Aflevering 21

Gepubliceerd op 22 mei 2008

NTFR 2008/933 - Pleidooi voor openbare belastingrechtspraak

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008 geschreven door prof. dr. A.J.H van Suilen
In art. 121 Grondwet is bepaald dat terechtzittingen in het openbaar plaatsvinden en dat de uitspraak van de rechter in het openbaar geschiedt. Ook in het bestuursrecht gelden deze uitgangspunten. Dat zittingen openbaar zijn, is neergelegd in art. 8:62 Awb. Dat de beslissing in het openbaar wordt uitgesproken, is bepaald in art. 8:78 Awb. Deze openbaarheid heeft een belangrijke functie. Zij voorkomt geheime procedures en maakt het rechterlijke optreden inzichtelijk en controleerbaar.Kamerstukken II, 1991-1992, 22 495, nr. 3, p 139. Openbaarheid kan het vertrouwen in de rechtspraak vergroten. Opmerkelijk is dat in de belastingrechtspraak noch de zittingen, noch de uitspraken in het openbaar geschieden. Hierna zal ik ingaan op het besloten karakter van de belastingrechtspraak. Ik meen dat hiervoor geen goede redenen zijn. Ik stel daarom voor de mondelinge behandeling van belastingzaken openbaar te maken waarvan slechts bij uitzondering mag worden afgeweken. Verder stel ik voor alle rechterlijke uitspraken via internet openbaar te maken.

NTFR 2008/934 - Belastingdienst en woonbranche sluiten convenant

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Per 1 januari 2009 komt er voor de bijna 3.000 leden van de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW) duidelijkheid over de zelfstandigenstatus van freelancers, de btw-afdracht over aanbetaling (het moment van betaling, niet van eindfacturering) en het afwaarderen van voorraden. Voor dit laatste gelden staffels. Uitzonderingen zijn er voor showroomkeukens en badkameropstellingen, die mogen als inventaris worden geboekt. Specifieke afspraken gelden voor de afwaardering van bijmaterialen en decoratieartikelen (tot € 450 rechtstreeks als kosten te boeken). Verder is er een landelijk geldend percentage dat de ondernemer mag aanhouden als garantievoorziening voor het uitvoeren van service en garantie. Hiervoor hoeft geen volledige administratie meer te worden bijgehouden. Op personeelskorting is de volgende afspraak van toepassing: maximaal 20% korting, nadat consumentenorder- en -actiekortingen al in mindering zijn gebracht. Bij de CBW-leden controleert de Belastingdienst steekproefsgewijs. Zij zullen minder fiscale risico’s lopen en minder administratieve lasten ervaren.

NTFR 2008/935 - Advocaat-generaal adviseert tot verwijzing in dividendmixerzaak

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Belanghebbende maakt deel uit van een concern met een in het belanghebbende Verenigd Koninkrijk gevestigde tophoudster en tussenhoudster; de laatste houdt de aandelen in belanghebbende en heeft tevens een v.i. in Nederland. Belanghebbende houdt aandelen in binnen- en buitenlandse werkmaatschappijen. Zij is een zogenoemde ‘dividendmixer’. Belanghebbende heeft bruto dividend uitgekeerd aan de tussenhoudster. Daarop zijn haar naheffingsaanslagen dividendbelasting opgelegd naar een tarief van vijf percent bronheffing. Na verwijzing (HR 20 december 2002, nr. 37.652, NTFR 2003/54) heeft Hof Arnhem (NTFR 2004/511) geoordeeld dat de deelneming in belanghebbende niet aan de Nederlandse vaste inrichting van de tussenholding toerekenbaar is en (subsidiair) dat strijd met de EG-vestigingsvrijheid niet aan de orde is. A-G Wattel acht de beslissing van het hof dat de aandeelhoudersbevoegdheden niet zelfstandig binnen de v.i. werden uitgeoefend en dat de deelneming (daarom) niet ‘dienstbaar’ was aan de v.i. cassatieproof. De vraag naar de EG-rechtelijke houdbaarheid van de dividendbelasting moet volgens hem echter wel nader worden onderzocht. De advocaat-generaal concludeert op grond van Europeesrechtelijke en nationale jurisprudentie, dat ondanks het ontbreken van feitelijke grondslag in cassatie voor beoordeling of de discriminerende bronheffing door verrekening in het Verenigd Koninkrijk ‘geneutraliseerd’ wordt, de effectiviteit van het EG-recht nader feitelijk onderzoek eist, en dat, nu in cassatie wél voldoende feitelijke grondslag bestaat voor het oordeel dat éénjurisdictioneel bezien van discriminatie sprake is, de zaken verwezen moeten worden om de fiscus in de gelegenheid te stellen, al dan niet met toepassing van Europese of bilaterale administratieve bijstandsinstrumenten, om aannemelijk te maken dat de Nederlandse dividendbelasting in het Verenigd Koninkrijk verrekend is of kan worden bij de (groot)moeder van belanghebbende.

NTFR 2008/936 - Antwoorden op Kamervragen over afschrijving op glastuinbouw en in de recreatiesector

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
De staatssecretaris heeft in antwoord op Kamervragen uitgelegd hoe het zit met de afschrijving op tuinbouwkassen en op gebouwen in de recreatiesector. De niet-inwerkingtreding van het amendement dat glasopstanden zou vrijwaren van de afschrijvingsbeperking op gebouwen, heeft geleid tot een vrijval van het budget. Dat is ingezet in de inkomstenbelasting (geruisloze doorschuiving bij staking door overheidsingrijpen, motie Slob) en in de overdrachtsbelasting (vrijwillige kavelruil in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied). Voor het resterende budget is onlangs aan de Europese Commissie voorgelegd het voorstel groenlabelkassen waarbij gebruik wordt gemaakt van de VAMIL-regeling af te schrijven tot de restwaarde.

NTFR 2008/937 - Antwoorden op Kamervragen fiscale behandeling vordering uit verkoop (deel) onderneming

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
De staatssecretaris heeft vragen beantwoord van het Eerste Kamerlid Holdijk. Het onderwerp is de fiscale behandeling van een vordering uit verkoop van (een deel van) een onderneming. De aanleiding voor de vragen zijn de uitspraken van Hof Amsterdam van 14 maart 2002, nr. 00/04092 (NTFR 2002/575), van 6 augustus 2004, nr. 03/03046 (niet gepubliceerd, ook niet op rechtspraak.nl), en het op deze laatste uitspraak volgende arrest HR 28 oktober 2005, nr. 41.369 (NTFR 2005/1434). De hieruit voortvloeiende rechtsregel luidt dat indien een ondernemer zijn onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan verkoopt, goed koopmansgebruik uitstel van winstneming niet toestaat, tenzij een uitzondering van toepassing is. De staatssecretaris antwoordt dat hij dit – anders dan de advocaat-generaal – niet een te strakke lijn vindt.

NTFR 2008/945 - Kamervragen over premies, betaald aan buitenlandse verzekeraars

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de gevolgen van de uitspraak van Rechtbank Breda (12 maart 2008, nr. 06/03078; NTFR 2008/808). De rechtbank heeft geoordeeld dat de premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering die is betaald aan een buitenlandse verzekeraar, terwijl geen sprake is van voorzetting van een buitenlandse regeling, aftrekbaar is op grond van het EU-recht. Gevraagd wordt of de staatssecretaris bereid is de Wet IB 2001 aan te passen.

NTFR 2008/947 - Bijtelling autokostenforfait voor taxi met kilometeronderbreker

ECLI:NL:GHARN:2008:BD1284, datum uitspraak 25-04-2008, publicatiedatum 09-05-2008
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Belanghebbende is zelfstandig taxichauffeur. Op zijn aanvraag heeft belanghebbende teruggaaf van BPM verkregen voor een taxivoertuig. Er heeft geen bijtelling volgens het autokostenforfait plaatsgevonden. Volgens de inspecteur is dat niet terecht. Daarom is de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Rechtbank Arnhem heeft deze aanslag in stand gelaten. Ook in appel heeft belanghebbende geen succes. Volgens het hof voldoet belanghebbende niet aan de wettelijke, op hem rustende, verzwaarde bewijslast. Het vermoeden is volgens het hof gewettigd dat in de taxi een kilometeronderbreker is ingebouwd, welk vermoeden niet wordt ontzenuwd door belanghebbende. Hierdoor moet de kilometeradministratie als onbetrouwbaar worden aangemerkt. Belanghebbende slaagt ook overigens niet in de op hem rustende bewijslast dat minder dan 1.000 km in privé is gereden.

NTFR 2008/949 - Bouwsubsidie in mindering op aftrekbare kosten als zekerheid bestaat over ontvangst subsidie

ECLI:NL:HR:2008:BD1065, datum uitspraak 09-05-2008, publicatiedatum 09-05-2008
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende is eigenaar en verhuurder van een pand. De gemeente heeft in 1998 bij beschikking een bedrag van f 49.500 aan subsidie verleend voor een verbouwing van het pand. De werkzaamheden zijn in 2000 verricht. De kosten bedroegen f 164.500. In december 2001 is de subsidie van f 49.500 onvoorwaardelijk toegekend en uitbetaald. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2000 een bedrag van f 164.500 als aftrekbare kosten (art. 35 Wet IB 1964) in aanmerking genomen. De inspecteur corrigeert de aangifte en vermindert de aftrekbare kosten met het bedrag van de verleende subsidie. Het hof volgt de inspecteur. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Het hof heeft namelijk de stelling van belanghebbende, dat het eind 2000 nog niet zeker was dat hij de subsidie zou ontvangen, niet besproken.

NTFR 2008/951 - Alle kosten voor dienstverlening bij aandelenemissie ten laste van winst

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende, een beursgenoteerde vennootschap, heeft via haar Duitse dochter een meerderheidsbelang verworven in een Duitse beursgenoteerde vennootschap. Direct daarna heeft belanghebbende een openbare aandelenemissie aangekondigd. Voor de begeleiding van de aandelenemissie heeft belanghebbende ING Bank een selling concession, een management & underwriting commission en een bereidstellingsprovisie betaald. Voorts zijn door de belanghebbende aan ING bedragen betaald in het kader van een garantieregeling. Het totale door ING in rekening gebrachte en met de emissieopbrengst verrekende bedrag wordt door partijen emissiekosten genoemd. De emissieopbrengst is via een gevoegde dochter renteloos ter beschikking gesteld aan de Duitse dochtermaatschappij die de deelneming verwierf. De partijen zijn het erover eens dat de renteloze geldverstrekking een lening is en dat een zakelijke rente 3% zou bedragen. Hof Amsterdam (NTFR 2006/517) heeft de aftrek van emissiekosten – met uitzondering van de vergoeding voor de garantieregeling – toegestaan en geoordeeld dat voor de renteloze lening aan de Duitse dochter bij belanghebbende een zakelijke rente in aanmerking moet worden genomen. De staatssecretaris betoogt in cassatie dat geen sprake is van emissiekosten maar van een lagere emissieopbrengst (emissiekorting). Het incidentele beroep van belanghebbende is gericht tegen de oordelen dat de garantiekosten niet aftrekbaar zijn en dat een bedrag aan rente bij haar fiscale winst moet worden geplust. Volgens de Hoge Raad kunnen alle aan de ING betaalde provisies in mindering komen op de winst, dus ook de vergoeding voor een door de ING afgegeven garantie voor het slagen van de emissie tegen een vastgestelde emissiekoers. Verder oordeelt de Hoge Raad dat de renteloosheid van de lening niet alleen kan worden gecorrigeerd door een jaarlijkse bijtelling van een fictieve rentebate, maar ook via de contante waardemethode.

NTFR 2008/954 - Geen sanctie bij overschrijding uitspraaktermijn door rechtbank

ECLI:NL:GHSGR:2008:BD0585, datum uitspraak 08-04-2008, publicatiedatum 25-04-2008
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
De mondelinge behandeling van de zaak van belanghebbende bij de rechtbank heeft op 25 april 2006 plaatsgevonden. De uitspraak van de rechtbank in die zaak is van 1 september 2006. In geschil was of de uitspraak van de rechtbank wegens overschrijding van de termijn van art. 8:66 Awb diende te worden vernietigd. Onder verwijzing naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Herziening van het fiscale procesrecht oordeelde het hof dat op het overschrijden van de termijn geen sanctie staat.

NTFR 2008/960 - Belastingdienst handelt onbehoorlijk door geen uitspraak op bezwaar te doen na vernietiging aanslag

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Verzoeker dient een aangiftebiljet OB in, waarin hij om een teruggaaf vraagt. In een begeleidende brief verzoekt hij om met het uitbetalen van die teruggaaf te wachten totdat er uitspraak is gedaan in een relevante zaak bij het Hof van Justitie EG. De Belastingdienst verleent de teruggaaf toch. De Belastingdienst wenst de teruggaaf vervolgens ongedaan te maken door een naheffingsaanslag op te leggen. Per abuis worden twee nagenoeg identieke naheffingen opgelegd. Verzoeker maakt bezwaar tegen één van deze aanslagen. Vervolgens ontdekt de Belastingdienst de vergissing en vernietigt één van de naheffingsaanslagen ambtshalve. Dit is, volgens de Belastingdienst per toeval, juist de aanslag waartegen verzoeker bezwaar heeft gemaakt. De Belastingdienst neemt geen formele beslissing meer op verzoekers bezwaarschrift, omdat de desbetreffende aanslag al is vernietigd. Verzoeker klaagt erover dat hem op die manier de mogelijkheid wordt onthouden om tegen de beslissing op het bezwaarschrift in beroep te gaan bij de belastingrechter.

NTFR 2008/969 - EC publiceert werkdocument over de Europese spaarrenterichtlijn

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
De Europese Commissie heeft op verzoek van de Raad een werkdocument gepubliceerd over de werking van de Spaarrenterichtlijn (2003/48/EG). Het werkdocument is een tussenstap. Later dit jaar komt er een evaluatierapport op grond van art. 18 van de richtlijn. De Europese Commissie stelt vast dat de werking van de Spaarrenterichtlijn verbeterd kan worden. Dat komt ondermeer doordat in de praktijk gebruik wordt gemaakt van investeringsvehikels om niet als uiteindelijk gerechtigde te worden aangemerkt, doordat geïnvesteerd wordt in portfolioproducten die buiten het rentebegrip vallen en doordat de territoriale reikwijdte beperkt is. De toekomstige verhoging van de bronheffing kan tot marktdistorsie leiden. Verbetering van de toepassing moet niet leiden tot extra administratieve lasten voor de financiële sector. De verdere analyse richt zich op drie belangrijke elementen van de Spaarrenterichtlijn: het begrip 'uiteindelijk gerechtigde', het begrip 'uitbetalende instantie' en het begrip 'rentebetaling'. Verder zal in de toekomst overwogen moeten worden of de reikwijdte moet worden uitgebreid tot andere soorten inkomsten en of die uitbreiding moet plaatsvinden via de Spaarrenterichtlijn of via de Bijstandsrichtlijn.

NTFR 2008/970 - Verschil in vervaltermijnen geoorloofd

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Ecotrade SpA, een Italiaanse vennootschap gespecialiseerd in de handel van grondstoffen voor de vervaardiging van cement, is in 2000 en 2001 voor het vervoer van deze stoffen van Italië naar andere lidstaten in zee gegaan met niet in Italië gevestigde marktdeelnemers. De facturen van deze marktdeelnemers voor de aan Ecotrade verrichte diensten vermelden ‘bevrachting van schepen' of ‘verscheping'. Het btw-bedrag is niet vermeld en in een aantal gevallen is vermeld dat deze handelingen zijn vrijgesteld. Ecotrade ging er aldus vanuit dat deze handelingen niet aan de btw waren onderworpen. De facturen voor deze handelingen zijn alleen in het register van aankopen ingeschreven en niet in het register van uitgereikte facturen, en wel met vrijstelling van btw. De btw voor deze handelingen werd niet opgevoerd in de belastingaangiften van Ecotrade over 2000 en 2001. Na een controle in 2004 legt de Italiaanse fiscus (Agenzia) naheffingsaanslagen op stellende dat de handelingen aan btw onderworpen intracommunautaire goederenvervoerdiensten vormen en dat de verleggingsregeling van toepassing is, hetgeen – behalve voor één factuur – Ecotrade niet betwist. De Agenzia stelt bovendien dat de boekhoudkundige voorschriften voor deze verleggingsregeling niet zijn vervuld, aangezien de desbetreffende facturen alleen in het register van aankopen en niet in het register van uitgereikte facturen zijn opgenomen. Vervolgens neemt de Agenzia het standpunt in dat Ecotrade geen recht heeft op aftrek van de btw, omdat dat recht niet is uitgeoefend binnen de termijn van twee jaar te rekenen vanaf het ogenblik waarop deze belasting verschuldigd is geworden. De termijn voor de belastingadministratie om btw over de desbetreffende diensten na te heffen is nog niet verstreken, aangezien die termijn vier jaar bedraagt vanaf de indiening van de desbetreffende btw-aangiften. Op de in de daarop volgende gerechtelijke procedure door de rechter gestelde prejudiciële vragen verklaart het Hof van Justitie EG voor recht, dat art. 17, 18, lid 2 en 3, en 21, lid 1, sub b, Zesde Richtlijn zich niet verzetten tegen een nationale regeling die voorziet in een vervaltermijn voor de uitoefening van het recht op aftrek, voor zover het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel worden geëerbiedigd. Het enkele feit dat de belastingadministratie voor de naheffing van onbetaalde btw over een langere termijn beschikt dan de termijn die de belastingplichtige heeft om zijn recht op aftrek uit te oefenen, vormt geen schending van het doeltreffendheidsbeginsel. Art. 18, lid 1, sub d, en 22, Zesde Richtlijn verzetten zich echter wel tegen een praktijk van rectificatie van aangiften en naheffing van btw waarbij niet-nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit formaliteiten die in de nationale regeling zijn voorgeschreven krachtens dat art. 18, lid 1, sub d, en van de verplichtingen betreffende het voeren van de boekhouding en het indienen van aangiften zoals die voortvloeien uit dat art. 22, lid 2 respectievelijk lid 4, wordt bestraft met het verval van het recht op aftrek bij toepassing van de verleggingsregeling.

NTFR 2008/971 - Advocaat-generaal behandelt voorwaarden toepassing nultarief

ECLI:NL:PHR:2009:BD1507, datum uitspraak 26-06-2009, publicatiedatum 26-06-2009
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Belanghebbende leverde goederen aan in Duitsland gevestigde afnemers. Zij heeft het nultarief toegepast. Belanghebbende heeft zelf voor het vervoer gezorgd. Haar afnemers hebben in Duitsland geen aangiften ingediend. De inspecteur is van mening dat het nultarief ten onrechte is toegepast en heeft nageheven. Het hof heeft de inspecteur (voor het grootste deel) in het gelijk gesteld. A-G Van Hilten gaat in op de twee materiële voorwaarden voor de toepassing van het nultarief. Met betrekking tot de eerste voorwaarde, het vervoer naar een andere lidstaat, stelt de advocaat-generaal vast dat de goederen de lidstaat van vertrek daadwerkelijk moeten hebben verlaten, maar dat niet is vereist dat de goederen daadwerkelijk aankomen in de lidstaat waar zij zouden hebben moeten aankomen. Voor wat betreft de tweede voorwaarde – de goederen moeten zijn geleverd aan, kort gezegd, een ondernemer – merkt de advocaat-generaal op dat alleen de hoedanigheid van de afnemer van belang is. Vervolgens besteedt A-G Van Hilten aandacht aan het bewijs dat moet worden geleverd om het nultarief te mogen toepassen. Zij komt tot de conclusie dat voor de toepassing van het nultarief aannemelijk maken dat is voldaan aan de voorwaarden voldoende is. Verder besteedt de advocaat-generaal nog aandacht aan de bescherming van de zorgvuldig handelende ondernemer. Nu belanghebbende naast de aan de afnemers uitgereikte facturen geen andere boeken en bescheiden heeft overgelegd, is volgens A-G Van Hilten niet aannemelijk gemaakt, dat de goederen het land hebben verlaten. De advocaat-generaal adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond te verklaren.

NTFR 2008/977 - Geen taxivrijstelling voor taxi met kilometeronderbreker

ECLI:NL:GHARN:2008:BD1282, datum uitspraak 25-04-2008, publicatiedatum 09-05-2008
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Belanghebbende is zelfstandig taxichauffeur. Op zijn aanvraag heeft belanghebbende teruggaaf van BPM verkregen voor een taxivoertuig. Er heeft geen bijtelling volgens het autokostenforfait plaatsgevonden. Volgens de inspecteur is dat niet terecht. Daarom is de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Rechtbank Arnhem heeft deze aanslag in stand gelaten. Ook in appel heeft belanghebbende geen succes. Volgens het hof voldoet belanghebbende niet aan de wettelijke, op hem rustende, verzwaarde bewijslast. Het vermoeden is volgens het hof gewettigd dat in de taxi een kilometeronderbreker is ingebouwd, welk vermoeden niet wordt ontzenuwd door belanghebbende. Hierdoor moet de kilometeradministratie als onbetrouwbaar worden aangemerkt. Belanghebbende slaagt ook overigens niet in de op hem rustende bewijslast dat minder dan 1.000 km in privé is gereden.

NTFR 2008/979 - Geknoei met mestafleveringsbewijzen: naheffing van de baan

ECLI:NL:GHARN:2008:BD1290, datum uitspraak 24-04-2008, publicatiedatum 09-05-2008
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Belanghebbende, exploitant van een pluimveebedrijf, is aangeslagen in de fosfaatheffing. In beroep betwist hij tien door de inspecteur als 'aanvoerpost' in aanmerking genomen vrachten mest. Volgens belanghebbende heeft de leverancier gefraudeerd met de afleveringsbewijzen. Het hof stelt voorop dat de inspecteur de bewijslast draagt dat de dierlijke meststoffen daadwerkelijk tot de gestelde omvang op het bedrijf van belanghebbende zijn aangevoerd. Hierin slaagt de inspecteur niet. De afleveringsbewijzen vertonen volgens het hof namelijk teveel gebreken en missen daardoor overtuigende kracht.

NTFR 2008/980 - Langst op adres ingeschreven studente terecht in afvalstoffenheffing betrokken

ECLI:NL:PHR:2008:BD0984, datum uitspraak 17-10-2008, publicatiedatum 17-10-2008
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2008
Belanghebbende woonde met twee andere studentes in een bovenwoning. Zij hadden ieder voor zichzelf een kamer en het gemeenschappelijke gebruik van keuken, toilet en douche. Belanghebbende, en niet de andere studentes, is in de afvalstoffenheffing betrokken, daar zij het langst ingeschreven stond op het adres. Hof Leeuwarden (NTFR 2007/538) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Volgens A-G Van Ballegooijen is dat niet terecht. Een gemeente mag afvalstoffenheffing heffen van degenen die feitelijk gebruik maken van een perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan en ten aanzien waarvan een inzamelverplichting voor de gemeente geldt. Of er sprake is van één perceel (dan wel drie percelen) hangt af van het antwoord op de vraag welke ruimte blijkens haar indeling en inrichting bestemd is voor bewoning, voor het voeren van één of verschillende particuliere huishouding(en) waarin geregeld afvalstoffen kunnen ontstaan. A-G Van Ballegooijen is van mening dat de bovenwoning één perceel is; immers, elk van de drie kamers was afhankelijk van de keuken en sanitaire voorziening elders in het gebouw. De drie huursters maakten feitelijk gebruik van hetzelfde perceel, zodat er drie belastingplichtigen zijn. In deze keuzesituatie mag de gemeente de aanslag opleggen aan degene die het langst in haar bevolkingsregister staat ingeschreven op het adres van het perceel. Belanghebbende is terecht in de afvalstoffenheffing betrokken.