NTFR 2016/609 - Verantwoordelijkheid van de erkende entrepothouder
Aflevering 6, gepubliceerd op 11-02-2016 met annotatie van mr. J. Sanders jr.Karelia is een vennootschap naar Grieks recht die tabaksproducten vervaardigt en daarbij de status van erkend entrepothouder heeft. Nadat het van een Bulgaarse onderneming een bestelling voor 760 dozen sigaretten had ontvangen, heeft Karelia op 9 juni 1994 bij het douanekantoor een uitvoeraangifte ingediend. Deze lading heeft haar bestemming echter nooit bereikt. Door de douanediensten uitgevoerd onderzoek heeft aan het licht gebracht dat de vrachtwagen waarin de lading zou worden vervoerd, geheel onbeladen was vertrokken naar Bulgarije, en dat de lading was overgeladen in een andere vrachtwagen. Aangezien Karelia niet het certificaat heeft overlegd ten bewijze dat de sigaretten het land hebben verlaten, is de door Karelia ter dekking van het accijnsbedrag gestelde bankgarantie ingevorderd. De douaneautoriteiten hebben vervolgens een besluit vastgesteld ter zake van de toerekening van het smokkelen van 760 dozen sigaretten. Bij dit besluit hebben zij onder meer de personen die op naam van de Bulgaarse onderneming de bestelling van de sigaretten bij Karelia hadden geplaatst, als medeplegers van de smokkel aangemerkt. Aan de gezamenlijke medeplegers van de smokkel zijn een verhoogde heffing en verhoogde accijnzen opgelegd. Daarnaast is Karelia civielrechtelijk hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling van deze bedragen. In de procedure die volgt, komt de zaak uiteindelijk terecht bij de Griekse raad van state. Die besluit de vraag of een nationale bepaling, op grond waarvan de erkende entrepothouder van verzending in omstandigheden als die in de onderhavige zaak hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld, strijdig is met Europees recht,voor te leggen aan het HvJ. Volgens A-G Bot verzet Accijnsrichtlijn 92/12/EEG zich niet tegen een dergelijke hoofdelijkeaansprakelijkheidsregeling tenzij die niet uitdrukkelijk is neergelegd in de nationale wetgeving en, indien binnen die regeling wordt vermoed dat de erkende entrepothouder de goederen in eigendom heeft of daarover kan beschikken, en de plegers van de smokkel optreden als zijn vertegenwoordigers, dit vermoeden niet onweerlegbaar is, waardoor de erkende entrepothouder de mogelijkheid zou worden ontnomen zich van zijn aansprakelijkheid te bevrijden door te bewijzen dat hij geen enkele fout heeft gemaakt. Het is aan de verwijzende rechter om, rekening houdend met alle rechtens en feitelijke relevante omstandigheden, na te gaan of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling aan deze eisen voldoet.