Aflevering 30

Gepubliceerd op 25 juli 2013

NTFR 2013/1448 - Hakuna matata: verkoopkosten deelneming aftrekbaar

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 geschreven door dr. J.L. van de Streek
Hakuna matata is een begrip uit het Swahili dat zoiets betekent als ‘geen zorgen’ dan wel ‘wind je niet op’.Zie Wikipedia. Letterlijk vertaald luidt de term: ‘er is/zijn geen’(hakuna) ‘problemen/moeilijkheden’ (matata). Door de film The Lion King van Walt Disney zijn deze twee Afrikaanse woorden wereldberoemd geworden. De term is naar mijn mening illustratief voor de wijze waarop de fiscale wetgever is omgegaan met de fiscale aspecten van het per 1 oktober 2012 vereenvoudigde en geflexibiliseerde bv-recht. Evenals bij andere civielrechtelijke wetgevingsoperaties in het verleden, vielen de fiscale aspecten een stiefmoederlijke behandeling ten deel in het kader van het invoeringstraject. In de memorie van toelichting bij de ‘Invoeringswet vereenvoudiging en flexiblisering bv-recht’ werd slechts een handjevol fiscale bepalingen onder de loep genomen. De conclusie luidde dat deze fiscale bepalingen reeds op zodanige wijze zijn vormgegeven dat op adequate wijze rekening kan worden gehouden met de mogelijkheden die de flexibilisering van het bv-recht biedt.Kamerstukken II, 2009-2010, 32 426, nr. 3, p. 8. Fiscale wetswijzigingen zijn dan ook, enkele uitzonderingen daargelaten, niet doorgevoerd.

NTFR 2013/1449 - Wetsvoorstellen betreffende verhuurderheffing aangenomen door Eerste Kamer

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel ‘Verhuurderheffing’ (33 407) en het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet verhuurderheffing (33 515) op 2 juli 2013 zonder stemming aangenomen. SP en PVV is daarbij aantekening verleend. De Wet verhuurderheffing treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013. De wet vervalt met ingang van 1 januari 2014.

NTFR 2013/1450 - Naheffing naar anoniementarief (grotendeels) niet terecht omdat belanghebbende bij aannemen van werknemers zorgvuldig te werk is gegaan

ECLI:NL:HR:2013:57, datum uitspraak 12-07-2013, publicatiedatum 12-07-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende verleent diensten in de pluimveesector. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende 34 werknemers in dienst van wie zij de identiteit niet op een correcte wijze heeft vastgesteld. In verband hiermee heeft de inspecteur nageheven onder toepassing van het anoniementarief. Hof Den Bosch heeft de naheffingsaanslag vernietigd. Volgens het hof is belanghebbende bij het aannemen van 32 werknemers in zijn algemeenheid voldoende zorgvuldig te werk gegaan en heeft zij op juiste wijze invulling gegeven aan haar verantwoordelijkheid de juistheid te onderzoeken van de door de werknemers verstrekte gegevens betreffende naam, adres, woonplaats en identiteit. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel.

NTFR 2013/1451 - Gescheiden man kan slechts de helft hypotheekrente in aftrek brengen

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1708, datum uitspraak 21-03-2013, publicatiedatum 05-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
In januari 2007 heeft de echtgenote van belanghebbende met haar zoon de echtelijke woning verlaten. Belanghebbende is in de echtelijke woning blijven wonen en heeft het volledige bedrag aan hypotheekrente over 2007 betaald. In zijn aangifte IB/PVV 2007 heeft belanghebbende het eigenwoningforfait opgegeven en het volledige bedrag aan hypotheekrente in aftrek gebracht. Volgens de inspecteur kan belanghebbende slechts de helft van de hypotheekrente in aftrek brengen. Belanghebbende stelt dat de helft van het bedrag als uitgave voor onderhoudsverplichtingen in aanmerking komt. Het hof is van oordeel dat het feit dat bij de berekening van de draagkracht van eiser ervan is uitgegaan dat hij de volledige hypotheekschuld zou betalen niet automatisch betekent dat dit bedrag is aan te merken als uitgaven voor een onderhoudsverplichting. Uit de beschikking van de rechtbank met betrekking tot de bijdrage van belanghebbende in het onderhoud van zijn ex-echtgenote kan dan ook niet worden afgeleid dat de helft van de hypotheekrente die kan worden toegerekend aan eiseres dient te worden aangemerkt als uitgaven voor een onderhoudsverplichting. Belanghebbende heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij vanaf het moment van vertrek van zijn ex-echtgenote de economische eigenaar van de woning was. Het hof gaat er dan ook van uit dat de woning tot het moment van de boedelscheiding gemeenschappelijk eigendom was van belanghebbende en de vrouw. Belanghebbende hoeft slechts de helft van het eigenwoningforfait aan te geven en kan slechts de helft van de hypotheekrente in aftrek brengen.

NTFR 2013/1452 - Kosten beleggingsverzekeringen niet aftrekbaar als kosten eigen woning

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2642, datum uitspraak 15-05-2013, publicatiedatum 10-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende heeft voor zijn eigen woning een hypotheek afgesloten. Belanghebbende heeft voor de aflossing van een deel van de hypotheek twee beleggingsverzekeringen afgesloten. In geschil is of de betalingen voor de beleggingsverzekeringen aftrekbaar zijn. Het hof oordeelt dat deze betalingen niet aftrekbaar zijn als kosten van de eigen woning. Het bedrag aan inleg is bestemd voor de aankoop van beleggingen in (een van) de twee beleggingsfondsen die de verzekeraar beheert. De beleggingen worden gebruikt om verzekerd te zijn van de aflossing van de hoofdsom op de einddatum van de verzekering. Het gaat om de betaling van bedragen die uiteindelijk bestemd zijn te dienen als terugbetaling van de hoofdsom en niet toekomen aan de verzekeraar of de geldverstrekker als vergoeding voor het ter beschikking stellen van die hoofdsom of daarmee gemoeide kosten.

NTFR 2013/1453 - Goedkeuring voor eigenwoningschuld ondernemingswoning

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013
De staatssecretaris van Financiën keurt door middel van een beleidsbesluit goed dat de schuld die is aangegaan om een woning te financieren die tot het ondernemingsvermogen behoort, wordt aangemerkt als een bestaande eigenwoningschuld. De goedkeuring geldt onder de voorwaarde dat de woning op 31 december 2012 een woning is waarvoor een bijtelling in de winstsfeer geldt (art. 3.19, lid 1, Wet IB 2001).

NTFR 2013/1454 - Bijtelling 'auto van de zaak' voor journalist is terecht

ECLI:NL:HR:2013:BZ4214, datum uitspraak 14-06-2013, publicatiedatum 14-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013
Belanghebbende is als journalist in dienstbetrekking werkzaam. Zijn werkgever heeft hem een auto ter beschikking gesteld. Belanghebbende beschikt over een ‘Verklaring geen privégebruik’. Op grond daarvan heeft de werkgever geen LB/PVV ingehouden over het voordeel van de auto. De door belanghebbende aan de inspecteur op diens verzoek overgelegde rittenregistratie is volgens de inspecteur gebrekkig. Daarom heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd met een boete van 50%. Volgens Hof Arnhem (NTFR 2012/1995) is terecht nageheven. De achteraf gereconstrueerde rittenregistratie is volgens het hof namelijk niet sluitend, zodat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat hij minder dan 500 km heeft gereden. De privéomstandigheden van belanghebbende – zijn vrouw had psychische problemen – doen daar niet aan af. Wel vormen die omstandigheden aanleiding tot het matigen van de boete. Het tegen de hofuitspraak ingestelde cassatieberoep is onder verwijzing naar art. 81 Wet RO ongegrond verklaard.

NTFR 2013/1456 - Staatssecretaris continueert vbi-praktijk ondanks wetswijziging

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013
Vooruitlopend op wetgeving keurt de staatssecretaris goed dat bestaande vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi’s) per 22 juli hun vbi-status niet verliezen door de inwerkingtreding van de Wet Implementatie richtlijn EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (Stb. 2013, 228). De Belastingdienst blijft nieuwe verzoeken voor een vbi in behandeling nemen.

NTFR 2013/1457 - 'Opdracht' in art. 24, lid 4, SW 1956 ziet uitsluitend op onpersoonlijke lasten

ECLI:NL:GHARN:2011:BT7632, datum uitspraak 04-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. D. van Beelen
Belanghebbende, een stichting, is bij testament van A in 2004 in het leven geroepen. Zij heeft tot doel financiële ondersteuning te verlenen aan instellingen die evangelisatie/christelijke hulpverlening tot doel hebben. Aan belanghebbende is bij het testament een boerderij en € 200.000 voor de exploitatiekosten van de boerderij gelegateerd. Ten laste van belanghebbende is het persoonlijk recht van gebruik en bewoning van de boerderij gelegateerd aan de pleegzoon van A. Op 19 augustus 2005 is A overleden. Naar aanleiding hiervan is belanghebbende aangeslagen in het successierecht naar een verkrijging van € 342.421. De aanslag bedraagt € 185.872 en is berekend volgens tariefgroep 3. Belanghebbende claimt een tarief van 8%, omdat zij – naar haar opvatting – een algemeen nut beogende instelling (anbi) is. In het spoor van Rechtbank Arnhem stelt het hof belanghebbende in het gelijk. Belanghebbende dient met haar feitelijke werkzaamheden namelijk voor ten minste 50% het algemene nut. De vraag of aan de verkrijging een opdracht is verbonden, welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang, beantwoordt het hof ontkennend. Het gaat hier namelijk niet om onpersoonlijke lasten, waarop art. 24, lid 4, SW 1956 ziet, aldus het hof.

NTFR 2013/1458 - Mantelzorgcompliment vervalt per 2015, met gevolgen voor partnerregeling erfbelasting

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013
Staatssecretaris Van Rijn van VWS heeft de Tweede Kamer bericht dat het mantelzorgcompliment per 1 januari 2015 ophoudt te bestaan. De waardering van mantelzorgers wordt een expliciete Wmo-taak van gemeenten. In een voetnoot bij deze mededeling is vermeld dat met het vervallen van de grondslag voor het mantelzorgcompliment per 1 januari 2015 ook de aan de verkrijging van het mantelzorgcompliment gekoppelde regeling in de erfbelasting vervalt. De werking van het mantelzorgcompliment in relatie tot de verhoogde vrijstelling erfbelasting betreft een regeling waarop veel kritiek wordt geleverd vanwege de willekeurige werking. Zo kan het mantelzorgcompliment alleen aanleiding zijn voor de hoge partnervrijstelling in de erfbelasting in de situatie waarin het kind en de ouder samenwonen en zowel de mantelzorger als de zorgbehoevende geen andere partner heeft.

NTFR 2013/1459 - Aanslag is niet op voorgeschreven wijze bekendgemaakt, zodat bezwaar ontvankelijk is

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA0460, datum uitspraak 02-05-2013, publicatiedatum 22-05-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Belanghebbende betwist dat hij de definitieve aanslag IB/PVV 2007 heeft ontvangen waardoor hij pas later op de hoogte was van de aanslag. Het door hem ingediende bezwaar was volgens belanghebbende dan ook tijdig ingediend. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag op de voorgeschreven wijze aan belanghebbende bekend is gemaakt. De bezwaartermijn is dan ook niet aangevangen, zodat het bezwaarschrift van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Wat de hoogte van de aanslag betreft staat vast dat belanghebbende een uitkering heeft ontvangen die hij niet in zijn aangifte heeft opgenomen. De teruggaven in eerdere jaren berustten niet op een bewuste standpuntbepaling van de inspecteur zodat belanghebbende daaraan niet het vertrouwen kon ontlenen dat de op de aangifte IB/PVV 2007 verleende voorlopige teruggaaf definitief van karakter zou zijn.

NTFR 2013/1460 - De inspecteur hoeft geen mededeling te doen inzake het opvragen van informatie bij derden

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA0464, datum uitspraak 02-05-2013, publicatiedatum 22-05-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. N. ten Broek
Naar aanleiding van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 van belanghebbende, waarin zij een aanzienlijk bedrag aan ziektekosten in aftrek heeft gebracht, heeft de inspecteur informatie opgevraagd bij de zorgverzekeraar van belanghebbende. Het hof oordeelt dat de bevoegdheid bij derden informatie op te vragen niet beperkt is tot gevallen waarin die informatie niet bij de belastingplichtige zelf kan worden opgevraagd. Bij het opvragen van informatie bij derden is de inspecteur niet verplicht daarvan mededeling te doen aan degene over wie de informatie wordt opgevraagd.

NTFR 2013/1461 - Een bij brief herhaald verzoek om informatie is redelijkerwijs niet te duiden als een informatiebeschikking

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA0470, datum uitspraak 16-05-2013, publicatiedatum 22-05-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. J. Kastelein
Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden en daarna zijn diverse vraag- en antwoordbrieven over en weer verzonden. Bij brief van 2 augustus 2011 verzoekt de inspecteur om informatie die hij ook al eerder heeft opgevraagd. Volgens belanghebbende is dit een informatiebeschikking. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de brief is gericht op het alsnog verkrijgen van informatie die de inspecteur al had verzocht en dus geen informatiebeschikking is. Een informatiebeschikking is nu juist bedoeld om vast te stellen dat niet is voldaan aan enige informatieverplichting en dat daaraan een processuele sanctie wordt verbonden. Nu de brief niet als informatiebeschikking en dus niet als voor bezwaar vatbare beschikking kan worden aangemerkt, heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen deze brief terecht niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2013/1462 - Geen bijzondere omstandigheden voor afwijking forfaitaire proceskostenvergoeding

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1701, datum uitspraak 16-05-2013, publicatiedatum 05-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. N. ten Broek
Belanghebbende heeft bij de inspecteur een teruggaafverzoek OB ingediend van € 737.609. De inspecteur heeft een teruggaaf verleend van € 267.038. Belanghebbende is hiertegen in bezwaar, beroep en hoger beroep. De rechtbank en het hof hebben het beroep gegrond verklaard en de teruggaaf vastgesteld op € 737.609. Ter zake van het verzoek van belanghebbende om integrale proceskostenvergoeding heeft de Hoge Raad de zaak verwezen naar Hof Amsterdam. Daarbij heeft de Hoge Raad beslist dat voor het besluit van de inspecteur om de teruggaaf te weigeren zodanige gronden zijn aan te voeren dat niet kan worden gezegd dat de inspecteur door vorenbedoeld standpunt in te nemen van meet af aan heeft volhard in een kenbaar onterechte weigering, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat voor afwijking van de forfaitaire kostenvergoeding. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur een dermate onzorgvuldige proceshouding kan worden verweten, dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Een onzorgvuldige proceshouding betreft niet de vraag of de inspecteur voldoende kennis van het recht heeft, maar of zijn bejegening van belanghebbende als voldoende zorgvuldig en professioneel kan worden gekenschetst. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om een integrale proceskostenvergoeding toe te kennen.

NTFR 2013/1464 - Nederlands stelsel van rechtsbescherming voldoet aan het Sopropé-arrest

ECLI:NL:GHARL:2013:CA3149, datum uitspraak 04-06-2013, publicatiedatum 14-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende houdt alle aandelen in een groep vennootschappen. Hij heeft valse facturen opgemaakt. De betaling van die facturen door zijn vennootschap(pen) geschiedde op een bankrekening van belanghebbende in Duitsland. De betalingen zijn als verkapt dividend in de onderhavige (navorderings)aanslagen begrepen. Het hof oordeelt onder meer dat het verkapte dividend ‘in het buitenland is opgekomen’, zodat de verlengde navorderingstermijn van toepassing is. Bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB voor het jaar 2000 is de inspecteur volgens het hof voortvarend genoeg te werk gegaan. Het beroep van belanghebbende op het zogenoemde Sopropé-arrest wordt door het hof verworpen. Het hof stelt in dit verband voorop dat het Nederlandse stelsel van rechtsbescherming dat ligt besloten in de Awb en AWR in zijn algemeenheid moet worden geacht te voldoen aan de eisen die het HvJ stelt aan het eerbiedigen van het verdedigingsbeginsel. Een belanghebbende heeft namelijk de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij zijn standpunt in rechte moet verdedigen. Voorts geldt in het onderhavige geval dat belanghebbende weet moet hebben gehad van de reden voor het opleggen van de aanslagen. Omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan, moet de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende vecht de redelijkheid van de schatting aan, volgens het hof echter vergeefs.

NTFR 2013/1466 - WOZ: vernietiging van de uitspraak op bezwaar maar met instandlating rechtsgevolgen

ECLI:NL:RBNNE:2013:CA2787, datum uitspraak 16-05-2013, publicatiedatum 11-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
In geschil is de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende. De rechtbank acht de heffingsambtenaar niet geslaagd in het op hem rustende bewijs van de vastgestelde waarde. De rechtbank acht belanghebbende evenmin geslaagd in het bewijs van de door hem bepleite waarde. De rechtbank stelt daarom de waarde schattenderwijs vast. Zij betrekt hierbij het waardeniveau van de door de heffingsambtenaar aangevoerde referentieobjecten en in het licht van wat partijen hebben aangevoerd maakt de rechtbank de inschatting dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Omdat de heffingsambtenaar niet is geslaagd in het bewijs, verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en laat de rechtsgevolgen in stand.

NTFR 2013/1467 - Einduitspraak Hoge Raad: firma heeft recht op aftrek omzetbelasting voor duurzame aanpassingen bedrijfsloods voor tijdelijke bewoning door vennoten

ECLI:NL:HR:2013:17, datum uitspraak 12-07-2013, publicatiedatum 12-07-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende, een vof met twee vennoten (een echtpaar), drijft een groothandel in autolakken. De vennoten hebben in 1999 een bedrijfsloods aangeschaft die vanaf de verkrijging in het kader van de groothandel is gebruikt. Begin 2000 is de zolderetage van de loods geschikt gemaakt voor tijdelijke bewoning door de twee vennoten en hun kinderen. Met het oog hierop zijn twee dakkapellen aangebracht, en zijn voorts een portaal, een badkamer en een toilet aangelegd. Ter zake van deze werkzaamheden is btw in rekening gebracht. De zolderetage is gedurende 23 maanden in gebruik geweest als woning van de twee vennoten. Daarna is de zolder – met behoud van dakkapellen, portaal, badkamer en toilet – geschikt gemaakt voor bedrijfsdoeleinden en in gebruik genomen als kantoor en instructieruimte. Belanghebbende heeft de hiervoor vermelde btw in aftrek gebracht. Volgens Hof Leeuwarden (NTFR 2007/1765)is die aftrek (met uitzondering van de btw voor de badkamer en het toilet) niet mogelijk. De Hoge Raad had Europeesrechtelijke twijfel. Daarom heeft hij de zaak voorgelegd aan het Hof van Justitie. Na beantwoording van de vraag door het HvJ (19 juli 2002, zaak C-334/10, NTFR 2013/710), concludeert de cassatierechter in het onderhavige eindarrest dat belanghebbende recht heeft op aftrek van de omzetbelasting die ter zake van de aanpassingen in rekening is gebracht. Aan dit recht op aftrek staat niet in de weg dat de twee vennoten opdracht hebben gegeven tot het doen uitvoeren van de aanpassingen, dat de facturen op hun naam zijn gesteld en dat zij de aanpassingen hebben betaald, aangezien de aanpassingen mede zouden worden gebruikt in de onderneming van de vof (belanghebbende). Ook het BUA (art. 1, lid 1, letter b) staat niet aan aftrek in de weg. Het tijdelijk voor privédoeleinden gebruiken van aanpassingen heeft namelijk te gelden als gebruik voor belaste handelingen.

NTFR 2013/1468 - Wederom prejudiciële vragen over integratieheffing bij kunstgrasvelden

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. T.G. Perié
Belanghebbende heeft ‘gewone’ sportvelden in 2004 laten vervangen door kunstgrasvelden en asfaltvelden (hierna tezamen kortweg ‘kunstgrasvelden’). In geschil is of zij bij de ingebruikneming van deze kunstgrasvelden in 2004 een aan heffing onderworpen levering heeft verricht in de zin van art. 3, lid 1, onderdeel h, Wet OB 1968.

NTFR 2013/1469 - Portugese belasting op uitzendingen in maatstaf van heffing?

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. A.J. Blank
TVI verricht diensten aan adverteerders op het gebied van commerciële reclame voor de televisie. De vergoeding die zij voor haar diensten vraagt, verhoogt zij met een op grond van een Portugese wet verschuldigde ‘uitzendheffing’ van 4%. Deze uitzendheffing/belasting werd vervolgens door TVI aan de schatkist afgedragen. De Portugese rechter vraagt aan het HvJ of deze uitzendheffing/belasting in de maatstaf van heffing moet worden opgenomen. Advocaat-generaal Cruz Villalón concludeert dat bepalend is, of er, wat deze uitzendheffing/belasting betreft, een doorslaggevende fiscale rechtsbetrekking bestaat tussen de belastingautoriteiten en TVI, of tussen de belastingautoriteiten en de adverteerders. Het is volgens de advocaat-generaal aan de nationale rechter om vast te stellen welke van deze twee situaties volgens het nationale recht aan de orde is.

NTFR 2013/1470 - Agrarische (rest)productie is geen belemmering voor kwalificatie als natuurterrein

ECLI:NL:RBNNE:2013:CA2944, datum uitspraak 06-06-2013, publicatiedatum 12-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Aan belanghebbende is voor een perceel grasland een aanslag waterschapsbelasting opgelegd. De heffingsambtenaar heeft het perceel aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak, niet zijnde een natuurterrein. In geschil is of het perceel vochtig weidevogelgrasland gelegen in de Koningslaagte ten noorden van de stad Groningen een natuurterrein is. De rechtbank overweegt dat zowel de kwaliteit van de inrichting van het perceel als de kwaliteit van het beheer van het perceel optimaal zijn afgestemd op de voor vochtige weidevogelgrasland gestelde doeleinden. Onder die omstandigheid staat agrarische (rest)productiecapaciteit, in casu van minimaal 44%, niet aan de kwalificatie als ‘natuurterrein’ in de zin van art. 116, onderdeel c, Wat.sch.wet in de weg.

NTFR 2013/1471 - Geen vernietiging van voortijdig opgelegde naar seizoentarief berekende aanslag precariobelasting

ECLI:NL:GHARL:2013:CA3146, datum uitspraak 04-06-2013, publicatiedatum 14-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende exploiteert een restaurant met drie terrassen. Belanghebbende is door de gemeente Utrecht voor 2011 met dagtekening 31 augustus 2011 aangeslagen in de precariobelasting. Daarbij is het seizoentarief toegepast. Belanghebbende heeft vergeefs beroep bij de rechtbank ingesteld. In hoger beroep stelt het hof voorop dat de gemeente bevoegd is het tarief van de precariobelasting afhankelijk te stellen van, kort gezegd, de ingenomen oppervlakte en de tijd, zodat het hanteren in de verordening van dag-, week-, maand-, en seizoentarieven maar geen jaartarieven voor terrassen is toegestaan. De belastingschuld ontstaat echter pas na verloop van het tijdvak. Dit betekent dat de onderhavige aanslag voortijdig is opgelegd. In afwijking van de jurisprudentie van de Hoge Raad concludeert het hof echter niet tot vernietiging van de aanslag. Volgens het hof is de tariefopbouw in de verordening niet willekeurig en onredelijk. Omdat de gemeente nader concludeert tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend over vijf maanden, verklaart het hof het hoger beroep in zoverre gegrond.

NTFR 2013/1472 - Verordening reclamebelasting onverbindend vanwege aard- en nagelvast vereiste

ECLI:NL:RBNNE:2013:CA2739, datum uitspraak 25-04-2013, publicatiedatum 11-06-2013
Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Aan het pand waarin belanghebbende haar onderneming drijft, zijn openbare aankondigingen aangebracht die aard- en nagelvast zijn verbonden met het pand en zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Aan belanghebbende is een aanslag reclamebelasting opgelegd.

NTFR 2013/1473 - Schending verdedigingsbeginsel heeft geen gevolgen voor beschikking aansprakelijkstelling

Aflevering 30, gepubliceerd op 25-07-2013 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
A bv drijft een onderneming op het gebied van in- en verkoop, huur- en verhuur en lease van transportmaterieel. De zoon en de broer van belanghebbende zijn om en om aandeelhouder en bestuurder geweest. Door de accountant is een melding betalingsonmacht gedaan voor de aangifte OB over het tijdvak januari 2009. Aan A bv is vervolgens een naheffingsaanslag OB over januari 2009 opgelegd met een verzuimboete. De ontvanger heeft de melding betalingsonmacht als rechtsgeldig aangemerkt onder de voorwaarde dat de verstrekte informatie juist is. Met ingang van 30 maart 2010 is A bv in staat van faillissement verklaard. De zaak is doorgezonden naar de FIOD voor een strafrechtelijk onderzoek. Aan A bv is daarna een naheffingsaanslag OB over 2008 en 2009 opgelegd. Belanghebbende is door de inspecteur op grond van art. 36 IW 1990 aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen op de grond dat hij dient te worden aangemerkt als feitelijk beleidsbepaler van A bv. In geschil is of dat terecht is.