Aflevering 34-35

Gepubliceerd op 30 augustus 2023

NTFR 2023/1361 - Een Footprint Taxation kan ‘duurzaam gedrag’ stimuleren

Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 geschreven door prof. dr. mr. R.E.C.M. Niessen
De milieu- en klimaatcrisis vormt een serieuze bedreiging voor flora, fauna en de mens zelf. Zowel nationaal als Europees en internationaal zitten politici met de handen in het haar hoe de achteruitgang van milieu en de klimaatverandering een halt toe te roepen. Kan de fiscus hierbij een handje helpen door middel van een nieuw fiscaal instrument?

NTFR 2023/1362 - Fiscale maatregelenlijst 2023

Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023
Minister Kaag en staatssecretaris Van Rij informeren de Tweede Kamer over de Fiscale maatregelenlijst 2023. Dit is een overzicht van mogelijke fiscale maatregelen, ter ondersteuning van het opstellen van verkiezingsprogramma’s.

NTFR 2023/1365 - Voor vermogensetikettering auto geldt 90%-regel

ECLI:NL:HR:2023:1096, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van drs. N.E. Vis
Belanghebbende exploiteert een eenmanszaak. Hij heeft een auto tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. Daarmee is jaarlijks 22.000 km gereden. Volgens hof Arnhem-Leeuwarden 12 januari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:178, NTFR 2021/1335) vormt een auto verplicht privévermogen als deze uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (voor 90% of meer) privé wordt gebruikt, en dus voor minder dan 10% zakelijk. De grens van 500 km uit HR 14 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0510 (NTFR 2001/417) is hier volgens het hof niet van toepassing. Belanghebbende slaagt volgens het hof niet in zijn bewijslast dat hij ten minste 10% van het totale aantal km zakelijk heeft gereden. Daarom vormt de auto verplicht privévermogen, aldus het hof.

NTFR 2023/1372 - Fictieve belaste vervreemding ab-aandelen door fideï-commis

ECLI:NL:PHR:2023:660, datum uitspraak 07-07-2023, publicatiedatum 28-07-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. dr. J. Ganzeveld
Belanghebbende is de enige erfgename van de erflaatster/bezwaarde, die in 2014 is overleden. De erflaatster hield tot haar overlijden een aanmerkelijk belang in een bv, dat zij in 1995 als enige erfgename van haar vader had geërfd. Haar vader had haar testamentair de last opgelegd (fideï-commis de residuo) om wat zij van zijn nalatenschap onvervreemd en onverteerd zou nalaten, uit te keren aan drie stichtingen (de verwachters). Bij het overlijden van vader is niet afgerekend over de meerwaarde van het aanmerkelijk belang, waardoor zijn verkrijgingsprijs ad € 250.000 is blijven staan. Bij erflaatsters overlijden was het aanmerkelijk belang € 5,3 miljoen waard. Een overgang krachtens erfrecht is sinds 1997 een fictieve vervreemding (art. 4.16 lid 1 onderdeel e Wet IB 2001) en sinds 2010 moet bovendien als hoofdregel worden afgerekend (art. 4.17a jo. 4.39a Wet IB 2001).

NTFR 2023/1377 - Heffingskorting wordt pas toegepast nadat eerst belastingkorting voor ab-verlies in aanmerking is genomen

ECLI:NL:HR:2023:1092, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende was enig aandeelhouder van A bv. Deze vennootschap is per 1 mei 2013 geliquideerd. Bij de aanslag IB/PVV 2014 is het verlies uit aanmerkelijk belang vastgesteld op € 18.151. Op verzoek van belanghebbende is dit verlies omgezet in een belastingkorting van € 4.538. Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2016 heeft de inspecteur eerst de belastingkorting in aanmerking genomen, namelijk bij de berekening van de verschuldigde belasting over het belastbare inkomen uit werk en woning, en daarna de algemene heffingskorting (voor slechts € 901) toegepast op het gezamenlijke bedrag van de belasting ter zake van de drie belastbare inkomens. Zowel hof Arnhem-Leeuwarden als de Hoge Raad acht deze volgorde van verrekening juist.

NTFR 2023/1411 - Accijnsverlaging brandstof in principe teruggedraaid per 1 januari 2024

Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023
Het resterende deel van de accijnsverlaging op brandstof wordt in principe op 1 januari 2024 teruggedraaid. De accijnstarieven kunnen per 1 januari 2024 nog wijzigen als gevolg van de augustusbesluitvorming en de behandeling van het Belastingplan 2024 in de Kamer. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij in antwoord op Kamervragen over de brandstofaccijnstarieven per 1 januari 2024.

NTFR 2023/1421 - Heffingsambtenaar moet in WOZ-zaken desgevraagd afschriften van taxatieverslag, grondstaffel en taxatiekaart aan belanghebbende verstrekken

ECLI:NL:HR:2023:1052, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. R.C.H. Graves
Aan belanghebbende is een WOZ-beschikking opgelegd. In haar bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht om te worden gehoord en heeft zij verzocht om toezending van het taxatieverslag, de opbouw van de kavelwaarde, de grondstaffel en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren. De heffingsambtenaar heeft de gemachtigde van belanghebbende telefonisch gehoord in een cluster van zaken. Verder heeft de heffingsambtenaar volstaan met toezending van het taxatieverslag. Hof Amsterdam (NTFR 2022/1034) heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar met het verstrekken van het taxatieverslag heeft voldaan aan zijn uit art. 40 lid 2 Wet WOZ voortvloeiende verplichtingen en dat hij dus niet gehouden was om aan belanghebbende aanvullende gegevens te verstrekken. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Aan de belanghebbende die een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen, maar die wél ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de onroerende zaak, moet een afschrift van die gegevens worden verstrekt. Die gegevens kunnen ook betrekking hebben op voor de waardevaststelling gebruikte vergelijkingsobjecten.

NTFR 2023/1429 - Door inspecteur aangevoerde feiten vormen geen aanknopingspunt voor redelijke schatting van belastingaanslag na omkering bewijslast

ECLI:NL:HR:2023:1093, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Bij een doorzoeking in 2013 is in een schuur bij de woning van belanghebbende een horloge van € 68.000 aangetroffen alsmede een garderobe van € 30.000. De inspecteur neemt het standpunt in dat belanghebbende in 2013 het horloge heeft aangeschaft en dat hij dus dat jaar € 68.000 aan inkomen heeft genoten. Wat betreft de garderobe gaat de inspecteur ervan uit dat belanghebbende van 2008 t/m 2013 jaarlijks € 5.000 daaraan heeft besteed, zodat ook dit tot het inkomen wordt gerekend. Nu belanghebbende deze inkomsten niet in de aangiften heeft vermeld, is de vereiste aangifte niet gedaan hetgeen leidt tot omkering van de bewijslast. Hof Den Bosch (NTFR 2021/1767) heeft geoordeeld dat het aangetroffen horloge een onvoldoende aanknopingspunt is om aan te nemen dat het horloge aan belanghebbende toebehoorde en dat hij dat horloge in 2013 heeft aangeschaft. Niettemin zijn de vereiste aangiften niet gedaan, omdat het hof aannemelijk acht dat belanghebbende in die jaren in elk geval € 1.500 per jaar aan kleding heeft uitgegeven. Dit brengt mee dat de bewijslast wordt omgekeerd, aldus het hof, waarna wordt geoordeeld dat de schatting van de inspecteur voor alle jaren redelijk is. Dit geldt ook voor het in 2013 geschatte inkomen van € 68.000. Dit laatste acht de Hoge Raad onbegrijpelijk. Nu het hof heeft geoordeeld dat het aangetroffen horloge van € 68.000 een onvoldoende aanknopingspunt vormt om aan te nemen dat het horloge aan hem toebehoorde en door hem in 2013 is aangeschaft, kan deze omstandigheid evenmin een aanknopingspunt vormen voor de redelijke schatting van het inkomen. De Hoge Raad vernietigt daarom de hofuitspraak voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2013 en verwijst de zaak in zoverre.

NTFR 2023/1430 - Hoge Raad geeft richtsnoeren wanneer individueel uitspraak op bezwaar moet worden gedaan in een massaalbezwaarprocedure

ECLI:NL:HR:2023:1094, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. I. van Wijk
In deze btw-zaak over privégebruik van een auto van de zaak heeft de Hoge Raad in het kader van een massaalbezwaarprocedure op 21 april 2017 arresten gewezen (NTFR 2017/1035). Vervolgens heeft de inspecteur een collectieve uitspraak gedaan. Daarna heeft belanghebbende de inspecteur bericht dat zij van mening blijft dat zij te veel btw heeft voldaan. De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 28 november 2017 bericht dat hij geen teruggaaf van btw zal verlenen, dat met de collectieve uitspraak de bezwaarfase geheel is afgerond, zodat er geen afzonderlijke uitspraak op bezwaar meer volgt. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2020/2415) achtte het beroep van belanghebbende tegen deze brief ontvankelijk, maar gaf de inspecteur inhoudelijk gelijk. Beide partijen hebben cassatieberoep aangetekend.

NTFR 2023/1431 - Belastingaanslag voor ontbonden vof kan worden toegezonden aan vereffenaar indien vereffening nog niet is voltooid

ECLI:NL:HR:2023:1097, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. M. van Leeuwen
Belanghebbende is een vof. Zij dreef tot 2 november 2011 een onderneming. Met ingang van die datum is de vof opgeheven. In 2012 zijn diverse naheffingsaanslagen omzetbelasting verzonden aan het adres van een voormalige vennoot. Volgens hof Amsterdam (NTFR 2021/2813) zijn deze naheffingsaanslagen rechtsgeldig bekendgemaakt, zodat het in 2017 daartegen gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.

NTFR 2023/1432 - Blijft hoorzitting na bezwaar achterwege, dan geen recht op inzage in stukken en geen recht op afschrift van stukken

ECLI:NL:HR:2023:1107, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. R.C.H. Graves
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. In zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende niet verzocht om te worden gehoord, maar wel verzocht om alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem toe te zenden. Hof Amsterdam (NTFR 2022/363) heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de stukken van het geding aan de belanghebbende toe te sturen. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Omdat er geen hoorzitting plaatsvond, en ook niet hoefde plaats te vinden, had belanghebbende geen recht op inzage in de op de zaak betrekking hebbende stukken. Evenmin bestaat recht op afschrift van deze stukken indien, zoals in dit geval, een hoorzitting achterwege is gebleven en ook achterwege mocht blijven met als gevolg dat geen recht bestaat op inzage in stukken.

NTFR 2023/1433 - Tegen rentevergoeding bij ambtshalve vermindering betekeningskosten staat fiscale rechtsgang niet open

ECLI:NL:HR:2023:1121, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Aan belanghebbende zijn bij een dwangbevel betekeningskosten in rekening gebracht. In de loop van een procedure heeft de ontvanger die betekeningskosten ambtshalve verminderd en daarbij € 2 aan rente aan belanghebbende vergoed.

NTFR 2023/1434 - Bij ambtshalve vermindering bestaat geen recht op belastingrente (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2023:1095, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023
Belanghebbende is (mede)eigenaar van onroerende zaken die in box 3 zijn aangegeven. De WOZ-waarde van de onroerende zaken is verlaagd wat betreft de jaren 2009 tot en met 2017. Bij brief is verzocht om de definitieve aanslagen over die jaren ambtshalve te verminderen. De inspecteur heeft voor de jaren 2011, 2012, 2016 en 2017 de aanslagen IB/PVV ambtshalve verminderd. De daartegen door belanghebbende ingediende bezwaren zijn door de inspecteur afgewezen. In geschil is of belanghebbende in aanmerking komt voor een rentevergoeding over de in geschil zijnde jaren. Het hof (hof Amsterdam, 15 november 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3366, NTFR 2022/3901) stelt voorop dat het oordeel van de rechtbank juist is dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor vergoeding van heffingsrente (2011 en 2012) en belastingrente (2016 en 2017), omdat art. 30g respectievelijk art. 30fe AWR daarvoor in het geval van een ambtshalve vermindering van een aanslag geen grondslag biedt. Al hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat de inspecteur abusievelijk voor 2011 (€ 224), 2016 (€ 8) en 2017 (€ 10) heffingsrente, respectievelijk belastingrente, heeft vergoed en daarin heeft berust, brengt niet met zich dat de inspecteur gehouden is om ook over de ambtshalve vermindering van de aanslag over het jaar 2012 heffingsrente te vergoeden, omdat de voor genoemde jaren toegekende rentevergoedingen evident in strijd zijn met een juiste rechtstoepassing. Gelet op het vorenoverwogene behoeven de stellingen van belanghebbende over de hoogte van de toegekende rentevergoedingen en het vermeende motiveringsgebrek ter zake van de hoogte van deze rentevergoedingen, geen behandeling: belanghebbende had immers in het geheel geen rentevergoeding moeten worden toegekend.

NTFR 2023/1435 - Navorderingsaanslag door versturing per mail tijdig vastgesteld (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2023:1105, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023
Belanghebbende stond in 2007 ingeschreven op een adres in het Verenigd Koninkrijk. Na een onherroepelijk geworden informatiebeschikking heeft de inspecteur aan belanghebbende over het jaar 2007 een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij belanghebbende is aangemerkt als binnenlands belastingplichtige. Belanghebbende stelt dat de navorderingsaanslag niet tijdig is vastgesteld omdat aan hem geen uitstel is verleend en omdat de navorderingsaanslag niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. Hof Arnhem-Leeuwarden (25 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:492, NTFR 2022/1209) is van oordeel dat de inspecteur met het overleggen van de Beconuitstellijst 2007 van de voormalige gemachtigde van belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat dertien maanden uitstel is verleend, zodat de aanslagtermijn daarmee wordt verlengd. Hoewel de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de navorderingsaanslag op de voorgeschreven wijze (per post) heeft bekendgemaakt, wordt de navorderingsaanslag niet vernietigd. Belanghebbende heeft namelijk ingestemd met toezending van de navorderingsaanslag per e-mail. Omdat hij een afschrift van de navorderingsaanslag vóór het einde van de termijn heeft ontvangen, is deze tijdig vastgesteld. Verder is het hof van oordeel dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt en dat belanghebbende, gelet op informatie verkregen uit een FIOD-onderzoek, gedurende het gehele jaar 2017 in Nederland woonde. Vanwege de onherroepelijk geworden informatiebeschikking is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. De navorderingsaanslag zoals bij uitspraak op bezwaar verminderd, berust naar het oordeel van het hof op een redelijke schatting.

NTFR 2023/1440 - Minister via Facebook: oude belastingaanslagen worden niet ingevorderd; geen belang meer bij rechterlijke procedure over belastingaanslag

ECLI:NL:OGHACMB:2023:147, datum uitspraak 10-08-2023, publicatiedatum 10-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag winstbelasting 2013 opgelegd van NAf 913.825. Daartegen is bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld. Lopende de procedure in hoger beroep heeft de Curaçaose minister van Financiën op 28 januari 2023 via publicaties op Facebook bekendgemaakt dat het invorderingsbestand van de ontvanger wordt opgeschoond, dat alle oude belastingschulden van 2017 en ouder daarom worden ‘gecanceld’ en dat bij de ontvanger om een debiteurenlijst kan worden gevraagd om te controleren of de opschoning correct heeft plaatsgevonden. Belanghebbende heeft op 30 januari 2023 een debiteurenoverzicht gekregen waarop is vermeld dat ten aanzien van de naheffingsaanslag winstbelasting 2013 geen bedrag ter invordering meer openstaat.

NTFR 2023/1442 - Civiele aansprakelijkheid inzake Toeslagen leidt tot Kamervragen en reactie van staatssecretaris

ECLI:NL:RBROT:2023:3475, datum uitspraak 26-04-2023, publicatiedatum 26-04-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Twee gedupeerde ouders van de Toeslagenaffaire hebben de Staat der Nederlanden gedagvaard voor de civiele rechter om vastgesteld te krijgen dat de Staat jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank Rotterdam oordeelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Daartoe moest de rechtbank wel oordelen dat de vordering van de ouders voldoende bepaald was, voldoende belang had en de formele rechtskracht terzijde gesteld kon worden.

NTFR 2023/1449 - Non-discriminatiebepaling in verdrag met Italië vereist niet dat de Nederlandse erfbelasting vergelijkbaar is met de Italiaanse (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2023:1098, datum uitspraak 18-08-2023, publicatiedatum 18-08-2023
Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023
Belanghebbende is woonachtig in Italië en op 2 augustus 2018 overleed haar zus (erflaatster). Laatstgenoemde was gehuwd met B. Erflaatster woonde met B in Nederland en had ten tijde van haar overlijden de Nederlandse en de Italiaanse nationaliteit. Erflaatster heeft het appartement, gelegen in Italië, gelegateerd aan belanghebbende. Erflaatster had dit appartement een jaar vόόr haar overlijden geërfd van een in Italië wonende oom. Op 31 december 2018 heeft B, als executeur testamentair, de aangifte erfbelasting ingediend. In de aangifte is onder meer vermeld dat belanghebbende een legaat had ontvangen (€ 113.000) en dat daarover in Italië € 780 belasting was betaald. De inspecteur heeft een aanslag erfbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare verkrijging van € 110.853 (waarde legaat verminderd met een vrijstelling). De aanslag is verminderd met € 780 aan Italiaanse belasting. Het hof (hof Amsterdam, 24 november 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3817, NTFR 2023/540) gaat in op de vraag of de aanslag erfbelasting in strijd is met het non-discriminatiebeginsel. Het hof overweegt dat belanghebbende kan worden gevolgd in haar standpunt dat zij een beroep kan doen op de non-discriminatiebepaling van art. 25 van het belastingverdrag met Italië. Die bepaling is naar het oordeel van het hof ook van toepassing op andere belastingen, zoals de Nederlandse erfbelasting. Uit dit artikel volgt dat de situatie van belanghebbende met de Italiaanse nationaliteit en als inwoner van Italië voor de toepassing van deze non-discriminatiebepaling moet worden vergeleken met een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft en die hetzelfde legaat zou verkrijgen uit de nalatenschap van erflaatster en die met erflaatster eenzelfde familieband zou hebben. Aangezien in beide situaties het legaat tot dezelfde Nederlandse belastingplicht voor de erfbelasting leidt, is de belastingheffing niet in strijd met de non-discriminatiebepaling. Evenmin is voor de erfbelasting van belang waar belanghebbende als legataris woont. Had belanghebbende in Nederland gewoond, dan was zij eveneens in Nederland erfbelasting verschuldigd vanwege het door haar verkregen legaat. Indien het standpunt van belanghebbende inhoudt dat het verdrag bepaalt dat voor de toepassing van deze non-discriminatiebepaling de Nederlandse belastingheffing moet worden vergeleken met de Italiaanse belastingheffing, berust het op een onjuiste rechtsopvatting. Uit het voorgaande volgt dat deze beroepsgrond van belanghebbende faalt. Het hof stelt vast dat in het onderhavige geval door Nederland is voldaan aan de aanbeveling, aangezien de Italiaanse belasting op grond van art. 47 Bvdb 2001 volledig is verrekend met de Nederlandse erfbelasting (dit is overigens niet in geschil). Er is mitsdien geen sprake van dubbele belastingheffing waarvoor in de aanbeveling een oplossing wordt aangedragen, zodat ook deze beroepsgrond faalt.

NTFR 2023/1452 - Besluit toepassing voorschriften internationaal belastingrecht in de winstsfeer

Aflevering 34-35, gepubliceerd op 30-08-2023
De staatssecretaris heeft het besluit Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting Winst. Dividendbelasting. Internationaal Belastingrecht (Besluit IBRW) gepubliceerd waarin hij uitleg geeft van bepalingen ter voorkoming van dubbele belasting en dubbele niet-heffing in situaties die bij de belastingheffing in de winstsfeer in de uitvoeringspraktijk zijn voorgelegd.