Aflevering 4

Gepubliceerd op 23 januari 2020

NTFR 2020/210 - Over de vraag of we IFRS 16 ook fiscaal mogen toepassen – en over het antwoord

Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 geschreven door dr. W. Bruins Slot
Met ingang van 1 januari 2019 trad de (lease)accounting-richtlijn IFRS 16 in werking. De richtlijn vervangt IAS 17 volgens welke standaard een operational-leaseovereenkomst enkel tot gevolg had dat de jaarlijks verschuldigde leasetermijnen ten laste van het resultaat konden worden gebracht. Deze verwerkingswijze verschilde in dat opzicht niet van de wijze waarop huurovereenkomsten volgens goed koopmansgebruik de jaarwinst beïnvloeden.

NTFR 2020/211 - Stand van zaken ICT Belastingdienst

Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020
Minister Hoekstra van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de informatievoorziening (IV) van de Belastingdienst. De minister stuurt de eindrapportages van de onderzoeken van EY en KPMG naar respectievelijk de IV-organisatie en het IV-portfolioproces van de Belastingdienst.

NTFR 2020/212 - Landelijke Landbouwnormen 2019 gepubliceerd

Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020
De Belastingdienst heeft de Landelijke Landbouwnormen 2019 gepubliceerd. Deze gelden voor ondernemers van agrarische bedrijven en voor agrarische activiteiten in Nederland. De normen gaan over onttrekkingen, kostenposten, waarderingen en afschrijvingen in de veehouderij en de land- en tuinbouw. Hiermee bepalen agrarische ondernemers de jaarwinst van het bedrijf voor de aangiften IB en VPB. De normen worden door de Belastingdienst toegepast bij de beoordeling van de aangiften. In uitzonderlijke gevallen mag worden afgeweken van de Landelijke Landbouwnormen. De normen gelden voor het kalenderjaar 2019 en het gebroken boekjaar dat begint in 2019 en eindigt in 2020.

NTFR 2020/214 - Oprenting ODV met negatieve marktrente

Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen heeft een nieuw VenA 19-007 toegevoegd aan de site. Dit VenA gaat over de vraag of in het geval van een negatieve marktrente voor het oprenten van een oudedagsverplichting (ODV) uitgegaan moet worden van dat negatieve rentepercentage.

NTFR 2020/218 - Hoge Raad geeft regels inzake samenhangende resultaatsbehandeling cash flow hedges en variabel rentende schulden

ECLI:NL:HR:2019:1721, datum uitspraak 08-11-2019, publicatiedatum 08-11-2019
Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 met annotatie van J.J.H. Reijnen LLM
Belanghebbende heeft bankleningen opgenomen tegen variabele rentes. Om het variabelerenterisico te beperken, heeft zij met diverse banken interest rate swaps gesloten. Op grond hiervan is belanghebbende over een bepaalde periode een vast percentage verschuldigd van een overeengekomen hoofdsom. Als tegenprestatie ontvangt zij over dezelfde periode een variabel percentage van de hoofdsom. De looptijden, hoofdsommen en de door belanghebbende te ontvangen variabele bedragen van de interest rate swaps corresponderen deels wel en deels niet met de looptijden, hoofdsommen en de door belanghebbende te betalen variabele rentes van de leningen. In 2010 en 2011 is de waarde van de interest rate swaps gedaald. In geschil is of belanghebbende deze daling in 2010 en 2011 ten laste van haar belastbare winst kan brengen. Hof Den Haag (20 februari 2018, nrs. 17/00749 en 17/00750, NTFR 2018/1213) heeft deze vraag ontkennend beantwoord. In cassatie stelt de Hoge Raad het volgende voorop:

NTFR 2020/219 - Samenhangende waardering van renteswaps en bankleningen

ECLI:NL:PHR:2018:857, datum uitspraak 23-08-2018, publicatiedatum 07-09-2018
Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 met annotatie van J.J.H. Reijnen LLM
Belanghebbende heeft bankleningen opgenomen tegen een variabele rente. Zij heeft interest rate swaps (IRSs) gesloten die haar enerzijds verplichten over een vast bedrag een vast rentepercentage te betalen en haar anderzijds recht geven op een variabele rente over datzelfde vaste bedrag. De gebruikte variabele rentepercentages zijn 3-maands Euribor, 3-maands Libor en 12-maands Euribor. Zij had in 2010 en 2011 drie soorten swaps (a, b en c), bepaald door de looptijd die al dan niet gelijkliep met die van een leenschuld, de bedragen waarover rente wordt berekend (‘hoofdsommen’) die al dan niet gelijk waren aan de hoofdsommen van leningen, en de variabele rente die al dan niet gelijk was aan de variabele rente op een lening. De waarde van haar IRS-verplichtingen was bij het sluiten van de IRSs (nagenoeg) nihil. Door daling van de marktrente nadien beliepen haar IRS-verplichtingen op 31 december 2010 negatief € 6.131.099 en op 31 december 2011 negatief € 6.668.371.

NTFR 2020/220 - Bij samenloop wordt evenredig deel schenkbelasting verrekend met erfbelasting

ECLI:NL:PHR:2019:1357, datum uitspraak 18-12-2019, publicatiedatum 10-01-2020
Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 met annotatie van mr. A.M. Vrenegoor
Belanghebbende heeft in 2015 twee schenkingen ontvangen van zijn moeder. De eerste schenking (€ 5.000) geschiedde op 31 maart 2015 en de tweede schenking (€ 80.000) op 23 december 2015. Over deze twee schenkingen in hetzelfde jaar (in totaal € 85.000) is een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 7.972 (€ 85.000 -/- € 5.277 * 10%).

NTFR 2020/223 - Coördinatiediensten zorggroep vallen niet onder medische vrijstelling

ECLI:NL:HR:2020:62, datum uitspraak 17-01-2020, publicatiedatum 17-01-2020
Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende is aangewezen als zorginstelling en zorgaanbieder in de zin van de Kwaliteitswet zorginstellingen respectievelijk de Wet marktordening gezondheidszorg. Zij coördineert de multidisciplinaire zorg. Hiertoe sluit zij contracten met zorgverzekeraars. Daarnaast sluit belanghebbende contracten met aangesloten huisartsen en andere zorgaanbieders. Zij verstrekken de benodigde zorg aan een patiënt. Afgesproken is dat de huisarts de regie voert over de daadwerkelijk te verlenen zorg. De van de zorgverzekeraars te ontvangen vergoeding bestaat uit een zorgcomponent en een overheadcomponent. Deze laatste vergoeding ziet op kosten van kwaliteitsverbetering, nascholing van de betrokken zorgverleners, de organisatie van de zorg en de verzameling en bundeling van patiëntgegevens. De zorgcomponent betaalt belanghebbende door aan de desbetreffende zorgverleners. Volgens Hof Den Bosch 7 december 2017, nrs. 16/00318 t/m 16/00321, NTFR 2018/481 valt de overheadcomponent niet onder de medische vrijstelling, omdat dit niet een vergoeding is die wordt ontvangen voor het verlenen van gezondheidskundige verzorging aan een patiënt. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Voor de medische vrijstelling is niet een rechtstreekse rechtsbetrekking tussen de dienstverrichter en de patiënt vereist. Wel is vereist dat de dienst een gezondheidskundige behandeling tot doel heeft. De enkele aanwijzing als zorginstelling of zorgaanbieder is daarvoor onvoldoende. De organisatie en coördinatie van multidisciplinaire zorg vormt als zodanig niet een inherent of onafscheidbaar deel van een gezondheidskundige behandeling van een patiënt. De inspecteur heeft de medische vrijstelling dus terecht geweigerd.

NTFR 2020/225 - A-G Niessen belicht woonplaatsbegrip ex art. 4 AWR voor natuurlijke personen

ECLI:NL:PHR:2019:1350, datum uitspraak 17-12-2019, publicatiedatum 10-01-2020
Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 met annotatie van mr. A.H.W. Steijn
A-G Niessen heeft conclusie genomen in deze zaak, die ziet op het woonplaatsbegrip voor natuurlijke personen in de zin van art. 4, lid 1, AWR. Om het geschil in het juiste perspectief te plaatsen wijdt A-G Niessen een bredere bespreking aan art. 4, lid 1, AWR. In de negentiende-eeuwse voorgeschiedenis van het artikel werd al verwezen naar ‘de omstandigheden’. In de hoofdlijn van de rechtspraak onderkent de advocaat-generaal twee deelvereisten, te weten een band van persoonlijke aard en duurzaamheid van die band. Na behandeling van deze vereisten komt de advocaat-generaal tot een vuistregel: wie Nederland verlaat en niet een woning aanhoudt, woont niet meer hier, ook al heeft hij nog een band met Nederland. Iemand die tijdelijk vertrekt en niet of zelden feitelijk in Nederland ‘woont’, maar wel een woning aanhoudt, kan een woonplaats in Nederland behouden, maar daarbij worden dan de overige – ‘secundaire’ – omstandigheden (zoals sociale, juridische, economische en zuiver persoonlijke banden) relevant. Primair geldt volgens de advocaat-generaal dat van een ‘woonplaats’ alleen sprake kan zijn wanneer de natuurlijke persoon een ‘woning’ beschikbaar heeft.

NTFR 2020/227 - Informatiebeschikking waarbij volledige administratie is opgevraagd, is niet disproportioneel

ECLI:NL:PHR:2019:1321, datum uitspraak 12-12-2019, publicatiedatum 09-01-2020
Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 met annotatie van mr. drs. F de Jong
A-G IJzerman heeft conclusie genomen over de vraag of door het bij informatiebeschikking opvragen van de volledige administratie van belanghebbende het evenredigheidsbeginsel is geschonden. Het betreft het beroep in cassatie van belanghebbende tegen Hof Den Bosch 12 april 2019, nr. 17/00238, NTFR 2019/1477.

NTFR 2020/229 - Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 geschreven door mr. J.D. Schouten
In deze brief wordt uitvoering gegeven aan de motie (Handelingen II, 2019-2020, nr. 31, Stemmingen over moties ingediend bij de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020) van de leden Peters (CDA) en Jasper van Dijk (SP), waarin wordt gesteld dat schuldenaren onder voorwaarden gebruik moeten kunnen maken van een ‘uitzonderingsjaar’, waarin alle door de overheid gecreëerde en oninbare verhogingen worden kwijtgescholden. Op 3 december jl. heeft de Tweede Kamer deze motie, waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken hoe en met welke consequenties invoering van een uitzonderingsjaar mogelijk is en de Kamer hierover vóór de zomer van 2020 te rapporteren, aangenomen. In reactie op dit verzoek deelt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mee dat hij in overleg met de minister voor Rechtsbescherming en de minister van VWS een korte verkenning zal laten verrichten. Daarbij zal hij ook de effecten op het betaalgedrag van mensen betrekken.

NTFR 2020/230 - EC verzoekt Ierland en Oostenrijk om omzetting van in hele EU geldende renteaftrekbeperkingsregels

Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 geschreven door A.W. Ravelli
De Europese Commissie heeft besloten Ierland en Oostenrijk een met redenen omkleed advies te sturen met het verzoek tot omzetting in nationaal recht van de renteaftrekbeperkingsregel zoals vereist door de EU-richtlijn bestrijding belastingontwijking (ATAD: Richtlijn 2016/1164 van de Raad). Beide lidstaten betoogden dat zij reeds ‘even doeltreffende’ renteaftrekbeperkingsregels hadden ingevoerd en hebben als zodanig verzoeken om afwijking op grond van het EU-recht aangemeld. De Commissie heeft Ierland en Oostenrijk in juli 2018 meegedeeld dat zij van mening was dat hun nationale regels niet ‘even doeltreffend’ waren als de in het EU-recht vervatte regel inzake renteaftrekbeperking, en derhalve geen rechtvaardiging vormden om de omzetting van die bepaling uit te stellen tot 1 januari 2024. De Ierse en de Oostenrijkse maatregelen waren evenmin opgenomen in de lijst van nationale renteaftrekbeperkingsregels die de Commissie als ‘even doeltreffend’ aanmerkte. Tot dusver heeft noch Ierland noch Oostenrijk de betrokken bepalingen omgezet, of kennisgegeven van nationale uitvoeringsmaatregelen. Als Ierland en Oostenrijk binnen twee maanden geen maatregelen nemen, kan de Commissie de zaken aanhangig maken bij het HvJ.

NTFR 2020/231 - EC verzoekt Nederland om wijziging van belastingregels die de grensoverschrijdende overdracht van pensioenen belemmeren

Aflevering 4, gepubliceerd op 23-01-2020 geschreven door mr. drs. A.C.M. Kuypers
De Europese Commissie heeft besloten Nederland een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen met het verzoek tot wijziging van drie reeksen belastingregels die de grensoverschrijdende overdracht van pensioenkapitaal en de grensoverschrijdende uitvoering van pensioenregelingen belemmeren. In de eerste plaats moeten buitenlandse pensioenuitvoerders bij de Nederlandse autoriteiten zekerheid stellen, bijvoorbeeld een zakelijk onderpand of een bankgarantie, indien zij pensioenkapitaal overdragen aan een buitenlandse pensioenuitvoerder of indien zij diensten willen aanbieden op de Nederlandse markt. In de tweede plaats moeten (gewezen) werknemers zekerheid stellen indien hun pensioenkapitaal wordt overgedragen aan een buitenlandse pensioenuitvoerder of indien zij pensioendiensten willen inkopen bij een buitenlandse pensioenuitvoerder. In de derde plaats zijn overdrachten van pensioenkapitaal aan buitenlandse pensioenuitvoerders door werknemers die buiten Nederland gaan werken slechts vrijgesteld van belasting indien de buitenlandse pensioenuitvoerders de aansprakelijkheid voor eventuele belastingvorderingen aanvaarden of de belastingplichtige zelf die zekerheid stelt. Deze voorwaarden vormen een beperking van het vrije verkeer van burgers en werknemers, de vrijheid van vestiging, het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal (art. 21, 45, 49, 56 en 63 VWEU). Als Nederland binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het HvJ.