Aflevering 10

Gepubliceerd op 9 maart 2017

NTFR 2017/599 - Onterechte boeten voorkomen

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017 geschreven door prof. mr. G.J.M.E. de Bont
Naar verluidt was het adagium van de Belastingacademie (eigenlijk de eerste academische opleiding in het Belastingrecht, die overigens slechts toegankelijk was voor belastingambtenaren): ‘Fortiter in re, suaviter in modo’. Deze Latijnse uitspraak wordt toegeschreven aan Claudio Aquaviva, een jezuïetengeneraal, en wordt in het Nederlands wel als volgt vertaald: ‘Streng wat de principiële kant van een zaak betreft, soepel in de uitvoering van de regels’. In toenemende mate lijkt dit uitgangspunt te worden vervangen door een meer gevoelloze benadering: ‘Lex dura, sed lex’. In het Nederlands te vertalen als: ‘De wet is hard, maar het is de wet’.

NTFR 2017/600 - Beantwoording Kamervragen over wetsvoorstel beperking wettelijke gemeenschap van goederen

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
Minister Blok van Veiligheid en Justitie heeft nadere vragen van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Eerste Kamer beantwoord over het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Swinkels (D66), Recourt (PvdA) en Van Oosten (VVD). Vanwege de vragen over de fiscale gevolgen van het initiatiefwetsvoorstel antwoordt de minister mede namens de staatssecretaris van Financiën.

NTFR 2017/601 - Participant in fonds voor gemene rekening heeft recht op faciliteit geruisloze inbreng I

ECLI:NL:HR:2017:339, datum uitspraak 03-03-2017, publicatiedatum 03-03-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
In 2010 is een fonds voor gemene rekening opgericht. In het fonds wordt een schip geëxploiteerd. Belanghebbende heeft een participatie in het fonds verkregen van 12,45%. Het schip is in mei 2011 in gebruik genomen. Belanghebbende heeft haar participatie in het fonds ingebracht in een door haar opgerichte vennootschap en heeft verzocht om toepassing van de faciliteit van geruisloze inbreng. Dat verzoek is door de inspecteur geweigerd. Hof Amsterdam (12 maart 2015, nr. 13/00455, NTFR 2015/2130) heeft geoordeeld dat dit niet terecht is. Het hof heeft daartoe overwogen dat de participanten in het fonds ondernemer zijn, omdat zij rechtstreeks worden verbonden voor de verbintenissen die het fonds is aangegaan. Gelet hierop heeft belanghebbende volgens het hof recht op de doorschuiffaciliteit van art. 3.65 Wet IB 2001. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Het principale cassatieberoep van de staatssecretaris is daarom ongegrond. Ook het incidentele cassatieberoep van belanghebbende is ongegrond. Het hof heeft immers terecht geoordeeld dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. Verder heeft het hof terecht geen afzonderlijke proceskostenvergoeding toegekend voor een door een hoogleraar opgestelde rechtskundige opinie.

NTFR 2017/602 - Participant in fonds voor gemene rekening heeft recht op faciliteit geruisloze inbreng II

ECLI:NL:HR:2017:340, datum uitspraak 03-03-2017, publicatiedatum 03-03-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
In 2010 is een fonds voor gemene rekening opgericht. In het fonds wordt een schip geëxploiteerd. Belanghebbende heeft een participatie in het fonds verkregen van 3,43%. Het schip is in mei 2011 in gebruik genomen. Belanghebbende heeft haar participatie in het fonds ingebracht in een door haar opgerichte vennootschap en heeft verzocht om toepassing van de faciliteit van geruisloze inbreng. Dat verzoek is door de inspecteur geweigerd. Hof Arnhem-Leeuwarden (21 juli 2015, nr. 14/00558, NTFR 2015/2374) heeft geoordeeld dat dit niet terecht is. Het hof heeft daartoe overwogen dat de participanten in het fonds ondernemer zijn, omdat zij rechtstreeks worden verbonden voor de verbintenissen die het fonds is aangegaan. Gelet hierop heeft belanghebbende volgens het hof recht op de doorschuiffaciliteit van art. 3.65 Wet IB 2001. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel.

NTFR 2017/603 - Werkzaamheden als sportverslaggever vormen geen onderneming

ECLI:NL:HR:2017:347, datum uitspraak 03-03-2017, publicatiedatum 03-03-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
Belanghebbende verricht werkzaamheden als sportverslaggever voor één opdrachtgever. Hij exploiteert voorts een website waarop onder meer zijn sportfoto’s tentoongesteld staan en voor verkoop beschikbaar worden gesteld. De omzet van de website bedroeg in het onderhavige jaar € 23. Verder besteedt belanghebbende (minstens) 25 uur per week aan de verzorging van zijn moeder. Voor deze diensten ontvangt hij een betaling uit een aan haar toegekend persoonsgebonden budget. Voor de werkzaamheden als sportverslaggever is aan belanghebbende een VAR-row afgegeven. Belanghebbende is tevergeefs tegen deze beschikking in bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie gegaan. Belanghebbende heeft het inkomen uit voornoemde bronnen aangegeven als winst uit onderneming en daarbij aanspraak gemaakt op ondernemersfaciliteiten. De inspecteur heeft een navorderingsaanslag opgelegd. In geschil is of de werkzaamheden van belanghebbende een onderneming vormen. Hof Den Bosch (23 september 2016, nr. 15/00912, NTFR 2017/240) heeft voorop gesteld dat de verzorgingswerkzaamheden te zeer van aard verschillen van de sportgerelateerde werkzaamheden om tezamen als één onderneming te kunnen worden aangemerkt. De werkzaamheden dienen derhalve afzonderlijk beoordeeld te worden. Het hof oordeelde dat de werkzaamheden als sportverslaggever niet van dien aard en omvang zijn dat gesproken kan worden van een onderneming. Ook indien de verslaggevingswerkzaamheden in samenhang worden bezien met de exploitatie van de website, maakte dat het oordeel – mede gezien de geringe omzet van de website – niet anders. Ook de verzorgingswerkzaamheden zijn te gering om als onderneming te worden aangemerkt. Het gelijk is volgens het hof aan de inspecteur.

NTFR 2017/605 - Motie aangenomen voor compensatie fiscale nadelen papieren inkomen 2014, 2015 en 2016

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
De Tweede Kamer heeft op 24 februari jl. een motie aangenomen om ondernemers alsnog fiscaal te compenseren als leenbijstand in 2014, 2015 of 2016 is omgezet in een gift. Vanaf 2017 is dit probleem opgelost doordat de gift wordt belast via eindheffing. Voor oudere jaren is de gift belast inkomen. Door dit ‘papieren inkomen’ moet meer belasting worden betaald en moeten toeslagen worden teruggevorderd, waardoor zelfstandigen in een neerwaartse spiraal terechtkomen. De regering heeft de opdracht gekregen nader te onderzoeken of deze ondernemers alsnog gecompenseerd kunnen worden voor de fiscale nadelen als gevolg van het papieren inkomen voor de jaren 2014, 2015 en 2016. De Kamer wil hierover voor het zomerreces worden geïnformeerd.

NTFR 2017/607 - Nota n.a.v. het verslag novelle uitfasering pensioen in eigen beheer met conceptbesluit naar de Eerste Kamer

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
De staatssecretaris van Financiën stuurt de nota naar aanleiding van het verslag bij de novelle inzake de uitfasering van het pensioen in eigen beheer naar de Eerste Kamer. In deze nota geeft de staatssecretaris onder meer aan dat over de fiscale behandeling in België van een in België wonende dga onduidelijkheid bestaat en dat hij voornemers is met de Belgische bevoegde autoriteiten in overleg te treden om duidelijkheid te verkrijgen over de fiscale behandeling van de uitfasering van PEB (afkoop en omzetting) door België. Verder gaat hij ervan uit dat de per 1 januari 2017 gewijzigde regels rond de forfaitaire rendementsheffing (box 3) van weinig invloed zullen zijn op de beslissing van dga’s om al dan niet tot afkoop van het PEB over te gaan. Bij de nota is een conceptbesluit gevoegd met de al toegezegde goedkeuring voor reële situaties waarin een pensioenverplichting vóór 20 september is overgedragen aan een extern eigenbeheerlichaam, maar dit nog niet is verwerkt in een uiterlijk op die datum ingediende aangifte.

NTFR 2017/608 - Wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer en novelle aangenomen door Eerste Kamer

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (wetsvoorstel 34.555) en het wetsvoorstel tot wijziging van deze wet (de novelle, wetsvoorstel 34.662) op 7 maart 2017 met algemene stemmen aangenomen. Dit meldt de website van de Eerste Kamer. Op 28 februari 2017 was reeds de nota n.a.v. het verslag ingediend.

NTFR 2017/615 - Hof was niet bevoegd te beslissen op eerst in hoger beroep na 1 januari 2015 gedaan verzoek om vergoeding invorderingsrente ex art. 28c IW 1990

ECLI:NL:HR:2017:341, datum uitspraak 03-03-2017, publicatiedatum 03-03-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017 met annotatie van mr. M. Soltysik
Belanghebbende heeft in de onderhavige BPM-zaak eerst in hoger beroep, op 23 november 2015, een verzoek gedaan om een (passende) rentevergoeding wegens in strijd met het Unierecht geheven BPM. Hof Den Bosch (11 februari 2016, nr. 15/00023, NTFR 2016/1464) heeft dit verzoek getoetst aan het per 1 januari 2015 in werking getreden art. 28c IW 1990 en het verzoek ten dele gehonoreerd. Volgens de Hoge Raad is dat niet terecht. Uit de wetsgeschiedenis van art. 28c IW 1990 volgt namelijk dat de wetgever heeft beoogd dat de beoordeling of invorderingsrente moet worden vergoed wegens in strijd met het Unierecht geheven belasting plaatsvindt nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat de geheven belasting moet worden terugbetaald. Verder is de ontvanger bij uitsluiting bevoegd om bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen of en in hoeverre invorderingsrente wordt vergoed. Pas daarna kan de belastingrechter aan de beoordeling van die beschikking inzake invorderingsrente toekomen. Nu een dergelijke voor bezwaar vatbare beschikking van de ontvanger of een door de rechtbank daaromtrent gegeven (neven)beslissing ontbreekt, was het hof niet bevoegd te beslissen over het verzoek. De Hoge Raad merkt daarbij nog op dat het onmiddellijk in werking getreden art. 28c IW 1990 als lex specialis voorrang heeft boven de algemene regeling die de belastingrechter de bevoegdheid geeft te beslissen op verzoeken om schadevergoeding. Het hof heeft derhalve ten onrechte de inspecteur opgedragen aan belanghebbende rente te vergoeden overeenkomstig art. 28c IW 1990.

NTFR 2017/621 - Aanslag forensenbelasting voor eigenaar met gemeubileerde vakantiewoning terecht opgelegd

ECLI:NL:HR:2017:348, datum uitspraak 03-03-2017, publicatiedatum 03-03-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
Belanghebbende is eigenaar van een gemeubileerde vakantiewoning in de gemeente Schouwen-Duiveland. De woning wordt niet verhuurd aan derden; hij houdt de woning beschikbaar voor hemzelf en zijn gezinsleden. Ter zake is een aanslag forensenbelasting opgelegd. De gemeente heeft eigenaren van gemeubileerde vakantiewoningen die in de heffing van toeristenbelasting worden betrokken uitgezonderd van de forensenbelasting. Dit is het geval bij gemeubileerde vakantiewoningen die op huurgrond staan. Belanghebbende stelt dat de aanslag forensenbelasting moet worden vernietigd of moet worden verminderd tot een bedrag gelijk aan dat van de toeristenbelasting. Hof Den Bosch (20 mei 2016, nr. 15/00752, NTFR 2016/2423) is dat niet met hem eens. Belanghebbende doet tevergeefs een beroep op diverse rechtsbeginselen. Er is geen strijd met art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM); van een individuele en buitensporige last is geen sprake.

NTFR 2017/622 - Ter zake van aanvraag uittreksel GBA zijn terecht leges geheven

ECLI:NL:HR:2017:345, datum uitspraak 03-03-2017, publicatiedatum 03-03-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
Belanghebbende heeft bij de gemeente een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) aangevraagd. Ter zake van deze aanvraag zijn leges ten bedrage van € 4,85 geheven. Anders dan belanghebbende is Hof Den Bosch (20 mei 2016, nr. 15/00136, NTFR 2016/2210) van oordeel dat de werkzaamheden die door de gemeente worden verricht in het kader van een dergelijke aanvraag, rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang, ook al moest belanghebbende ingevolge een wettelijke verplichting een uittreksel GBA overleggen. Het hof achtte voorts aannemelijk dat de geheven leges niet hoger zijn dan de aan het verstrekken van een uittreksel GBA toe te rekenen kosten.

NTFR 2017/623 - Nu beklemde meiers geen huur hebben betaald is recht van beklemming vervallen

ECLI:NL:HR:2017:352, datum uitspraak 03-03-2017, publicatiedatum 03-03-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende heeft in 2012 een kavel cultuurgrond gekocht. Bij notariële akte is in 1875 op de kavel een altijddurend, onopzegbaar en in alle lijnen verervend recht van beklemming gevestigd. Wanneer de beklemde meiers drie achtereenvolgende jaren de huur niet hebben betaald, zal de beklemming echter aan de eigenaar vervallen. De huur wordt al vele jaren niet voldaan. De gemeente heeft belanghebbende als genothebbende krachtens eigendom of zakelijk recht van de kavel aangemerkt. Belanghebbende stelt dat dit ten onrechte is vanwege het recht van beklemming. Hof Arnhem-Leeuwarden (10 mei 2016, nrs. 15/00376 en 15/03767, NTFR 2016/1621) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Volgens de Hoge Raad is dat terecht. De Hoge Raad stelt voorop dat de beklemde meier – met uitsluiting van de eigenaar – de genothebbende krachtens beperkt recht is aan wie de WOZ-beschikking moet worden bekendgemaakt en de OZB-aanslag voor eigenaren moet worden opgelegd. Vereist daarvoor is echter dat het recht van beklemming op de van belang zijnde datum daadwerkelijk op de onroerende zaak rust. Dat is hier niet het geval. In de akte van vestiging van het beklemrecht is namelijk bepaald dat het recht van beklemming zal zijn vervallen indien de beklemde meier gedurende drie jaren geen huur heeft betaald. Dat is hier aan de orde. Deze uitdrukkelijke bepaling in de akte waarbij het onderhavige recht van beklemming is gevestigd, stelt eventueel gewoonterecht terzijde, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2017/633 - Geen cassatie in zaak onterechte informatiebeschikking aan verhuurder

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
X, een vennootschap, verhuurt ruim honderd (woon)panden. Aan de vennootschap is een informatiebeschikking opgelegd wegens geen deugdelijke kasadministratie. Hof Den Haag 23 november 2016, nr. 16/00105, NTFR 2016/3046, vernietigde de informatiebeschikking. X heeft onvoldoende weersproken gesteld dat alle in- en uitgaven worden geadministreerd. Weliswaar worden de kassaldi niet geregeld vastgesteld, maar het hof acht dit gebrek onvoldoende ernstig en weegt daarbij mee dat 95% van de betalingen/ontvangsten via de bank gaan en slechts 5% via de kas. De inspecteur heeft onvoldoende zwaarwichtige gebreken in de administratie aannemelijk gemaakt die een informatiebeschikking rechtvaardigen. Daarbij is ook van belang dat X lijsten heeft overgelegd waaruit de leegstand volgt. Verder gaf X plausibele verklaringen voor de zes personen die volgens gegevens van de gemeente in haar woningen staan ingeschreven en die volgens de inspecteur ten onrechte niet in de administratie zijn opgenomen. Deze huurders kunnen bij een of meerdere andere huurders zijn ingetrokken.

NTFR 2017/634 - Hoofdelijke aansprakelijkheid natuurlijk persoon-bestuurder gegeven bij aansprakelijkheid van rechtspersoon-bestuurder waarover wordt bestuurd

ECLI:NL:HR:2017:275, datum uitspraak 17-02-2017, publicatiedatum 17-02-2017
Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Belanghebbende is, naast zijn broer Y, bestuurder van A Holding. A Holding voert het bestuur over B bv. B bv is commissionair voor ZA, die vanuit Zuid-Afrika fruit exporteert. ZA heeft in 2005 schadevergoeding gevorderd van B bv wegens het stelselmatig verantwoorden van lagere prijzen en het voorspiegelen van hogere douanerechten door B bv aan ZA. B bv is jegens ZA schadeplichtig bevonden door Rechtbank Arnhem. Tot een eindvonnis is het niet gekomen omdat B bv failleerde. ZA stelt vervolgens A Holding en Y aansprakelijk wegens onrechtmatig handelen als bestuurder van B bv. In deze procedure is de vraag aan de orde of op basis van art. 2:11 BW belanghebbende, naast zijn broer Y en A Holding, aansprakelijk is. ZA stelt dat door de eerdere aansprakelijkheid van A Holding de hoofdelijke aansprakelijkheid van belanghebbende vaststaat. Het hof heeft de voorgestane letterlijke toepassing van art. 2:11 BW door ZA niet aangenomen. De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt voor ZA gunstig. Art. 2:11 BW dient zodanig te worden uitgelegd dat het te allen tijde toepassing vindt wanneer een rechtspersoon aansprakelijk is (op grond van de wet) in zijn hoedanigheid van bestuurder. Belanghebbende kan aan aansprakelijkheid ontkomen door omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat aan hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt, te stellen en te bewijzen.

NTFR 2017/638 - Overeenkomst met Singapore over de automatische uitwisseling van gegevens over financiële rekeningen

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017
Nederland en Singapore hebben een overeenkomst gesloten over de automatische uitwisseling van gegevens over financiële rekeningen. Deze overeenkomst is in Singapore ondertekend op 5 december 2016 en in Nederland op 24 november 2016. De overeenkomst voorziet in uitwisseling van gegevens (vanaf 2018) over het jaar 2017 en verder, mits beide landen de benodigde nationale wetgeving ter uitvoering van de Common Reporting Standard in hun wetgeving hebben opgenomen. De overeenkomst treedt in werking op het tijdstip waarop beide landen elkaar hebben genotificeerd dat aan de eisen voor uitwisseling op basis van CRS wordt voldaan.

NTFR 2017/639 - Politieke overeenstemming ECOFIN over wijzigingsrichtlijn Anti-ontgaansrichtlijn (ATAD 2) inzake hybride mismatches

Aflevering 10, gepubliceerd op 09-03-2017 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 21 februari 2017 hebben de ministers van Financiën van de EU-lidstaten tijdens een vergadering van de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) politieke overeenstemming bereikt over het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie van 25 oktober 2016 tot wijziging van de Anti-ontgaansrichtlijn van 12 juli 2016 (‘Anti-Tax Avoidance Directive’, ‘ATAD’) inzake hybride mismatches met derde landen (‘ATAD 2’). Met deze wijzigingsrichtlijn worden de antimismatchmaatregelen in de Anti-ontgaansrichtlijn aangevuld en uitgebreid. De overeengekomen maatregelen richten zich nu op hybride mismatches in zowel intra-EU- als derdelandsituaties. Om tegemoet te komen aan wensen van het Verenigd Koninkrijk, die Nederland niet lijken te raken, is de reikwijdte van de richtlijn voor beurshandelaren en de banksector ingeperkt. De wijzigingsrichtlijn dient uiterlijk per 31 december 2019 in nationale wetgeving te worden omgezet. Met implementatie van de maatregelen inzake ‘reverse hybrids’ mag langer worden gewacht. Deze dienen uiterlijk per jaareinde 2021 te zijn geïmplementeerd. De richtlijn zal worden aangenomen nadat het Europees Parlement hierover in het kader van de raadgevingsprocedure zijn mening heeft kunnen geven. De plenaire behandeling van de richtlijn in het Europees Parlement staat genoteerd voor 26 april 2017.