Aflevering 15

Gepubliceerd op 15 april 2021

NTFR 2021/1228 - Wat is eigenlijk de rol van arm's length?

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Laatst moest ik terugdenken aan een gesprek dat ik eens had, destijds, toen ik nog bij de Universiteit Utrecht werkte, met een van mijn collega’s bij de toen nog bestaande disciplinegroep Fiscaal recht, die zich verdiept had in thincapitalisationmaatregelen zoals die waren vastgelegd in het voormalige art. 10d Wet VPB 1969. Mijn collega vertelde me dat landen verschillen in hun denken over de aard en de functie van zulke aftrekbeperkende maatregelen. Sommige landen, zoals Nederland, zien een onderkapitalisatiemaatregel als een renteaftrekbeperkende maatregel voorbij het winstbegrip en het daarin besloten liggende zakelijkheidsbeginsel, en zien deze daarmee als een aanvullend instrument ter bestrijding van misbruik in de vorm van onderkapitalisatie van concernonderdelen, daar waar het at arm’s length-beginsel tekortschiet. Andere landen zien thincapitalisationmaatregelen eerder of juist als uiting van het arm’s length-beginsel in relatie tot transfer pricing. Illustratief voor dat laatste is het HvJ-arrest uit 2007 in de Britse zaak Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation (HvJ 13 maart 2007, zaak C-524/04, NTFR 2007/470). Daar ging het over thin capitalisation en betrof het de arm’s length-standaard.

NTFR 2021/1229 - COVID-19: Beantwoording Kamervragen over fraude TVL

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021
De regeling voor een tegemoetkoming vaste lasten (TVL) kent een verhoogd risico op misbruik en oneigenlijk gebruik. Dit antwoordt staatssecretaris Keijzer van EZK op Kamervragen over fraude met TVL-subsidie. Het is onvermijdelijk bij een regeling die als doel heeft zeer grote aantallen ondernemers snel te voorzien van financiële steun. Dit is ook aan de Kamer gemeld bij de Najaarsnota. Daarom is er veel aandacht voor het zo veel mogelijk mitigeren van dat risico. Belangrijk onderdeel daarvan is het handmatig controleren van aanvragen met een hoog risico. Het risicomodel waarmee dit wordt bepaald, wordt continu aangepast op basis van signalen. De signalen dat meldingen van banken blijven liggen en er geen moeite lijkt te worden gedaan om de mogelijk ten onrechte uitgekeerde middelen terug te vorderen, herkent de staatssecretaris niet.

NTFR 2021/1230 - COVID-19: Tegemoetkoming kinderopvang over tweede sluitingsperiode scholen

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021
Ouders ontvangen, net als in het voorjaar 2020, een tegemoetkoming in de eigen bijdrage voor de kinderopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang die zij hebben doorbetaald tijdens de tweede sluitingsperiode van de scholen en kinderopvang. Minister Koolmees van SWZ heeft hiervoor de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO uitgebreid voor de periode van 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021. Die uitbreiding geldt voor ouders met kinderopvangtoeslag, ouders met gemeentelijke regelingen en ouders die de kosten van kinderopvang zelf dragen. Dit besluit ziet op de eerste categorie, ouders die kinderopvangtoeslag krijgen.

NTFR 2021/1247 - Aftrek van voorbelasting voor bij externe diensten tussengeschoven bestuursholding (R)?

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. A.J. Blank
Verzoekster (R) is een projectontwikkelaar. Zij neemt als stille vennoot deel in de ondernemingen X KG en Y KG. Deze beide vennootschappen verkochten afzonderlijke wooneenheden in gebouwen, hoofdzakelijk vrij van omzetbelasting. Verzoekster verrichtte om niet diensten jegens X KG en Y KG ter waarde van € 9,4 miljoen respectievelijk € 30,29 miljoen ten titel van inbreng. Daarnaast zal verzoekster in de toekomst onder bezwarende titel boekhoudkundige en managementdiensten verrichten voor X KG en Y KG. Verzoekster heeft in verband met de door aan X KG en Y KG verrichte diensten externe diensten (met btw) ingekocht. In geding is de aftrek van voorbelasting bij verzoekster.

NTFR 2021/1248 - Verlening licentie verzekeringsproduct aan en beheer verzekeringsovereenkomst voor verzekeraar niet btw-vrijgesteld (Q)

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Q ontwikkelt verzekeringsproducten, brengt deze op de markt en plaatst ze. In dit kader heeft zij een overeenkomst gesloten met verzekeraar F. Q verrichtte drie soorten diensten aan F. Ten eerste stelde zij een verzekeringsproduct via een niet-exclusieve gebruikslicentie ter beschikking aan F. Ten tweede plaatste Q voor F verzekeringsovereenkomsten en beoordeelde zij de risico’s. Ten slotte verzorgde Q het beheer van deze overeenkomsten en de afhandeling van schadegevallen. De verwijzende rechter vraagt zich af of de btw-vrijstelling voor verzekeringsdiensten geldt voor de door Q verrichte prestaties, voor zover deze prestaties voor de btw als één enkele prestatie moeten worden aangemerkt.

NTFR 2021/1249 - Verduidelijking begrip ‘als zodanig handelende belastingplichtige’ bij plaats-van-dienst-regels (Wellcome Trust)

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Wellcome Trust Limited (WTL) is de enige trustee van de charitatieve trust Wellcome Trust, die voor medisch onderzoek subsidies toekent. WTL ontvangt inkomsten uit beleggingen en verricht ook diverse btw-belaste activiteiten zoals verkoop van goederen, catering en verhuur van onroerend goed. Diverse buitenlandse beleggingsbeheerders verrichten diensten voor WTL, bestaande uit het beheer van haar beleggingen. De verwijzende rechter vraagt zich af of voor de plaats-van-dienst-regels sprake is van een ‘als zodanig handelende belastingplichtige’ als deze beroepsmatig diensten afneemt voor een niet-economische activiteit. Indien dit het geval is, is de plaats van dienst namelijk daar waar WTL is gevestigd en is de verleggingsregeling van toepassing.

NTFR 2021/1251 - Zonder herstel essentiële gebreken aan auto met WOK-status bestaat geen recht op afschrijving

ECLI:NL:HR:2021:507, datum uitspraak 09-04-2021, publicatiedatum 09-04-2021
Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. M. Soltysik
Belanghebbende heeft een gebruikte schadeauto vanuit België ingevoerd die de WOK-status heeft gekregen. Belanghebbende heeft BPM-aangifte met inachtneming van een afschrijving gedaan voordat de schade was hersteld. De inspecteur heeft nageheven zonder rekening te houden met een afschrijving. Daarna heeft belanghebbende het door hem berekende bedrag op aangifte voldaan. Vervolgens is de schade hersteld. Hof Amsterdam (8 januari 2019, nr. 18/00337, NTFR 2019/567) heeft de klachten van belanghebbende verworpen. Wel heeft de inspecteur in hoger beroep enige afschrijving geaccepteerd. In cassatie heeft belanghebbende geen succes.

NTFR 2021/1252 - Voor toepassing historisch BPM-tarief is productiedatum ingevoerde auto niet relevant

ECLI:NL:HR:2021:517, datum uitspraak 09-04-2021, publicatiedatum 09-04-2021
Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. M. Soltysik
Belanghebbende heeft een auto met schade ingevoerd die de WOK-status heeft gekregen. Volgens Hof Den Bosch (16 januari 2020, nr. 18/00546, NTFR 2020/745) is de wettelijke regeling inzake essentiële gebreken in art. 8, lid 3, Uitv.reg. BPM 1992 in strijd met het Unierecht. Onder verwijzing naar HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:415 oordeelt de Hoge Raad dat deze visie onjuist is. Verder heeft het hof geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op toepassing van het historische tarief dat gold tot 1 juli 2012, nu gesteld noch gebleken is dat de auto een productiedatum heeft die is gelegen vóór die datum. Ook dat oordeel is volgens de Hoge Raad onjuist. Voor de beoordeling of belanghebbende recht heeft op toepassing van het tot 1 juli 2012 geldende tarief komt het namelijk erop aan of het verschil tussen enerzijds het voor de registratie van de auto te heffen bedrag aan BPM, berekend naar het met ingang van 1 juli 2012 geldende tarief, en anderzijds het restbedrag aan BPM dat wordt geacht te rusten op gelijksoortige in Nederland gebruikte motorrijtuigen, uitsluitend kan worden teruggevoerd op toepassing van art. 16a Wet BPM. Dat is het geval indien op het tijdstip van de registratie van de auto (20 juli 2016) in Nederland gebruikte motorrijtuigen in de handel waren die (i) gelijksoortig zijn aan de auto, (ii) een gelijke handelsinkoopwaarde hebben, (iii) in de maanden juli of augustus van 2012 voor het eerst op de weg in Nederland zijn toegelaten, en (iv) ter zake waarvan BPM is geheven naar het tot 1 juli 2012 geldende bedoelde tarief.

NTFR 2021/1257 - Beroep op begunstigend beleid dat geen belastingrente wordt berekend over periode dat geld al bij fiscus is gehonoreerd

ECLI:NL:HR:2021:439, datum uitspraak 09-04-2021, publicatiedatum 09-04-2021
Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Op 31 januari 2015 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag VPB 2015 opgelegd van € 26.398. Belanghebbende heeft dit bedrag betaald. Nadien heeft de inspecteur deze voorlopige aanslag verminderd tot nihil. Belanghebbende heeft op 15 mei 2017 het bedrag van € 26.398 terugontvangen. In juli 2017 is een definitieve aanslag VPB 2015 opgelegd van € 19.977. Daarbij is € 1.786 aan belastingrente in rekening gebracht over de periode van 1 juli 2016 tot 12 augustus 2017. Belanghebbende bestrijdt de belastingrente en beroept zich op het vertrouwensbeginsel. Zij stelt dat uit uitlatingen van een Landelijke vakgroep van de Belastingdienst kan worden afgeleid dat de inspecteur geen rente berekent over de periode (tot 15 mei 2017) dat het geld al bij de Belastingdienst was. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2019/2259) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Ook de Hoge Raad volgt belanghebbende. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de belanghebbende aannemelijk maakt dat zij uit uitlatingen van de zijde van de Belastingdienst of de voor die dienst verantwoordelijke bewindslieden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de inspecteur geen rente zou berekenen over de periode dat het geld al bij de Belastingdienst was. Het verslag van de Landelijke vakgroep is na een WOB-verzoek door de staatssecretaris bekendgemaakt en bevat beleid waarop belanghebbende zich kan beroepen. Belanghebbende mag op toepassing van dat beleid blijven rekenen totdat het uitdrukkelijk is ingetrokken of gewijzigd.

NTFR 2021/1259 - In verzet kan ook alleen over nevenbeslissing inzake de proceskosten worden geklaagd

ECLI:NL:HR:2021:525, datum uitspraak 09-04-2021, publicatiedatum 09-04-2021
Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. B. Schaafsma
Rechtbank Overijssel heeft op 10 februari 2020 in het kader van een art. 8:54 Awb-procedure (vereenvoudigde behandeling) uitspraak gedaan waarbij het beroep van belanghebbende gegrond is verklaard. Daarbij is hem een proceskostenvergoeding toegekend van € 261.

NTFR 2021/1260 - Afwijzing uitstelverzoek van niet-fysieke COVID-zitting is door rechter onvoldoende gemotiveerd

ECLI:NL:HR:2021:505, datum uitspraak 09-04-2021, publicatiedatum 09-04-2021
Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021 met annotatie van mr. J. van de Merwe
In hoger beroep is de vraag aan de orde of de inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende is uitgenodigd voor een zitting bij het hof op 28 mei 2020. In de uitnodiging is vermeld dat de zitting vanwege de coronamaatregelen zal plaatsvinden via een beeldverbinding. Belanghebbende heeft vervolgens om uitstel van de zitting verzocht om op een later moment fysiek aanwezig te kunnen zijn. Daaraan heeft belanghebbende ten grondslag gelegd dat hij 74 jaar oud is, dat hij herstellende is van een herseninfarct en niet beschikt over de apparatuur en de ervaring om een videogesprek te voeren. Hof Den Bosch (19 juni 2020, nrs. 19/00734 t/m 19/00738, NTFR 2020/2089) heeft het verzoek om uitstel afgewezen en daarbij opgemerkt dat belanghebbende op de zittingsdag telefonisch gehoord zal worden. Belanghebbende heeft wederom kenbaar gemaakt daarmee niet akkoord te gaan. Niettemin vindt de zitting doorgang. Belanghebbende is telefonisch gehoord en de inspecteur via een beeldverbinding. In cassatie betoogt belanghebbende dat het hof de goede procesorde heeft geschonden. Dit betoog slaagt. De rechter mag een tijdig en gemotiveerd verzoek alleen afwijzen als zwaarwegender belangen daaraan in de weg staan. Dit oordeel moet de rechter motiveren. In het onderhavige geval heeft het hof een dergelijke belangenafweging niet gemotiveerd. Gelet daarop wordt de hofuitspraak vernietigd en wordt de zaak verwezen.

NTFR 2021/1261 - Hoger beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens verzuim griffier om belanghebbende op domiciliekeuze te wijzen (n-o)

ECLI:NL:HR:2021:544, datum uitspraak 09-04-2021, publicatiedatum 09-04-2021
Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021
Belanghebbende woont in het buitenland en is in beroep gegaan inzake een aanslag IB/PVV 2012. Het hoger beroep is aanvankelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende het griffierecht niet (tijdig) heeft betaald. Hof Amsterdam 29 september 2020, nr. 18/00663 (NTFR 2019/2380) heeft voorop gesteld dat van belanghebbende een hogerberoepschrift is ontvangen, waarbij een postadres in het buitenland is vermeld. In dat kader heeft te gelden dat degene die niet in Nederland een vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, domicilie dient te kiezen in Nederland. Nu belanghebbende niet door de griffier van het hof op deze verplichting is gewezen, en de nota’s vervolgens zijn gezonden naar het door elanghebbende in haar hogerberoepschrift vermelde adres in Bulgarije, kan het niet (of te laat) bereiken van die stukken niet voor haar rekening komen. Belanghebbende is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

NTFR 2021/1262 - Geen proceskostenvergoeding voor rechtsbijstand die als vriendendienst is verleend door hoogleraar (art. 80a Wet RO)

ECLI:NL:HR:2021:555, datum uitspraak 09-04-2021, publicatiedatum 09-04-2021
Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking 2018 voor zijn woning in de gemeente Nijmegen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft in het niet-verstrekken van de gewenste waarderingsgegevens een aanleiding gezien een proceskostenvergoeding toe te kennen.

NTFR 2021/1269 - Voorkoming dubbele belasting; actuele versie syllabus VVV-IBR gepubliceerd

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021
Bij besluit van 9 maart 2021 (Stcrt. 2021, nr. 13012) is een nieuwe versie van de syllabus VVV-IBR vastgesteld. Deze syllabus hoort bij het computerprogramma VVV-IBR –‘Vrijstelling, Verrekening, Verliescompensatie, Internationaal Belastingrecht’– dat de Belastingdienst gebruikt voor de berekening van de verminderingen ter voorkoming van dubbele belasting in de vennootschapsbelasting. De syllabus bevat de uitgangspunten en methoden die aan deze berekeningen ten grondslag liggen. Deze uitgangspunten en methoden maken deel uit van het beleid van de staatssecretaris van Financiën op het punt van de voorkoming van internationale dubbele belasting. In de omvangrijke syllabus wordt ingegaan op de voorkoming van dubbele belasting in het algemeen, op (het overgangsrecht bij) de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten en de stakingsverliesregeling, op de verrekening van buitenlandse belasting, op de verrekening bij laagbelaste buitenlandse beleggingswinst, op de rangorde van voorkomingsaanspraken en op de aftrek van buitenlandse (bron)belasting als kosten.

NTFR 2021/1270 - NOB verzoekt om heroverweging systematiek van de belastingplichtmaatregel omgekeerde hybride lichamen

Aflevering 15, gepubliceerd op 15-04-2021
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft gereageerd op het consultatiedocument belastingplichtmaatregel omgekeerde hybride lichamen (ATAD2). De NOB constateert dat in het voorstel is gekozen om een omgekeerd hybride lichaam volledig belastingplichtig te maken voor de vennootschapsbelasting. Indien en voor zover de vennoten in het buitenland het samenwerkingsverband (swv) als transparant zien, is het winstaandeel aftrekbaar. Deze systematiek geldt niet voor Nederlandse vennoten; deze zullen voortaan niet meer rechtstreeks in de heffing worden betrokken, maar worden belast als ware zij een aandeelhouder.