NTFR 2016/1182 - Terechte naheffing BZM voor met kraan uitgeruste vrachtauto
ECLI:NL:HR:2016:707, datum uitspraak 22-04-2016, publicatiedatum 22-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 Belanghebbende exploiteert een laanbomenkwekerij en gebruikt in dat kader een vrachtauto. De vrachtauto is uitgerust met een kraan die wordt gebruikt bij het planten van laanbomen. Met de kraan wordt de boom in het plantgat gezet. De vrachtauto wordt tevens gebruikt voor het vervoeren van de bomen naar de plaats waar de bomen worden geplant. Daartoe is de vrachtauto uitgerust met een schotel, bedoeld om een oplegger aan te koppelen. Op 21 februari en 21 maart 2013 heeft belanghebbende met de vrachtauto gebruikgemaakt van de autosnelweg. Omdat geen aangifte is gedaan, zijn naheffingsaanslagen belasting zware motorvoertuigen (BZM) opgelegd, met verzuimboete. De BZM wordt geheven van vrachtauto’s met een toegestane maximum massa van 12.000 kilogram of meer, die uitsluitend zijn bestemd voor goederenvervoer over de weg en die daarbij gebruikmaken van de autosnelweg. Belanghebbende stelt dat de vrachtauto niet uitsluitend bestemd is voor goederenvervoer. Volgens belanghebbende is de vrachtauto in hoofdzaak dienstbaar aan het planten van bomen en vindt het vervoer plaats uitsluitend ten dienste van het plantproces. Hof Den Bosch 5 maart 2015, nrs. 14/00042 en 14/00043, NTFR 2015/1424) heeft geoordeeld dat de vrachtauto geschikt is voor meerdere toepassingen. Niet het specifieke gebruik van de vrachtauto door belanghebbende is bepalend, maar de algemene bestemming van de vrachtauto. De algemene geschiktheid van de vrachtauto is de goederenvervoersfunctie (hoofdfunctie) en niet de hijsfunctie (een nevenfunctie). De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd. Ook bij de inspecteur bestaat onduidelijkheid over de uitleg van de onderhavige wettelijke bepaling in een specifiek geval. Gelet hierop is het hof, anders dan Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 november 2013, nr. 13/4423, NTFR 2014/506, van oordeel dat belanghebbende een pleitbaar standpunt heeft ingenomen en dat de boete dient te vervallen. Dat belanghebbende vooraf de inspecteur had kunnen vragen om zijn standpunt, doet daaraan niet af, aldus het hof.