NTFR 2022/1734 - Niet opleggen primitieve aanslag tegen einde aanslagtermijn bij lopend boekenonderzoek kan tot ambtelijk verzuim leiden
ECLI:NL:HR:2022:638, datum uitspraak 22-04-2022, publicatiedatum 22-04-2022
Aflevering 17, gepubliceerd op 28-04-2022 met annotatie van mr. drs. A.J. MeijerIn november 2014 liep bij belanghebbende een boekenonderzoek voor onder meer de IB/PVV 2011. Voor dat jaar is geen aangifte door hem gedaan. De inspecteur heeft geen primitieve aanslagen IB/PVV en Zvw 2011 opgelegd binnen de driejaarstermijn die ultimo 2014 verstreek. Op basis van het controlerapport van 5 januari 2017 heeft de inspecteur aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd over 2011. Volgens Hof Den Haag (22 september 2020, nrs. 20/00001 t/m 20/00005, NTFR 2020/3488) heeft de inspecteur geen ambtelijk verzuim begaan. In cassatie houdt deze beslissing geen stand. Als uitgangspunt geldt dat de inspecteur de resultaten van een lopend boekenonderzoek dient af te wachten alvorens hij een aanslag oplegt. Doet hij dat niet, dan begaat hij als regel een ambtelijk verzuim. Dat is alleen anders indien er gegronde redenen zijn waarom het geboden is de aanslag al op te leggen voordat de boekenonderzoeksresultaten bekend zijn. Dat kan zich voordoen wanneer de primitieve aanslagtermijn bijna verstrijkt. Ook indien geen aangifte is gedaan, is de inspecteur gehouden om binnen die termijn een primitieve aanslag op te leggen indien hij bij het einde van die termijn over zodanige informatie beschikt of had behoren te beschikken dat hij op basis daarvan in redelijkheid tot de conclusie had moeten komen dat belasting is verschuldigd, en hij in verband daarmee het opleggen van een primitieve aanslag bij een behoorlijke taakuitoefening niet had mogen nalaten. De informatie waarover de inspecteur bij het einde van de aanslagtermijn had behoren te beschikken, is de informatie waarover hij op dat moment zou hebben beschikt bij een behoorlijke en voldoende voortvarende taakuitoefening. Wanneer er nog onduidelijkheid bestaat over de omvang van de belastingschuld, dient de inspecteur de primitieve aanslag te baseren op een redelijke schatting. Komen uit het vervolg van het onderzoek feiten naar voren die meebrengen dat de belastingschuld hoger is dan het geschatte bedrag, dan zijn dat nieuwe feiten die in zoverre navordering rechtvaardigen.