NTFR 2024/345 - Step down voor remigrerende dga strijdig met vrijheid van vestiging
ECLI:NL:RBGEL:2023:6841, datum uitspraak 06-10-2023, publicatiedatum 14-12-2023
Aflevering 8, gepubliceerd op 21-02-2024 met annotatie van mr. R.S. BekkerBelanghebbende is in 2003 vanuit Nederland naar Polen geëmigreerd. Hij bezat toen alle aandelen in bv 1, waarvan de verkrijgingsprijs € 435.148 bedroeg. Ook bezat belanghebbende alle aandelen in Bedrijf 1, een vennootschap naar Pools recht. Belanghebbende heeft jaren aangifte gedaan als binnenlands belastingplichtige. Belanghebbende heeft de inspecteur in 2013 verzocht de aanslagen over de oude jaren te corrigeren en haar te behandelen als buitenlands belastingplichtige. De inspecteur heeft er destijds van afgezien een conserverende aanslag op te leggen vanwege de fictieve vervreemding van het aanmerkelijk belang, omdat de tienjaarstermijn reeds was verstreken. In 2018 richt belanghebbende Bedrijf 2 op, een Poolse Holding, waarin hij de aandelen bv 1 (inbrengwaarde € 8.692.000) en Bedrijf 1 (inbrengwaarde € 1.312.000) inbrengt. Eind 2018 remigreert belanghebbende naar Nederland. De inspecteur en belanghebbende zijn het erover eens dat de verkrijgingsprijs van de aandelen in Bedrijf 2 op dat moment € 10.004.000 bedraagt. Vervolgens stelt de inspecteur bij beschikking de verkrijgingsprijs van Bedrijf 2 ambtshalve vast op € 1.747.148; hij heeft namelijk het verschil van de waarde van de aandelen in bv 1 bij inbreng (€ 8.692.000) en de historische verkrijgingsprijs daarvan (€ 435.148) in mindering gebracht op de verkrijgingsprijs van de aandelen in Bedrijf 2, op grond van art. 4.25 Wet IB 2001 jo. art. 16 lid 11 Uitv besl IB 2001. In geschil is of de verkrijgingsprijs van Bedrijf 2 € 10.004.000 bedraagt, zoals belanghebbende betoogt, of dat de inspecteur terecht een step down heeft toegepast en de verkrijgingsprijs heeft vastgesteld op € 1.747.148. De rechtbank stelt eerst vast dat geen sprake is van een Nederlandse heffing in strijd met het verdrag tussen Nederland en Polen. Ter discussie staat immers niet de heffing over een vervreemdingsvoordeel, maar de bij beschikking vastgestelde verkrijgingsprijs van de aandelen in Bedrijf 2. De rechtbank stelt vast dat een binnenlandse dga niet te maken krijgt met het naar beneden bijstellen van de verkrijgingsprijs bij een verhuizing binnen Nederland. Dit betekent dat sprake is van een schending van de vrijheid van vestiging. De rechtbank ziet hiervoor geen rechtvaardiging; er zijn geen dringende eisen van algemeen belang die deze beperking van een verdragsvrijheid rechtvaardigen. Het heffingsrecht over de waardeaangroei van de aandelen bv 1 in de periode dat belanghebbende in Polen woonde, zou op grond van het verdrag aan Polen toekomen en de inspecteur heeft de fiscale claim over de periode vóór de emigratie prijsgegeven. Dit betekent dat Nederland geen fiscale claim had op het moment van de remigratie over de op dat moment ongerealiseerde waardeaangroei van het aandelenbelang in bv 1. Er is ook geen sprake van een constructie en er zijn evenmin feiten die duiden op mogelijk misbruik door belanghebbende.