Aflevering 10

Gepubliceerd op 8 maart 2012

NTFR 2012/517 - Instrumentalisme en vrijheid

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 geschreven door prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau
Belastingrecht is geen rustig bezit. Sterker nog, belastingrecht is steeds meer een hectische aangelegenheid. Zonder het verleden te romantiseren, kunnen we zeggen dat het belastingrecht lijdt aan een bovenmatig gebrek aan stabiliteit en duurzaamheid. De wetgever draagt daar in belangrijke mate aan bij. De belastingwetgever is hyperactief. Sterker nog het lijkt wel of hij lijdt aan Attention Deficit Hyperactivity Disorder, ADHD dus. De belastingwetgever is ‘Alle Dagen Heel Druk’. Het instrumentalisme draagt een stevig steentje aan bij. Bevordert dat de vrijheid van de belastingplichtige?

NTFR 2012/518 - Expat, kennismigrant, 30%-er – Let op! Geen uniform loonbegrip

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 geschreven door mr. C.L.J.R. Douven
HR-medewerkers, adviseurs, advocaten et cetera die met expats werken uit niet-EU-landen hebben voor de fiscaliteit en de kennismigrantenregeling te maken met twee verschillende looncriteria. Het looncriterium van de kennismigrantenregeling bestaat al geruime tijd. Met ingang van 1 januari 2012 is ook voor de toepassing van de 30%-regeling in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) een looncriterium ingevoerd. Voor de toets of sprake is van een specifiek deskundige (ingekomen) werknemer die schaars of niet aanwezig is op de Nederlandse arbeidsmarkt moet in de meeste situaties aan een looncriterium worden voldaan. Dit looncriterium is mede ingevoerd om de 30%-regeling meer aan te laten sluiten bij de kennismigrantenregeling.O.a. MvT, Belastingplan 2012, Kamerstukken II, 2011-2011, 33 003, nr. 3, NTFR 2011/2765. Beide looncriteria verschillen echter aanzienlijk van elkaar. Het is van groot belang voor werknemers en werkgevers dat voldaan wordt aan beide looncriteria. Wordt niet aan de criteria voldaan, dan moet de werknemer mogelijk het land uit en/of is de fiscaal aantrekkelijke 30%-regeling niet meer van toepassing. Sleutelen om te voldoen aan het ene looncriterium kan ongewenste gevolgen hebben voor het andere looncriterium. Tijd om deze looncriteria eens nader onder de loep te nemen.

NTFR 2012/527 - Optierechten worden pas genoten als loon wanneer zij inhoudelijk volledig zijn bepaald en direct of na een bepaalde, vaste termijn kunnen worden uitgeoefend

ECLI:NL:GHAMS:2011:BV1617, datum uitspraak 01-12-2011, publicatiedatum 25-01-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Aan twee werknemers (behorende tot het management) van belanghebbende zijn in de aandeelhoudersvergadering in 1997 optierechten op aandelen toegekend. In 1999 is er een participatieregeling door partijen ondertekend. De vraag is of en op welk moment de optierechten in de heffing van loonbelasting moeten worden betrokken. In tegenstelling tot Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat een loonbestanddeel in de vorm van een recht kan ontstaan op het tijdstip waarop een werkgeefster een onvoorwaardelijk en onherroepelijk aanbod aan haar werknemer heeft gedaan met betrekking tot het verstrekken van optierechten op de verwerving van aandelen in haar kapitaal. De uitdrukkelijke aanvaarding door de werknemer is daarvoor geen constitutief vereiste. Dergelijke optierechten worden pas genoten als loon in de vorm van een recht op het tijdstip waarop zij inhoudelijk volledig zijn bepaald en zij bovendien aanstonds of na een bepaalde, vaste termijn kunnen worden uitgeoefend. Tijdens de aandeelhoudersvergadering is geen sprake geweest van de toekenning van inhoudelijk voldoende bepaalbare optierechten, aangezien ingangsdatum, looptijd en uitoefenprijs van de toegekende optierechten ontbraken.

NTFR 2012/529 - Uitkering uit ongevallenverzekering aan hoofdagent is belast als loon

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van dr. F.M. Werger
Belanghebbende is als hoofdagent werkzaam geweest bij het KLPD. Tijdens de uitoefening van zijn dienstbetrekking heeft belanghebbende een ongeval gehad, als gevolg waarvan hij blijvend (gedeeltelijk) invalide is geraakt. In 2009 heeft belanghebbende een uitkering ontvangen van een door de werkgever gesloten collectieve dienstongevallenuitkering (Barp) en van een collectieve privéongevallenverzekering. Op deze uitkeringen is door de werkgever loonheffing ingehouden. In geschil is of dat terecht is. Rechtbank Arnhem oordeelt dat belanghebbende zijn recht op vergoeding uit de dienstongevallenuitkering ontleent aan een afspraak in een rechtspositionele regeling die onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst, zodat de door de Hoge Raad gemaakte uitzondering niet van toepassing is en de uitkering op grond van de omkeerregel tot het loon behoort. Hieraan doet niet af dat belanghebbende zijn werkgever civielrechtelijk aansprakelijk had kunnen stellen (onrechtmatige daad) voor de geleden schade. Voorts oordeelt de rechtbank dat belanghebbende het recht op uitkering uit de privéongevallenverzekering kan ontlenen aan de arbeidsovereenkomst, nu deze is gebaseerd op een toezegging van het KLPD. Dit betekent dat ook de uitkering op grond van de privéongevallenverzekering tot het loon behoort.

NTFR 2012/530 - Aannemer is zelfstandig ondernemer ondanks weinige opdrachtgevers

ECLI:NL:RBBRE:2011:BV1562, datum uitspraak 09-12-2011, publicatiedatum 24-01-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende is werkzaam op gebied van (beton)ruwbouw. Tot 2007 was hij werkzaam bij een woningbouworganisatie. Met ingang van 1 juli 2007 heeft belanghebbende zich ingeschreven als zelfstandige bij de Kamer van Koophandel. In 2008 heeft belanghebbende twee opdrachtgevers gehad. Een opdrachtgever betrof de woningbouworganisatie waar belanghebbende eerder in dienst was. Aan belanghebbende is zowel voor 2007 als voor 2008 een verklaring ‘winst uit onderneming’ afgegeven. De inspecteur heeft zich echter, na een boekenonderzoek in 2009, op het standpunt gesteld dat geen sprake was van winst uit onderneming.

NTFR 2012/532 - Verschuldigde schadevergoeding wegens onrechtmatig verkregen voordelen is geen negatief loon

ECLI:NL:HR:2012:BV7377, datum uitspraak 02-03-2012, publicatiedatum 02-03-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012
Belanghebbende is getrouwd met K. K is dga van R bv. N bv en R bv zijn overeengekomen dat R bv het management van het door N bv uitgeoefende bedrijf zou voeren. De managementvergoeding die N bv betaalde, bestond onder meer uit salaris van zowel K als belanghebbende. Belanghebbende verrichte administratieve werkzaamheden voor N bv. Belanghebbende is in 2005 veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan N bv, omdat zij aan derden helmen en accessoires zou hebben geleverd die afkomstig waren uit de voorraad van N bv. Hof Amsterdam (NTFR 2011/839) heeft geoordeeld dat de schadevergoeding niet kan worden aangemerkt als negatief loon, aangezien belanghebbende niet in dienstbetrekking was bij N bv. Het ligt op de weg van belanghebbende aannemelijk te maken dat zij uit de verkoop van niet aan haar toebehorende helmen en accessoires aan derden winst uit onderneming dan wel resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten, die in rechtstreeks verband staan met de vastgestelde schadeplichtigheid. Hierin is belanghebbende niet geslaagd.

NTFR 2012/533 - Bestelauto alleen geschikt voor goederenvervoer: geen onttrekking wegens privégebruik

ECLI:NL:GHARN:2011:BU9130, datum uitspraak 13-12-2011, publicatiedatum 23-12-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. M.H. Schoonhoven
Belanghebbende drijft een onderneming in firmaverband. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit ontwerpen en interieurbouw. Tot het ondernemingsvermogen behoort een bestelauto. In de cabine van deze auto bevinden zich twee zitplaatsen. Achter de cabine is een laadruimte zonder zitplaatsen. De inspecteur heeft ter zake van de bestelauto een onttrekking wegens privégebruik in aanmerking genomen en daarom de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Het hof vernietigt deze navorderingsaanslag. Volgens het hof is de bestelauto door aard en inrichting namelijk (nagenoeg) uitsluitend geschikt voor het vervoer van goederen. Redengevend voor dit oordeel acht het hof dat de laadruimte en de stoelen voor bestuurder en bijrijder door de aard van de werkzaamheden (vervoer van bouwhout) vies en stoffig zijn, de tweede stoel is aanwezig omdat de aanwezigheid van een bijrijder noodzakelijk is en vervoer van personen in de laadruimte op grond van de wegenverkeerswetgeving niet is toegestaan.

NTFR 2012/534 - Schadeloosstelling voor te derven dividend is een vervreemdingsvoordeel

ECLI:NL:GHAMS:2011:BV1610, datum uitspraak 22-09-2011, publicatiedatum 25-01-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende is samen met twee broers, direct en indirect grootaandeelhouder in een groot aantal vennootschappen, waaronder C bv (60%-belang), dat als voornaamste activiteit de groothandel in kaas heeft. De broers hielden middellijk en onmiddellijk ook alle aandelen in D bv. In 2011 zijn de broers met D bv, houdster van 40% van de aandelen in C bv, overeengekomen dat statutair de winstgerechtigdheid van de aandelen van de broers wordt verminderd ten gunste van D bv, onder de opschortende voorwaarde dat een kleindochter-bv van C bv blijkens de vastgestelde jaarrekening over het boekjaar 2002 een winst voor belasting zal hebben behaald van ten minste f 7.000.000. De jaarrekening over 2002 is op 21 januari 2004 vastgesteld en daaruit bleek dat het resultaat voor belastingen in totaal € 7.025.754 bedraagt. Als tegenprestatie voor het meewerken aan de statutenwijziging en ter compensatie van de daardoor te derven toekomstige dividendinkomsten is D bv aan de broers een schadeloosstelling verschuldigd van € 1.512.600 per aandeelhouder. De broers hebben deze schadeloosstelling in 2001 in rekening-courant bijgeschreven gekregen. De statuten zijn nimmer gewijzigd. De inspecteur heeft in de aanslag IB/PVV voor het jaar 2004 de schadeloosstelling in het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang begrepen. Het hof is van oordeel dat het door belanghebbende genoten voordeel moet worden beschouwd als een voordeel uit hoofde van de vervreemding van een deel van de rechten waarop belanghebbende als houder van de aandelen in C bv recht heeft. De wetgever heeft niet de bedoeling gehad bepaalde voordelen, die onder de Wet IB 1964 als inkomen uit aanmerkelijk belang werden aangemerkt, daarvan onder de Wet IB 2001 uit te sluiten. Bovendien is een voordeel als het onderhavige tekstueel zonder meer te kwalificeren als ‘een voordeel uit hoofde van de vervreemding van een deel van de rechten’ uit de aandelen. Mocht het door belanghebbende genoten voordeel als een voordeel ter vervanging van inkomsten moeten worden beschouwd dat niet als vervreemdingsvoordeel kan worden aangemerkt, dan ziet het hof geen reden waarom dat voordeel niet als een regulier voordeel zou kunnen worden aangemerkt.

NTFR 2012/536 - In 2007 geen aftrek voor verlies uit financieel product uit 2003

ECLI:NL:GHARN:2012:BV1449, datum uitspraak 10-01-2012, publicatiedatum 20-01-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. J.P.A. Buitenhek
Belanghebbende is in 2002 gescheiden. In zijn aangifte IB 2007 claimt belanghebbende een verlies van € 3.874 uit voorgaande jaren. Het verlies zou betrekking hebben op een financieel product. Een verliesbeschikking is nimmer vastgesteld door de inspecteur. De geclaimde aftrekpost is bij de vaststelling van de aanslag IB 2007 niet verleend door de inspecteur. Volgens het hof is dat terecht. Het gaat hier om een financieel product waarvoor in 2003 een boeterente verschuldigd is geweest en ten aanzien waarvan ultimo 2003 nog een bedrag aan de bank verschuldigd was. Dit product dient in de regel in box 3 in aanmerking te worden genomen, maar dat vermogen kan niet negatief zijn. Belanghebbende heeft onvoldoende gesteld voor de conclusie dat aftrek mogelijk is in box 1, bijvoorbeeld in het kader van alimentatieverplichtingen. Nu een verliesvaststellingsbeschikking niet is vastgesteld, concludeert het hof dat voor enige aftrek op het inkomen uit werk en woning of verrekening van verliezen in 2007 geen plaats is.

NTFR 2012/538 - Aftrek verbouwingskosten monumentenpand

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende is eigenaar van een appartement dat onderdeel uitmaakt van een voormalige koekfabriek. Het appartement is voor belanghebbende een eigen woning en is tevens aan te merken als monumentenpand in de zin van art. 6.31 Wet IB 2001. Het aandeel van belanghebbende in de totale verbouwingskosten van de koekfabriek bedraagt € 41.276. In Hof Den Bosch 19 november 2010, nr. 10/00093, NTFR 2011/676 heeft het hof geoordeeld dat bij de verbouwing in bouwkundig opzicht zo weinig is veranderd dat niet kan worden gezegd dat in wezen sprake is van nieuwbouw. De uitgaven van € 41.276 zijn derhalve aangeduid als aftrekbare onderhoudskosten in de zin van art. 6.31 Wet IB 2001. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel.

NTFR 2012/539 - Geen aftrek kosten wegens ziekenbezoek vader omdat belanghebbende geen gezamenlijke huishouding met hem voerde

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV2988, datum uitspraak 26-01-2012, publicatiedatum 08-02-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft in de jaren 2006 en 2007 kosten gemaakt ten behoeve van het met haar moeder bezoeken van haar zieke vader. Haar moeder kon de reis niet zelfstandig afleggen. Belanghebbende woonde op een ander adres dan haar ouders. De kosten die belanghebbende heeft gemaakt voor het bezoeken van haar vader in het ziekenhuis heeft zij in aftrek gebracht als uitgaven voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij de aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijk vereiste dat de bezoeker bij aanvang van de ziekte een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met de zieke persoon. De informatie op de site van de Belastingdienst dat gezinsleden een beroep kunnen doen op genoemde bepaling is naar het oordeel van het hof een algemene inlichting. Een beroep op het vertrouwensbeginsel met betrekking tot algemene inlichtingen slaagt slechts wanneer de belastingplichtige de onjuistheid niet had hoeven te beseffen en schade lijdt doordat hij, afgaande op de onjuiste voorlichting, enige handeling heeft verricht of nagelaten. Belanghebbende heeft door af te gaan op de verkregen inlichtingen, die later onjuist bleken, geen schade geleden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet slagen.

NTFR 2012/540 - Na saldering bestaande valutawinsten vallen ook onder art. 10a, lid 2, Wet VPB 1969

ECLI:NL:HR:2012:BQ1248, datum uitspraak 24-02-2012, publicatiedatum 24-02-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van dr. C.L. van Lindonk
Belanghebbende heeft in 2004 $47.564.887 geleend van haar 100% Belgische moedervennootschap. De lening valt onder de aftrekuitsluiting van art. 10a Wet VPB 1969. In 2004 heeft belanghebbende € 490.880 (niet-aftrekbare) rente betaald aan haar moeder. Ultimo 2004 heeft de moeder haar vordering op belanghebbende omgezet in ‘agio’ (informeel kapitaal) op haar aandelen in belanghebbende. Daarbij realiseerde belanghebbende een valutawinst van € 4.240.672. In geschil is of, en zo ja in hoeverre, het positieve resultaat buiten de belastinggrondslag blijft. In het kader van art. 10a, lid 2, letter b, Wet VPB 1969 dienen volgens de Hoge Raad in geval van valutawinsten deze te worden gesaldeerd met renten en kosten en met eventueel geleden valutaverliezen. In een geval waarin het bedrag van valutawinsten hoger is dan het gezamenlijke bedrag van renten, kosten en valutaverliezen, kan, aldus de cassatierechter, niet worden aangenomen dat de wetgever zou hebben beoogd valutawinsten niet mede onder art. 10a, lid 2, Wet VPB 1969 te brengen.

NTFR 2012/542 - Geen toepassing deelnemingsvrijstelling door herkwalificatie gekozen rechtsvorm

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. H. Lohuis
Belanghebbende (X bv) participeert in een besloten fonds voor gemene rekening. Door middel van dit fonds, dat transparant is voor fiscale doeleinden, bezit belanghebbende aandelen in Y bv. In geschil is of de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op de voordelen die belanghebbende uit deze aandelen heeft ontvangen. Rechtbank Den Haag stelt voorop dat er civielrechtelijk een verkoop van de aandelen aan belanghebbende heeft plaatsgevonden en dat zij in het onderhavige jaar eigenaar was van ten minste 5% van het nominaal gestorte kapitaal in Y bv. Op grond van hetgeen belanghebbende over het verband tussen de verschillende contracten heeft verklaard, is de rechtbank echter van oordeel dat sprake is van een samenstel van transacties waarvan het economische resultaat is dat belanghebbende met betrekking tot de aandelen in Y bv de zekerheid had (behoudens een kredietrisico dat zij net als ‘gewone’ crediteuren loopt) dat zij het door haar in die aandelen geïnvesteerde bedrag van € 375.161.000 na een bepaalde tijd terug zou ontvangen. Met het samenstel van transacties wordt bewerkstelligd dat belanghebbende in de vorm van opbrengsten van aandelen rente op de door haar verstrekte geldlening ontving. Daarom oordeelt de rechtbank dat de aan de door belanghebbende gekozen rechtsvorm verbonden fiscale gevolgen, te weten toepassing van de deelnemingsvrijstelling op de voordelen die belanghebbende uit haar aandelen in Y bv ontvangt, niet aanvaardbaar zijn gezien het economische resultaat van die gekozen rechtsvorm en gelet op de strekking van de Wet VPB 1969.

NTFR 2012/545 - Administratie Chinees restaurant terecht verworpen

ECLI:NL:RBLEE:2011:BV0338, datum uitspraak 19-09-2011, publicatiedatum 09-01-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. J. Kastelein
De inspecteur heeft de administratie van belanghebbende, een vof waarin een Chinees-Indische restaurant wordt gedreven, verworpen en een naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 2004-2006 opgelegd. Belanghebbende komt hiertegen in beroep en stelt dat haar administratie voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De rechtbank acht van belang dat niet alle detailgegevens van de in de bestelcomputers ingevoerde bestellingen bewaard zijn gebleven. Het ontbreken van een doorlopende nummering van de bestellingen maakt een efficiënte en effectieve controle van de volledigheid van de omzet onmogelijk. De controle op de volledigheid van de geboekte omzet wordt eveneens gefrustreerd doordat gemaakte correctieboekingen niet zijn bewaard. Hier komt bij dat de omzet dranken afwijkt van de theoretische omzetberekening van de inspecteur en dat sprake is van wisselende brutowinstpercentages. De ernst van de gebreken rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een verschuiving en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank verlaagt wel het door de inspecteur gehanteerde brutowinstpercentage gelet op de aard van het door belanghebbende gedreven restaurant.

NTFR 2012/546 - Toepassing keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen bij 90%-gevallen; hypotheekrente-aftrek

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012
In dit nieuwsbericht wordt aangekondigd dat buitenlandse belastingplichtigen die 90% of meer van hun inkomen in Nederland verdienen, hun hypotheekrenteaftrek voortaan op dezelfde manier krijgen als inwoners van Nederland. Ze moeten hiervoor nog wel gebruik maken van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen, maar de eenmaal verleende hypotheekrenteaftrek wordt in de toekomst niet meer op grond van de inhaal- en clawbackregeling teruggenomen. De maatregel hangt samen met het EU-recht en wordt binnenkort via een beleidsbesluit bekrachtigd.

NTFR 2012/548 - Ook meldingsplicht bij tijdelijke betalingsonmacht

ECLI:NL:HR:2012:BV3927, datum uitspraak 17-02-2012, publicatiedatum 17-02-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende is (middellijk) bestuurder van vennootschap A die zijn naheffingsaanslagen loonbelasting over 2006 niet heeft betaald. Op 28 augustus 2006 heeft de Belastingdienst een brief ontvangen waarin is opgemerkt dat vennootschap A niet in staat is om per omgaande de aangiften loonbelasting over de maanden november 2005 t/m juli 2006 te betalen. In de brief wordt verzocht de loonbelastingschuld te verrekenen met teruggaven omzetbelasting. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat met deze brief geen melding betalingsonmacht is gedaan, omdat de brief gewag maakt van de mogelijkheid van verrekening met reële teruggaven omzetbelasting. De Hoge Raad acht dit oordeel niet juist. Er bestaat ook een meldingsplicht in periode van tijdelijke betalingsonmacht, waarin de ondernemer nog de verwachting mag hebben dat hij aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen. In zoverre is het hof uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Verder geeft de brief van 28 augustus 2006 blijk van liquiditeitsproblemen. In zoverre het hof deze brief niet als een melding van betalingsonmacht aanmerkt, is dit oordeel onbegrijpelijk. Verder overweegt de Hoge Raad nog dat aan de juistheid van een aansprakelijkheidsbeschikking niet in de weg staat dat nadien op de desbetreffende naheffingsaanslagen nog betalingen zijn verricht.

NTFR 2012/551 - Geen aansprakelijkstelling nu bestuurder niet is tekortgeschoten in zijn toezichthoudende taak

ECLI:NL:RBARN:2012:BV3123, datum uitspraak 09-02-2012, publicatiedatum 09-02-2012
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2012 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Belanghebbende is middellijk bestuurder van A bv en B bv. In 2006 is de controller van B bv op staande voet ontslagen wegens disfunctioneren en is tevens de externe accountant vervangen. Op advies van de nieuwe externe accountant zijn transacties ten aanzien van een sale and lease back-overeenkomst met terugwerkende kracht gefactureerd met omzetbelasting. Mede naar aanleiding daarvan zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Vanwege betalingsproblemen hebben A bv en B bv diverse omzetbelastingschulden niet betaald. Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor deze schulden. In geschil is of dat terecht is. Niet in geschil is dat de betalingsonmacht tijdig is gemeld. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de ontvanger niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende gedurende de jaren 2002 tot en met 2006 op de hoogte was van het bestaan van de balansposten omzetbelasting en daardoor ook niet van de onjuiste aangiften omzetbelasting. Volgens de rechtbank kan in zoverre dus ook geen sprake zijn van bewustheid van belanghebbende ten aanzien van het stelselmatig onjuist doen van aangiften omzetbelasting. Voorts oordeelt de rechtbank dat van belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij zelf de juistheid van de omzetbelastingaangiften controleert. Daarvoor heeft belanghebbende terecht een externe accountant ingeschakeld. Toen bleek dat de externe controle onvoldoende was geweest, heeft belanghebbende de externe accountant vervangen. Belanghebbende is niet zodanig tekortgeschoten in zijn toezichthoudende taak dat om die reden sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank vernietigt de beschikkingen aansprakelijkstelling.