghebbende is betaald aan de echtgenote. Verder claimt belanghebbende nog aftrek voor reiskosten in het kader van de verzorging van zijn schoonvader en voor betalingen aan zijn dochter in Zuid-Afrika. Beide aftrekposten worden niet gehonoreerd door het hof.

NTFR 2015/1419 - Geen aftrek optieverliezen omdat geen fiscale eenheid tot stand is gekomen

ECLI:NL:HR:2015:962, datum uitspraak 17-04-2015, publicatiedatum 17-04-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van prof. dr. J. Vleggeert
Bij belanghebbende viel in 2005 een HIR vrij van € 2,4 miljoen. Op 13 december 2006 vormde zij een fiscale eenheid met haar op die dag opgerichte dochter BB. Op 1 december 2006 kocht belanghebbende van I voor € 1 een putoptie op haar aandelen BB (i.o.); zij kon uiterlijk 30 januari 2007 haar aandelen BB aan I verkopen voor € 18.000. Die optie is uitgeoefend op 12 januari 2007. BB (i.o.) is op 1 december 2006 als commandiet een samenwerking aangegaan met H, handelend onder de naam G. BB heeft zes promissory notes à € 1 miljoen die zij heeft verkregen van I als storting ingebracht in G. Op 4 december 2006 heeft G drie optiecontracten gesloten met K wier commandiet en beherend vennoot op de Britse Maagdeneilanden zijn gevestigd. De opties konden alleen op de afloopdatum 15 december 2006 uitgeoefend worden. Het resultaat voor G op de afloopdatum was een verlies ad € 2.588.000 dat geheel in BB’s commerciële jaarstukken is opgenomen. K heeft een positief resultaat behaald. De inspecteur heeft BB’s optieverliezen niet in aftrek toegelaten op de winst van belanghebbende.

NTFR 2015/1421 - Concept-reactie staatssecretaris op open brief EC over bedrijfsbelastingen

Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015
Euro-commissaris Vestager schreef in een open brief in enkele Europese kranten over het eerlijk afdragen van belasting door bedrijven. De staatssecretaris heeft een concept-reactie (bijlage bij brief van 21 april 2015) daarop aan de Tweede Kamer gezonden. De staatssecretaris gaat daarbij met name in op rulings (verstrekkingsprocedure en uitwisseling) en op een voorgestelde gemeenschappelijke vennootschapsbelastinggrondslag (CCCTB).

NTFR 2015/1422 - Wet compartimenteringsreserve in werking getreden

Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015
Deze wet regelt de compartimentering van de deelnemingsvrijstelling bij sfeerovergang. Sfeerovergang is kort gezegd het van toepassing worden of niet langer van toepassing zijn van de deelnemingsvrijstelling op een belang in een lichaam. Compartimentering geschiedt voortaan door middel van de compartimenteringsreserve. De wet treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 14 juni 2013.

NTFR 2015/1423 - Verplaatsing werkelijke leiding bv naar Curaçao ingegeven door verijdeling heffing dividendbelasting

ECLI:NL:HR:2015:1183, datum uitspraak 01-05-2015, publicatiedatum 01-05-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015
Belanghebbende is een naar Nederlands recht opgerichte bv. Haar aandelen worden gehouden door een stichting wier certificaten worden gehouden door A. Per 1 juli 2008 is A naar Aruba geëmigreerd. De zetel van de stichting is tegelijkertijd naar Aruba verplaatst. Belanghebbende heeft per 1 juli 2008 haar zetel verplaatst naar Curaçao. Sinds die datum is een trustkantoor haar bestuurder. In 2012 heeft belanghebbende dividend uitgekeerd aan haar aandeelhouder. In geschil is of dividendbelasting verschuldigd is. Hof Arnhem-Leeuwarden (28 oktober 2014, nr. 13/01307, NTFR 2014/2885) heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende als inwoner van Curaçao aan belastingheffing is onderworpen, zodat belanghebbende voor de toepassing van de BRK zowel als inwoner van Nederland als van Curaçao wordt aangemerkt. Het hof acht voorts aannemelijk dat de werkelijke leiding van belanghebbende sinds 1 juli 2008 op Curaçao is gevestigd. Dit betekent dat belanghebbende voor de toepassing van de BRK wordt geacht inwoner van Curaçao te zijn, tenzij de inspecteur aannemelijk maakt dat de doorslaggevende reden voor het verplaatsen van de werkelijke leiding is geweest de heffing van dividendbelasting onmogelijk te maken. Daarin slaagt de inspecteur volgens het hof. De dividendbelasting is zodoende terecht geheven.

NTFR 2015/1426 - Geschorste auto op verzoek van politie verplaatst; naheffing motorrijtuigenbelasting terecht

ECLI:NL:HR:2015:1180, datum uitspraak 01-05-2015, publicatiedatum 01-05-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015
Belanghebbende is eigenaar van een camper. Buiten zijn medeweten is de camper geplaatst in de berm van de openbare weg terwijl het kenteken op dat moment was geschorst. De inspecteur heeft op grond van de wettelijke bepalingen nageheven over een tijdvak van vier kwartalen. Daarbij heeft hij een boete van 50% opgelegd. Hof Arnhem-Leeuwarden 6 november 2013, nr. 12/00212, NTFR 2014/434, heeft met verwijzing naar HR 25 oktober 2013, nr. 11/04730, NTFR 2013/2238, geoordeeld dat het naheffingssysteem bij gebruik van de weg tijdens schorsing niet strijdig is met het Europese eigendomsrecht. De naheffingsaanslag blijft in stand. Het verweer daartegen dat de auto was verplaatst op verzoek van een politieambtenaar, baat belanghebbende niet. De betrokken ambtenaar was namelijk niet belast met de controle op naleving van de Wet MRB. De inspecteur is evenmin gebonden aan uitlatingen van de politie, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Het hof heeft wel de boete vernietigd omdat belanghebbende niets valt te verwijten nu de auto op uitdrukkelijk verzoek van de politie was verplaatst buiten medeweten van belanghebbende om.

NTFR 2015/1427 - Aanslagen verontreinigingsheffing rijkswateren vernietigd wegens schending van het gelijkheidsbeginsel

ECLI:NL:GHARL:2015:1845, datum uitspraak 10-03-2015, publicatiedatum 20-03-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende, een bv, houdt zich bezig met de winning van en groothandel in zand. Zij brengt in het kader van haar bedrijfsactiviteiten via landinstallaties proceswater terug in een plas. Belanghebbende is hiervoor aangeslagen in de verontreinigingsheffing rijkswateren. De rechtbank heeft die aanslagen vernietigd wegens schending van het gelijkheidsbeginsel. Lozingen vanuit drijvende installaties worden namelijk niet belast. De ambtenaar heeft hoger beroep aangetekend, echter zonder succes. Alvorens aan het gelijkheidsbeginsel toe te komen zet het hof eerst uiteen dat de plas een oppervlaktewater is en geen bezinkbassin, de plas voorts een rijkswater is en dat belanghebbende daarin stoffen brengt. Met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel is het hof van oordeel dat drijvende en landinstallaties feitelijk en rechtens vergelijkbare gevallen vormen. Nu de ambtenaar is uitgegaan van een onjuist feitelijk uitgangspunt, namelijk dat drijvende installaties anders dan landinstallaties geen vervuiling toevoegen, is sprake van begunstigend beleid, aldus het hof. Dit betekent dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden en dat de aanslagen om die reden moeten worden vernietigd.

NTFR 2015/1428 - Beleidsregels belastingen op milieugrondslag

Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015
De staatssecretaris heeft een nieuw besluit laten verschijnen over de milieubelastingen. Aanleiding voor de herziening van het besluit van 11 maart 2014, nr. BLKB2014/303M is een verduidelijking van de toepassing van de complexbepaling voor de energiebelasting, met name voor waterschappen en kabelexploitanten. Onder voorwaarden kunnen bepaalde objecten worden geschouwd als onderdelen van één onroerende zaak, waarbij voor de betrokken objecten geen WOZ-beschikking mag zijn afgegeven.

NTFR 2015/1430 - Aanslagen rioolheffing vernietigd omdat water niet (in)direct wordt afgevoerd op het gemeentelijk riool

ECLI:NL:RBGEL:2015:2278, datum uitspraak 07-04-2015, publicatiedatum 07-04-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Aan belanghebbende zijn twee aanslagen rioolheffing opgelegd. Volgens belanghebbende is dit ten onrechte omdat het belastbaar feit uit de verordening van de gemeente zich niet heeft voorgedaan. Er wordt volgens belanghebbende geen water (afvalwater, hemelwater of grondwater) direct of indirect afgevoerd op het gemeentelijk riool. Het perceel ligt lager dan de weg en in de weg zijn geen afvoerputten die op het gemeentelijk riool uitkomen. De sloten rond het perceel wateren evenmin af op het riool van de gemeente. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan. De stelling van de heffingsambtenaar dat het de bedoeling van de VNG is om alle percelen in het zorgplichtgebied van de gemeente te belasten, komt niet tot uiting in de omschrijving van het belastbaar feit in de verordening. De aanslagen rioolheffing kunnen daarom niet in stand blijven.

NTFR 2015/1431 - Aan verkoopprijs aan zittende huurder kan bewijskracht worden toegekend bij beoordeling vastgestelde WOZ-waarde

ECLI:NL:HR:2015:1087, datum uitspraak 24-04-2015, publicatiedatum 24-04-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende was eigenaar van vier verhuurde, naast elkaar gelegen woningen. Twee woningen zijn in 2011 verkocht aan respectievelijk de inwonende zoon van de huurder en de huurder. De WOZ-waarden van de onroerende zaken zijn bij afzonderlijke beschikkingen vastgesteld. De rechtbank (Rechtbank Noord-Nederland 28 maart 2013, nrs. 11/2674 t/m 11/2677) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Hiertegen heeft de heffingsambtenaar vergeefs hoger beroep aangetekend. Volgens het hof (Hof Arnhem-Leeuwarden 5 augustus 2014, nrs. 13/00552 t/m 13/00555, NTFR 2014/2083) slaagde de heffingsambtenaar namelijk niet in zijn bewijslast. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de behaalde verkoopprijzen lager zijn geweest dan de WEV van de desbetreffende woningen. De Hoge Raad acht dit oordeel cassatieproof. Volgens de Hoge Raad heeft het hof niet de bij de verkoop aan huurders bedongen verkoopprijs aangemerkt als de ingevolge art. 17 Wet WOZ in aanmerking te nemen waarde. Het hof heeft slechts geoordeeld dat de omstandigheid dat een dergelijke verkoopprijs niet tot uitgangspunt kan worden genomen, niet betekent dat daaraan geen enkele bewijskracht kan worden toegekend bij de beoordeling van de door de heffingsambtenaar verdedigde waarde. Nu er sprake is van samenhang als bedoeld in art. 8:41, lid 3, Awb in verbinding met art. 8:108 Awb, heeft het hof wel ten onrechte vier keer griffierecht geheven van de heffingsambtenaar. Hij is slechts eenmaal griffierecht verschuldigd.

NTFR 2015/1434 - Geen schending verdedigingsbeginsel in Kamino-zaak

ECLI:NL:PHR:2015:354, datum uitspraak 30-03-2015, publicatiedatum 03-04-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
A-G Van Hilten neemt voor de tweede keer in deze zaken conclusie. In haar eerste conclusies van 23 juni 2011 (nrs. 10/02774 en 10/02777, NTFR 2011/1673) gaf zij de Hoge Raad in overweging prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ over de schending van het verdedigingsbeginsel. Bij arresten van 22 februari 2013 (nrs. 10/02774 en 10/02777, NTFR 2013/537) stelde de Hoge Raad prejudiciële vragen. Bij arrest van 3 juli 2014, gevoegde zaken C-129/13 en C-130/13 (Kamino International Logistics BV en Datema Hellmann Worldwide Logistics BV) (hierna: arrest Kamino) heeft het HvJ deze vragen beantwoord. De beantwoording van deze vragen geeft de advocaat-generaal aanleiding wederom te concluderen.

NTFR 2015/1437 - Drijvende tankopslag in India vormt geen vast middelpunt voor duiker

Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. A.H.W. Steijn
Belanghebbende heeft van 15 december 2008 tot en met 13 maart 2009 als zelfstandige duiker reparatiewerkzaamheden verricht aan een drijvende tankopslag, die gelegen was op een vaste locatie in de territoriale wateren van India. Deze reparatiewerkzaamheden werden door belanghebbende verricht op projectbasis. De tankopslag fungeerde gedurende die periode als verblijfplaats van belanghebbende.

NTFR 2015/1438 - Nieuw belastingverdrag met Malawi ondertekend

Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015
Nederland en Malawi hebben een nieuw belastingverdrag ondertekend. Volgens het nieuwsbericht voorziet dit in een bronheffing van 5% over dividenden bij een aandelenbelang van minimaal 10% en van 0% voor pensioenfondsen. Voor overige dividenden gelden de normale tarieven van de beide landen. Voor interest geldt een tarief van 10% en voor royalty’s een tarief van 5%. Hierbij is in het belastingverdrag een antimisbruikbepaling opgenomen die voorkomt dat de voordelen van het verdrag enkel worden gebruikt om belastingheffing te ontwijken. Ook kent het verdrag afspraken over fiscale gegevensuitwisseling en administratieve bijstand om belastingontwijking en -ontduiking tegen te gaan. Het verdrag moet nog in beide landen worden goedgekeurd.

NTFR 2015/1445 - Verordening rioolheffing 2013 gemeente Amersfoort is niet onverbindend wegens overschrijding 'opbrengstlimiet'

ECLI:NL:GHARL:2015:2573, datum uitspraak 08-04-2015, publicatiedatum 17-04-2015
Aflevering 19, gepubliceerd op 06-05-2015 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende, eigenaar en gebruiker van een bedrijfspand, is aangeslagen in de rioolheffing van de gemeente Amersfoort. Belanghebbende stelt dat de Verordening rioolheffing 2013 van die gemeente onverbindend is, omdat de baten van de rioolheffing de lasten ter zake zouden overtreffen. De geraamde baten bedragen € 10.280.000, de geraamde lasten € 10.330.000. In het bedrag van de geraamde lasten is begrepen een dotatie aan het Fonds Openbare Ruimte (het FOR).