Aflevering 33

Gepubliceerd op 19 augustus 2010

NTFR 2010/1891 - 30%-regeling en nabetalingen van loon

Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 geschreven door drs. O.C. Kremers en mr. J.P van 't Hof
In de afgelopen jaren is veelvuldig discussie gevoerd en geprocedeerd over de vraag op welke loonbestanddelen de 30%-regeling kan worden toegepast. Zo is inmiddels uitgemaakt dat loon uit vroegere dienstbetrekking, waaronder een beëindigingsvergoeding, niet tot de grondslag voor toepassing van de 30%-regeling kan worden gerekend.HR 25 januari 2008, nr. 43.396, NTFR 2008/195. Hiermee is echter niet gezegd dat loon dat kwalificeert als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking zonder meer tot de grondslag voor de 30%-regeling kan worden gerekend. Zo heeft de staatssecretaris in zijn besluit van 24 augustus 2005Besluit van 21 oktober 2005, CPP2005/2378M, vraag 24. ten aanzien van een bonus die wordt ontvangen nadat de looptijd van de 30%-regeling is verstreken aangegeven dat hierop de 30%-regeling alleen kan worden toegepast in geval de werknemer voor einde van de looptijd een onvoorwaardelijk recht had op de bonus.

NTFR 2010/1892 - De eigen woning: fiscaal heilig huis

Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
Ik bespreek het gedeelte van het rapport van de Studiecommissie Belastingstelsel (hierna: het rapport) dat betrekking heeft op de fiscale behandeling van de eigen woning.De Studiecommissie Belastingstelsel heeft op verzoek van het kabinet-Balkenende IV een voorstudie verricht naar een mogelijke belastingherziening. Op 7 april 2010 heeft de commissie haar rapport uitgebracht (NTFR 2010/877). Negen dagen na het rapport van de Studiecommissie Belastingstelsel is er een ander rapport verschenen, te weten het rapport `Naar een integrale hervorming van de woningmarkt’ (hierna: het CSED-rapport).Het rapport `Naar een integrale hervorming van de woningmarkt’ van 16 april 2010 is opgesteld door de CSED (Commissie Sociaal-Economische Deskundigen). De CSED bestond uit negen hoogleraren, te weten prof.dr. K.P. Goudswaard (voorzitter), prof. dr. A.W.A. Boot, prof.dr. A.L. Bovenberg, prof.dr. J.H. Garretsen, prof.dr.ir. H. Priemus, prof.dr. L.G.M. Stevens, prof.dr. J. Swank, prof.dr. C.N. Teulings en prof.dr. P. Winsemius. De aanbevelingen van dat andere rapport zijn vrijwel gelijk aan die van de Studiecommissie Belastingstelsel. Omdat de verwachting bestaat dat het komende kabinet de hypotheekrenteaftrek ongemoeid zal laten, zullen de aanbevelingen voorlopig niet in wetgeving worden omgezet.Deze bijdrage heb ik op 3 augustus 2010 geschreven. Op deze datum lijkt het erop dat Nederland een minderheidskabinet van VVD-CDA krijgt met gedoogsteun van PVV. Zoals bekend, is de huidige hypotheekrenteaftrek voor VVD en CDA heilig.

NTFR 2010/1894 - Beleggingsmaatschappij maakt vervangingsvoornemen niet aannemelijk

ECLI:NL:GHAMS:2010:BN2350, datum uitspraak 22-07-2010, publicatiedatum 28-07-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. M. de Jonge
Een beleggingsmaatschappij die zich bezighoudt met de verhuur van onroerende zaken heeft in 1999 al haar onroerende zaken verkocht. De beleggingsmaatschappij heeft in de aangifte VPB 1999 de boekwinst gedoteerd aan de vervangingsreserve. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de beleggingsmaatschappij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een concreet voornemen bestond om tot vervanging van de door haar verkochte onroerende zaken over te gaan. Uit de verklaringen kan niet worden afgeleid dat zij gelieerde vennootschappen heeft ingeschakeld bij het zoeken naar vervangende objecten. Nu de verzuimboete minder bedraagt dan € 200, ziet het hof geen aanleiding deze te verminderen in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2010/1896 - Feitelijke terbeschikkingstelling percelen is niet geëindigd door ontbinding pachtovereenkomst

ECLI:NL:GHAMS:2010:BN2551, datum uitspraak 24-06-2010, publicatiedatum 28-07-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende bezit 90% van de aandelen in Beheer bv en heeft een aantal percelen in eigendom. De dochtermaatschappij van Beheer bv heeft pachtcontracten met belanghebbende afgesloten. In 2002 wordt de pachtovereenkomst inzake de percelen a, b en c met terugwerkende kracht per 31 december 2001 ontbonden. In 2005 wordt de pachtovereenkomst inzake de percelen d en e met terugwerkende kracht per 31 december 2001 ontbonden en per dezelfde datum vangt de pacht aan voor de nieuwe pachter, de vader van belanghebbende.

NTFR 2010/1899 - Vergoeding voor voormalige werkruimte in eigen woning valt onder tbs-regeling

Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende en zijn echtgenote zijn beiden directeur-grootaandeelhouder van hun persoonlijke holdingmaatschappijen. Vanaf 2002 verhuren zij de kantoorruimte van hun woning aan hun holdingmaatschappijen. In verband met de wetswijziging per 1 januari 2005 heeft belanghebbende de terbeschikkingstelling van de kantoorruimtes beëindigd en het daarbij geleden vervreemdingsverlies verantwoord in de aangifte IB/PVV 2004. De inspecteur heeft dit gecorrigeerd en zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende een onkostenvergoeding voor de werkruimte heeft ontvangen en dat deze tot het belastbaar loon moet worden gerekend. Op grond van de rangorderegeling wordt volgens de inspecteur niet meer aan resultaat uit overige werkzaamheden toegekomen.

NTFR 2010/1901 - Gebruikelijk loon notaris afhankelijk van winstaandeel notarismaatschap

ECLI:NL:RBARN:2009:BM1662, datum uitspraak 17-11-2009, publicatiedatum 20-04-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende (een bv) is maat in een notarismaatschap. Notaris A is aandeelhouder en de enige werknemer van belanghebbende. In de notarismaatschap zijn naast notaris A, tevens notaris C en, als ondersteunend personeel, nog veertien andere personen werkzaam. Notaris A heeft in de jaren 2003 en 2004 een salaris genoten van respectievelijk € 57.573 en € 72.893. De inspecteur heeft de hoogte van het gebruikelijk loon berekend aan de hand van de afroommethode, waarbij hij is uitgegaan van het winstaandeel dat belanghebbende over de desbetreffende jaren heeft ontvangen vanuit de maatschap. Op basis van deze berekening heeft de inspecteur het loon van notaris A vastgesteld op respectievelijk € 107.396 (jaar 2003) en € 91.747 (jaar 2004) en is aan belanghebbende een naheffingsaanslag LB/PVV opgelegd.

NTFR 2010/1904 - Uitleg door Centrale Raad inzake voortzetting dienstbetrekking niet toetsbaar in cassatie

ECLI:NL:HR:2010:BN3862, datum uitspraak 13-08-2010, publicatiedatum 13-08-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de aanvraag van belanghebbende tot toekenning van ziekengeld in 2005 wegens ziekte van haar arbeidsgehandicapte werkneemster terecht is afgewezen. Dit omdat niet is voldaan aan de eis dat de betrokken werkneemster onmiddellijk voorafgaande aan een dienstbetrekking arbeidsgehandicapte is geweest in de zin van de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten. De nieuwe dienstbetrekking van 2004 vormde volgens de Centrale Raad van Beroep namelijk een voortzetting van de bestaande arbeidsrelatie die was aangegaan per 1 februari 1999, voordat de werkneemster arbeidsgehandicapt werd. In cassatie klaagt belanghebbende over een verkeerde uitleg van het begrip dienstbetrekking.

NTFR 2010/1905 - Lidmaatschapsrecht Vereniging van Eigenaren valt in box 3

ECLI:NL:HR:2010:BL7268, datum uitspraak 13-08-2010, publicatiedatum 13-08-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010
Belanghebbende heeft in een appartementencomplex een appartementsrecht op een woning dat kwalificeert als een `eigen woning’ en een appartementsrecht op een parkeerplaats. Hieraan is een lidmaatschap van de Vereniging van Eigenaren (VvE) verbonden. In geschil is of het aandeel van belanghebbende in het vermogen van de VvE voor de toepassing van de inkomstenbelasting moet worden behandeld als zelfstandig recht (in box 3) of als deel van het appartementsrecht (in box 1). De Hoge Raad zet uiteen dat het lidmaatschapsrecht van een VvE dient te worden aangemerkt als een vermogensrecht dat in de rendementsgrondslag van box 3 dient te worden begrepen.

NTFR 2010/1907 - Investeringen in terreinverharding en helikopter vormen ten dele verkapte uitdelingen

ECLI:NL:GHARN:2010:BN1384, datum uitspraak 22-06-2010, publicatiedatum 16-07-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. F. van Horzen
A bezit alle aandelen in belanghebbende. Laatstgenoemde bezit een bedrijfsterrein dat vanaf 1990 is gebruikt voor de door belanghebbende gedreven handel in elektromotoren en recyclematerialen. De economische eigendom van het bedrijfsterrein is vanaf 1993 in handen van A. Het bedrijfsterrein werd door hem verhuurd aan belanghebbende. Belanghebbende heeft het bedrijfsterrein vanaf 1997 onderverhuurd. Vanaf dat jaar loopt de verharding van het bedrijfsterrein schade op door intensivering van de bedrijfsactiviteiten. In de periode 2000 – 2002 heeft belanghebbende ter zake van de terreinbestrating investeringen verricht. In 2001 heeft belanghebbende een helikopter gekocht. Volgens de inspecteur kunnen de uitgaven voor de terreinbestrating en de afschrijvingskosten van de helikopter niet ten laste van het resultaat worden gebracht, omdat sprake is van verkapte uitdelingen. Het hof komt tot de conclusie dat de uitgaven voor herstel van de bovenmatige slijtage van de terreinverharding tot een bedrag van € 40.000 zakelijk is, omdat belanghebbende als oud-huurder daartoe de verplichting had. Hiervoor kan reeds ultimo 1997 een voorziening worden gevormd. Het meerdere vormt een verkapte uitdeling evenals de helikopterkosten (behoudens het door de inspecteur in aftrek aanvaarde bedrag).

NTFR 2010/1908 - Aangaan en wijziging lening is zakelijk: cassatieberoep ingetrokken

Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
De minister van Financiën deelt mede het cassatieberoep tegen Hof Arnhem 27 april 2010, nr. 09/00092, NTFR 2010/1376 in te trekken. Het hof oordeelde in die uitspraak dat een door belanghebbende aan B bv – waarvoor belanghebbende managementdiensten verricht en waarin de enig aandeelhouder van belanghebbende een minderheidsbelang heeft – verstrekte lening onder zakelijke voorwaarden is aangegaan. Voorts acht het hof aannemelijk dat de wijzigingen van de voorwaarden in verband met de verkrijging door B bv van een lening van de bank eveneens zakelijke grondslag hebben. Belanghebbende is daarom gerechtigd de vordering ten laste van haar winst af te waarderen.

NTFR 2010/1910 - Film-cv’s: navordering op grond van 'tweede' nieuw feit is gerechtvaardigd

ECLI:NL:GHAMS:2010:BN2437, datum uitspraak 22-07-2010, publicatiedatum 28-07-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van prof. dr. A.O. Lubbers
Belanghebbende nam deel in cv 4 en cv 5, onderdeel uitmakend van een filmfonds. Het doel van de cv’s was het produceren of het voor hun rekening doen produceren van één speelfilm. In de aangifte IB/PVV 2000 heeft belanghebbende een verlies uit onderneming opgenomen als gevolg van de deelname in de cv’s. In eerste instantie is er een aanslag opgelegd conform de aangifte. In 2005 is een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het verlies uit onderneming is gecorrigeerd. In tegenstelling tot Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat er een ‘tweede’ nieuw feit was dat navordering rechtvaardigt. Het hof gaat ervan uit dat de inspecteur op het moment waarop de aanslag werd geregeld al bekend was met het standpunt van de contactinspecteur, namelijk dat de deelnemers in de cv’s niet als ondernemer konden worden aangemerkt. De inspecteur heeft echter aannemelijk gemaakt dat de navorderingsaanslag is gebaseerd op andere informatie, namelijk de ontdekking van de license agreements. Toen rees bij de inspecteur het vermoeden dat de films niet door of voor rekening en risico van de cv’s waren geëxploiteerd. Het hof is van oordeel dat de ontdekking van de license agreements een feit is dat losstaat van de feiten waarvan de (contact)inspecteur ten tijde van de primitieve aanslagregeling op de hoogte was of had kunnen zijn. De oplegging van de navorderingsaanslag is gerechtvaardigd. Het beroep van belanghebbende op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur slaagt niet.

NTFR 2010/1911 - Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de termijnoverschrijding in bezwaar

ECLI:NL:GHAMS:2010:BN2548, datum uitspraak 20-05-2010, publicatiedatum 28-07-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Het bezwaarschrift van belanghebbende is geruime tijd na het verstrijken van de termijn ingediend. Volgens belanghebbende is de termijnoverschrijding verschoonbaar omdat Q heeft nagelaten haar er tijdig op te wijzen dat tegen de aanslagen bezwaar moest worden gemaakt, terwijl Q op dat moment niet (langer) haar gemachtigde was. Het verzuim van Q kan dan ook niet aan belanghebbende worden toegerekend. Het hof volgt belanghebbende hierin niet. Belanghebbende had geen gemachtigde aangewezen, maar heeft de aanslagen zelf ontvangen en geen aanleiding gezien daartegen bezwaar te maken of daarover met haar belastingadviseur te overleggen. Belanghebbende is dan ook zelf verantwoordelijk voor de gang van zaken omtrent de ontvangst van de aanslagen en voor haar keuzes. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De inspecteur heeft het gelijkheidsbeginsel niet geschonden.

NTFR 2010/1913 - Geen gewekt vertrouwen bij Belastingdienstmedewerker inzake reiskostenaftrek

ECLI:NL:GHARN:2010:BN1679, datum uitspraak 06-07-2010, publicatiedatum 20-07-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. J. Kastelein
Belanghebbende is werkzaam bij de Belastingdienst in een fiscaaljuridische functie. In de avonduren heeft hij een studie fiscaal recht gevolgd aan een universiteit. De in verband hiermee gemaakte reiskosten heeft belanghebbende als scholingsuitgaven opgevoerd in zijn aangifte IB 2001. Op 31 maart 2003 heeft de inspecteur hierover vragen gesteld. Vervolgens heeft de inspecteur bij brief van 12 mei 2003 belanghebbende bericht de reiskosten te zullen corrigeren. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brief van 29 mei 2003. Met dagtekening 13 juni 2003 is de aanslag IB 2001 (toch) overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Voor de jaren 2002 tot en met 2004 wenst belanghebbende de reiskosten wederom in aftrek te brengen en doet daartoe een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het hof honoreert dat beroep niet. De indruk van een bewuste standpuntbepaling kan volgens het hof namelijk redelijkerwijs niet zijn gewekt, gelet op het feit dat belanghebbende medewerker van de Belastingdienst is en aldus `van de hoed en de rand’ weet. De stelling van belanghebbende dat sprake is van discriminatoire wetgeving – uitsluiting van reiskosten als scholingsuitgaven, terwijl belastingvrije vergoeding door werkgever wel mogelijk is – wordt evenmin gedeeld door het hof. De wetgever is namelijk gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge.

NTFR 2010/1918 - Geen voeging niet-onderworpen dochtermaatschappij

Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Het voorwerp van deze procedure is een beschikking waarin de inspecteur fiscaalrechtelijke voeging ex art. 15, lid 1, Wet VPB 1969 heeft afgewezen van een naar Belgisch recht opgerichte en in België gevestigde 100%-dochter met haar Nederlandse moeder (de belanghebbende). Bij tussenarrest van HR 11 juli 2008, NTFR 2008/1444 heeft de Hoge Raad aan het Hof van Justitie EU (HvJ EU) prejudicieel de vraag voorgelegd of de EU-vestigingsvrijheid zich verzet tegen uitsluiting uit deze faciliteit van niet in Nederland onderworpen vennootschappen. Het HvJ EU heeft ontkennend geantwoord bij arrest van 25 februari 2010, zaak C-337/08 (X Holding), NTFR 2010/541. A-G Wattel neemt conclusie in de zaak.

NTFR 2010/1919 - Naheffing BPM voor kortstondig gebruik huurauto in strijd met EG-recht

ECLI:NL:RBARN:2010:BM8600, datum uitspraak 22-06-2010, publicatiedatum 22-06-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van J.D. Pronk LLM
In april 2005 is geconstateerd dat belanghebbende, woonachtig in Nederland, in Nederland gebruik heeft gemaakt van de weg met een auto met Duits kenteken. Belanghebbende heeft hiervoor een waarschuwing ontvangen. In november 2005 is nogmaals geconstateerd dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van de weg in Nederland met een niet in Nederland geregistreerde personenauto. Dit keer met een auto die door een vriendin van belanghebbende, die woonachtig is in Duitsland, voor twee weken is gehuurd in Duitsland. Belanghebbende heeft deze auto één dag mogen gebruiken om naar zijn werk te gaan, zonder dat hij daarvoor een vergoeding was verschuldigd. Belanghebbende heeft uitsluitend in Nederland met de auto gereden. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag BPM, vermeerderd met boete, opgelegd.

NTFR 2010/1921 - Verzoek teruggaaf energiebelasting te laat ingediend

Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende gebruikt jaarlijks ongeveer 400 miljoen kWh elektriciteit. Over de maand januari 2007 heeft haar energieleverancier op 8 maart 2007 € 103.483 aan energiebelasting in rekening gebracht. Over de andere maanden van het jaar 2007 heeft de energieleverancier niets in rekening gebracht. Belanghebbende doet op 27 maart 2008 een verzoek tot teruggaaf van de energiebelasting van de maand januari 2007.

NTFR 2010/1922 - Verordening rioolrecht gemeente Nijmegen niet onverbindend

ECLI:NL:GHARN:2010:BN1685, datum uitspraak 06-07-2010, publicatiedatum 20-07-2010
Aflevering 33, gepubliceerd op 19-08-2010 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende is aangeslagen in het rioolrecht van de gemeente Nijmegen. Deze gemeente heft het rioolrecht met ingang van 2006 alleen van zakelijk gerechtigden. De heffingsmaatstaf is de WOZ-waarde en het tarief is gemaximeerd op € 2.580 per jaar per eigendom. De rechtbank heeft de aanslag vernietigd. In appel draait het hof die beslissing terug. Anders dan belanghebbende bepleit, acht het hof de verordening niet onverbindend. De WOZ-waarde als heffingsmaatstaf is toegestaan. Het begrenzen van het tarief op € 2.580 is rechtens eveneens toelaatbaar volgens het hof. Een overschrijding van de opbrengstlimiet is niet aan de orde, aangezien de geraamde baten niet de geraamde lasten overschrijden. Daarbij geldt dat de door de gemeente genoemde bedragen van € 2.050.000 en € 2.075.000 voor vervangingsinvesteringen en `aanpassing rioolstelsel’ tot de `lasten ter zake’ mogen worden gerekend. Van strijdigheid met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is evenmin sprake, aldus het hof.