NTFR 2023/1449 - Non-discriminatiebepaling in verdrag met Italië vereist niet dat de Nederlandse erfbelasting vergelijkbaar is met de Italiaanse (art. 81.1 Wet RO)
ECLI:NL:HR:2023:1098, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 Belanghebbende is woonachtig in Italië en op 2 augustus 2018 overleed haar zus (erflaatster). Laatstgenoemde was gehuwd met B. Erflaatster woonde met B in Nederland en had ten tijde van haar overlijden de Nederlandse en de Italiaanse nationaliteit. Erflaatster heeft het appartement, gelegen in Italië, gelegateerd aan belanghebbende. Erflaatster had dit appartement een jaar vόόr haar overlijden geërfd van een in Italië wonende oom. Op 31 december 2018 heeft B, als executeur testamentair, de aangifte erfbelasting ingediend. In de aangifte is onder meer vermeld dat belanghebbende een legaat had ontvangen (€ 113.000) en dat daarover in Italië € 780 belasting was betaald. De inspecteur heeft een aanslag erfbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare verkrijging van € 110.853 (waarde legaat verminderd met een vrijstelling). De aanslag is verminderd met € 780 aan Italiaanse belasting. Het hof (hof Amsterdam, 24 november 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3817, NTFR 2023/540) gaat in op de vraag of de aanslag erfbelasting in strijd is met het non-discriminatiebeginsel. Het hof overweegt dat belanghebbende kan worden gevolgd in haar standpunt dat zij een beroep kan doen op de non-discriminatiebepaling van art. 25 van het belastingverdrag met Italië. Die bepaling is naar het oordeel van het hof ook van toepassing op andere belastingen, zoals de Nederlandse erfbelasting. Uit dit artikel volgt dat de situatie van belanghebbende met de Italiaanse nationaliteit en als inwoner van Italië voor de toepassing van deze non-discriminatiebepaling moet worden vergeleken met een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft en die hetzelfde legaat zou verkrijgen uit de nalatenschap van erflaatster en die met erflaatster eenzelfde familieband zou hebben. Aangezien in beide situaties het legaat tot dezelfde Nederlandse belastingplicht voor de erfbelasting leidt, is de belastingheffing niet in strijd met de non-discriminatiebepaling. Evenmin is voor de erfbelasting van belang waar belanghebbende als legataris woont. Had belanghebbende in Nederland gewoond, dan was zij eveneens in Nederland erfbelasting verschuldigd vanwege het door haar verkregen legaat. Indien het standpunt van belanghebbende inhoudt dat het verdrag bepaalt dat voor de toepassing van deze non-discriminatiebepaling de Nederlandse belastingheffing moet worden vergeleken met de Italiaanse belastingheffing, berust het op een onjuiste rechtsopvatting. Uit het voorgaande volgt dat deze beroepsgrond van belanghebbende faalt. Het hof stelt vast dat in het onderhavige geval door Nederland is voldaan aan de aanbeveling, aangezien de Italiaanse belasting op grond van art. 47 Bvdb 2001 volledig is verrekend met de Nederlandse erfbelasting (dit is overigens niet in geschil). Er is mitsdien geen sprake van dubbele belastingheffing waarvoor in de aanbeveling een oplossing wordt aangedragen, zodat ook deze beroepsgrond faalt.