Aflevering 17

Gepubliceerd op 28 april 2016

NTFR 2016/1163 - Vermogenswinst- en vermogensaanwasbelastingen? Verwacht er niet te veel van

Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
Vermogensrendementsheffing is, als we het puur semantisch beschouwen, een geheimzinnig begrip. Want wat is vermogen? Wat is rendement? Is vermogen het geheel van activa die een belastingplichtige bezit? En waar de fiscus vervolgens zijn ogen op heeft laten vallen teneinde de rendementen die deze activa opleveren, te belasten? Of is er meer aan de hand?

NTFR 2016/1166 - Verlies op certificaten door defungeringsregeling vormt negatief loon

ECLI:NL:HR:2016:635, datum uitspraak 15-04-2016, publicatiedatum 15-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende heeft van 2004 t/m 2006 certificaten van aandelen in (toenmalige) werkgever gekocht. In het kader van een overname zijn deze certificaten omgewisseld voor certificaten van aandelen in de overnemer. In de voorwaarden hierbij is een blokkeringsperiode van drie jaar opgenomen (aanvang per 1 januari 2007). Daarnaast gold een defungeringsregeling: bij beëindiging van de dienstbetrekking binnen deze periode moest belanghebbende de certificaten tegen een vooraf bepaalde prijs aanbieden aan de overnemer. Door beëindiging van de dienstbetrekking eind 2009 is voor belanghebbende de defungeringsregeling in werking getreden. Hierdoor leed belanghebbende een nadeel van € 289.611. In geschil is of dit bedrag negatief loon vormt. Anders dan Hof Amsterdam (6 november 2014, nr. 13/00294, NTFR 2014/2986) en A-G Niessen (8 september 2015, NTFR 2015/2758), beantwoordt de Hoge Raad die vraag bevestigend. Indien een werknemer op grond van een beding in een overeenkomst met zijn werkgever gehouden is om bij beëindiging van zijn dienstbetrekking een transactie te verrichten, en hij met die transactie een nadeel lijdt in de vermogenssfeer, moet dat nadeel volgens de Hoge Raad namelijk aan de dienstbetrekking worden toegerekend en als gevolg daarvan als negatief loon in aanmerking worden genomen.

NTFR 2016/1173 - Woning is terecht als fictief legaat bestempeld

ECLI:NL:HR:2016:583, datum uitspraak 08-04-2016, publicatiedatum 08-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Op 21 januari 2011 is erflaatster overleden. Erflaatster heeft als haar erfgenamen vier kinderen achtergelaten, waaronder belanghebbende. Tot het vermogen van erflaatster behoorde de door haar bewoonde woning. Op 2 juni 2010 is door een taxateur de onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat van de woning bepaald op € 117.500 en de huurwaarde op € 7.800 per jaar, oftewel € 650 per maand. Vervolgens heeft erflaatster de woning op 19 juli 2010 verkocht aan belanghebbende voor € 117.500. Daarbij is een huurovereenkomst gesloten waarin de woning aan erflaatster is verhuurd tegen een huursom van € 650 per maand. Voor de vaststelling van de erfbelasting heeft de inspecteur met toepassing van art. 10 SW 1956 de woning als fictief legaat aangemerkt. Volgens Hof Den Haag (12 december 2014, nr. 14/00171, NTFR 2015/473) is dit terecht. Ingevolge art. 10, lid 3, SW 1956 wordt de erflater geacht een genot van een vruchtgebruik te hebben gehad als de door hem betaalde huurprijs minder is dan 6% van de in aanmerking te nemen WOZ-waarde. In dit geval is de huurprijs aanzienlijk minder dan 6% van de WOZ-waarde in 2010 (€ 221.000) en 2011 (€ 216.000). Het bepaalde in art. 10 SW 1956 is daarom van toepassing, aldus het hof. De Hoge Raad sluit zich daarbij aan. Dat partijen strikt zakelijk hebben gehandeld, doet niet ter zake nu de wetgever scherp de gevallen heeft willen begrenzen waarop art. 10, lid 3, SW 1956 van toepassing is.

NTFR 2016/1180 - Sportvrijstelling in de btw

Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 geschreven door mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
De Staatssecretaris van Financiën beantwoordt Kamervragen over de verruiming van de sportvrijstelling als bedoeld in art. 11.1e Wet OB 1968. Hij deelt mee dat voor de toepassing van de Europese sportvrijstelling geen onderscheid mag worden gemaakt tussen prestaties aan leden en prestaties aan niet-leden. De Nederlandse sportvrijstelling geldt enkel voor prestaties aan leden. Ook op een ander punt is de Europese sportvrijstelling ruimer dan de Nederlandse. Bij de Nederlandse sportvrijstelling valt, in tegenstelling tot bij de Europese, de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties buiten de vrijstelling. De staatssecretaris acht verruiming van de Nederlandse sportvrijstelling onvermijdelijk.

NTFR 2016/1181 - BPM-afschrijvingsmethode kan in bezwaar worden gewijzigd, nu (tweede) controle niet nodig is

ECLI:NL:HR:2016:422, datum uitspraak 18-03-2016, publicatiedatum 18-03-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft een gebruikte personenauto vanuit een andere lidstaat naar Nederland overgebracht. In de aangifte bpm heeft belanghebbende voor het berekenen van de afschrijving gekozen voor toepassing van Autotelex-koerslijst. In bezwaar heeft belanghebbende gekozen voor toepassing van de XRAY-koerslijst, waardoor een teruggaaf van bpm zou volgen. Hof Den Haag (25 juli 2014, nrs. 13/01282 en 13/01295, NTFR 2014/2455) heeft geoordeeld dat op grond van art. 10, lid 7, Wet BPM (tekst 2012) het niet mogelijk is om na het doen van de aangifte in de bezwaar- of de beroepsfase alsnog een andere afschrijvingsmethode te kiezen, of uit te gaan van gegevens die bij de aangifte niet zijn gebruikt. Volgens de Hoge Raad is dit oordeel niet juist. Art. 10, lid 7, derde volzin, Wet BPM staat niet eraan in de weg om in bezwaar of beroep te kiezen voor een andere afschrijvingsmethode dan waarvan bij de aangifte is uitgegaan of een beroep te doen op gegevens die bij de aangifte niet zijn gebruikt voor de berekening van de bpm, mits voor het vaststellen van de juistheid ervan geen (tweede) controle van het voertuig nodig is zodat een vergelijking van de aangedragen gegevens en de bij de aangifte gebruikte gegevens volstaat om vast te stellen of het bij de aangifte gebezigde afschrijvingspercentage te laag is geweest. Belanghebbende mag voor de berekening van de bpm uitgaan van de volgens de XRAY-koerslijst getaxeerde handelswaarde.

NTFR 2016/1182 - Terechte naheffing BZM voor met kraan uitgeruste vrachtauto

ECLI:NL:HR:2016:707, datum uitspraak 22-04-2016, publicatiedatum 22-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016
Belanghebbende exploiteert een laanbomenkwekerij en gebruikt in dat kader een vrachtauto. De vrachtauto is uitgerust met een kraan die wordt gebruikt bij het planten van laanbomen. Met de kraan wordt de boom in het plantgat gezet. De vrachtauto wordt tevens gebruikt voor het vervoeren van de bomen naar de plaats waar de bomen worden geplant. Daartoe is de vrachtauto uitgerust met een schotel, bedoeld om een oplegger aan te koppelen. Op 21 februari en 21 maart 2013 heeft belanghebbende met de vrachtauto gebruikgemaakt van de autosnelweg. Omdat geen aangifte is gedaan, zijn naheffingsaanslagen belasting zware motorvoertuigen (BZM) opgelegd, met verzuimboete. De BZM wordt geheven van vrachtauto’s met een toegestane maximum massa van 12.000 kilogram of meer, die uitsluitend zijn bestemd voor goederenvervoer over de weg en die daarbij gebruikmaken van de autosnelweg. Belanghebbende stelt dat de vrachtauto niet uitsluitend bestemd is voor goederenvervoer. Volgens belanghebbende is de vrachtauto in hoofdzaak dienstbaar aan het planten van bomen en vindt het vervoer plaats uitsluitend ten dienste van het plantproces. Hof Den Bosch 5 maart 2015, nrs. 14/00042 en 14/00043, NTFR 2015/1424) heeft geoordeeld dat de vrachtauto geschikt is voor meerdere toepassingen. Niet het specifieke gebruik van de vrachtauto door belanghebbende is bepalend, maar de algemene bestemming van de vrachtauto. De algemene geschiktheid van de vrachtauto is de goederenvervoersfunctie (hoofdfunctie) en niet de hijsfunctie (een nevenfunctie). De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd. Ook bij de inspecteur bestaat onduidelijkheid over de uitleg van de onderhavige wettelijke bepaling in een specifiek geval. Gelet hierop is het hof, anders dan Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 november 2013, nr. 13/4423, NTFR 2014/506, van oordeel dat belanghebbende een pleitbaar standpunt heeft ingenomen en dat de boete dient te vervallen. Dat belanghebbende vooraf de inspecteur had kunnen vragen om zijn standpunt, doet daaraan niet af, aldus het hof.

NTFR 2016/1184 - Eerste Kamer heeft wetsvoorstel doorstroming huurmarkt 2015 (34 373) aangenomen

Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016
De Eerste Kamer heeft op 12 april 2016 het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7 BW en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere huurmaatregelen tot verdere bevordering van de doorstroming op de huurmarkt (Wet doorstroming huurmarkt 2015) aangenomen. De huursombenadering maximeert de som van alle huurstijgingen van woningcorporaties op inflatie plus 1%.

NTFR 2016/1191 - A-G geeft maatstaf voor belastingplicht toeristenbelasting

ECLI:NL:PHR:2016:165, datum uitspraak 22-03-2016, publicatiedatum 01-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Ingevolge de Verordening toeristenbelasting van de gemeente Amsterdam wordt een gemeentelijke toeristenbelasting geheven ter zake van het tegen vergoeding houden van verblijf binnen de gemeente door niet ingezetenen. De verordening wijst degene die gelegenheid biedt tot verblijf, zoals in hotels, pensions, appartementen en anderszins, aan als belastingplichtige. In cassatie is in geschil of belanghebbende kan worden aangemerkt als belastingplichtige voor de toeristenbelasting.

NTFR 2016/1192 - Onder de watersysteemheffing kunnen meerdere heffingen worden geheven

ECLI:NL:PHR:2016:193, datum uitspraak 24-03-2016, publicatiedatum 08-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een woning te Z. Deze gemeente is gelegen in het gebied van het waterschap Hoogheemraadschap van Rijnland. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende zowel in 2013 als in 2014 separate aanslagen watersysteemheffing ingezetenen en watersysteemheffing eigenaren opgelegd. De aanslagen zijn elk op een afzonderlijk aanslagbiljet opgelegd, per jaar volgtijdelijk, eerst ingezetenenheffing daarna eigenarenheffing. Belanghebbende is tegen de aanslagen watersysteemheffing eigenaren 2013 en 2014 opgekomen. Daartoe heeft belanghebbende onder meer gesteld dat sprake is van navorderingsaanslagen die zijn opgelegd zonder dat daaraan een nieuw feit ten grondslag heeft gelegen.

NTFR 2016/1202 - Na verwijzing: boete VB 2000 voor verzwegen KB-Luxrekening is terecht maar wordt gematigd

ECLI:NL:HR:2016:698, datum uitspraak 22-04-2016, publicatiedatum 22-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016
Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 11 oktober 2013, nr. 12/00346, NTFR 2013/2039. Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen in de inkomsten- en vermogensbelasting opgelegd met boeten in het kader van het zogenoemde Rekeningenproject (KB-Lux). Hof Den Bosch (9 december 2011, nr. 04/01611) heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. Het cassatieberoep van belanghebbende is verworpen door de Hoge Raad onder verwijzing naar art. 81 Wet RO, het beroep van de staatssecretaris is ten dele gehonoreerd. De uitspraak van het hof gaf wat betreft de beoordeling van de boete inzake de vermogensbelasting over het jaar 2000 (van € 2.506) namelijk blijk van miskenning van het arrest HR 28 juni 2013, nr. 11/04152, NTFR 2013/1385. De zaak is voor deze boetebeschikking verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Dit verwijzingshof (Hof Arnhem-Leeuwarden 31 maart 2015, nr. 13/01097, NTFR 2015/1501) heeft geoordeeld dat vaststaat dat belanghebbende op 31 januari 1994 beschikte over een aanzienlijk saldo op een KB-Luxrekening, dat het vermoeden bestaat dat belanghebbende in de aangifte VB 2000 een te laag vermogen heeft aangegeven door verzwijging van de bankrekening, welk vermoeden niet is ontzenuwd door belanghebbende. Het verwijzingshof achtte in dit verband opzet aan de zijde van belanghebbende aannemelijk. Een boete van 100% achtte het hof in beginsel passend en geboden, maar in het kader van straftoemeting was een vermindering tot 80% op haar plaats. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn heeft het verwijzingshof de boete verder gematigd tot € 760. Anders dan belanghebbende bepleitte, heeft het hof geen reden gezien voor het stellen van prejudiciële vragen.

NTFR 2016/1203 - In bezwaar alsnog toekennen van extra leeftijdskorting bij berekening BPM levert geen aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid op

ECLI:NL:HR:2016:709, datum uitspraak 22-04-2016, publicatiedatum 22-04-2016
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016
Belanghebbende heeft ter zake van de invoer van een gebruikte auto op 29 juni 2012 aangifte gedaan op basis van een koerslijst. De auto is pas op 1 augustus 2012 in Nederland op naam gesteld. De inspecteur heeft in de bezwaarfase in verband met het tijdsverloop tussen de aangifte en de registratie een extra leeftijdskorting toegepast en de verschuldigde BPM verminderd. In geschil is of daarmee sprake is van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid als gevolg waarvan belanghebbende recht heeft op vergoeding van de kosten van bezwaar. Hof Den Bosch (2 juli 2015, nr. 14/00773, NTFR 2015/2840) heeft overwogen dat ingevolge het wettelijk systeem de BPM op aangifte dient te worden voldaan en wel voordat het kenteken op naam wordt gesteld. Dit betekent dat de belasting al dient te worden voldaan voordat het belastbaar feit, de registratie, zich voordoet. Het gevolg van deze systematiek is dat de heffingsgrondslag nog niet vaststaat op het moment dat de belasting moet worden voldaan. Tussen het tijdstip van aangifte en het tijdstip van registratie kan immers een periode verstreken zijn als gevolg waarvan de auto in waarde is gedaald. Om hieraan tegemoet te komen hanteert de Belastingdienst een waardepeildatum die vijf werkdagen na het tijdstip van aangifte ligt. Daarnaast biedt de Belastingdienst handelaren de mogelijkheid om gebruik te maken van de zogenoemde artikel 8-vergunninghoudersregeling, op basis waarvan onder bepaalde voorwaarden per tijdvak aangifte mag worden gedaan. Belanghebbende is een ervaren handelaar in auto’s. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de artikel 8-vergunninghoudersregeling. Het hof achtte aannemelijk dat belanghebbende op de hoogte is van voormelde vijfdagenregeling die de Belastingdienst hanteert. Desondanks heeft zij aangifte gedaan ruim vóór de registratiedatum van het kenteken. Het hof is van oordeel dat belanghebbende – door aldus te handelen – bewust het risico heeft aanvaard dat de op aangifte voldane belasting te hoog is. Onder die omstandigheden kan niet worden gesproken van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in art. 7:15, lid 2, Awb.

NTFR 2016/1208 - Beantwoording vragen over Protocol tot wijziging belastingverdrag met Duitsland

Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2016
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen van de Tweede Kamer over het ter stilzwijgende goedkeuring voorgelegde Protocol tot wijziging van het belastingverdrag met Duitsland 2012. In de antwoorden wordt voornamelijk ingegaan op de achtergrond van en de redenen voor de in het Protocol opgenomen aanpassing van de heffingsbevoegdheid over de arbeidsbeloning genoten door personeel aan boord van schepen of vliegtuigen in het internationale verkeer. Omwille van de voortgang van de goedkeuringsprocedure van het nieuwe verdrag zijn in het kader van het wijzigingsprotocol door Nederland verder geen andere inhoudelijke punten aan de orde gesteld.