NTFR 2017/511 - De beslagvrije voet II
Aflevering 8, gepubliceerd op 23-02-2017 geschreven door mr. J.D. SchoutenDe Tweede Kamer heeft op 16 februari 2017 als hamerstuk het wetsvoorstel ‘Vereenvoudiging beslagvrije voet’ aangenomen. Na publicatie van dit voorstel (NTFR 2017/443) zijn nog twee nota’s van wijzigingen ingediend. De tweede nota van wijziging (34 628, nr. 8) bevat een aantal wijzigingen van technische en redactionele aard. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het coördinerend deurwaarderschap, zoals in dit voorstel geregeld, duidelijker te koppelen aan degene die inningsbevoegd is. De eigen regeling voor inning die specifiek geldt voor de Belastingdienst en de lokale overheden, de zogeheten art. 19-vorderingen (art. 19 IW 1990) is ook hierop aangepast. De inning in samenloopsituaties (twee of meer beslagen) komt alleen terecht bij de art. 19-invorderaar indien hij beslag heeft gelegd voor een vordering met een voorrecht dat hoger is dan alle andere vorderingen, waarvoor beslag ligt. Bij een concurrente vordering, waarbij het beslag is gelegd via een art. 19-vordering, is de hoofdregel van art. 478, lid 1, Rv. van toepassing. Er ontbreekt dan een voorrecht. In de derde nota van wijziging (34 628, nr. 9) is geregeld dat het principe dat een ieder zonder meer 5% van zijn netto-inkomen dient in te zetten voor de aflossing van zijn schulden, in alle gevallen geldt.