Aflevering 15

Gepubliceerd op 13 april 2017

NTFR 2017/892 - De verslaafde woningmarkt: slikken of afkicken?

Aflevering 15, gepubliceerd op 13-04-2017 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
De woningmarkt is van majeur belang voor de Nederlandse economie en daarmee onze welvaart. Naar WOZ-maatstaven gemeten bezitten we in Nederland 7,850 miljoen woningen met een totale WOZ-waarde van 1.600 miljard euro. De totale Nederlandse hypotheekschuld van huishoudens bedraagt € 650, ruim 95% van het bbp. Het aandeel woonlasten in het huishoudensinkomen behoort volgens Eurostat tot de hoogste in Europa, namelijk 29,2%. Alleen de Denen en de Grieken gaan ons voor.

NTFR 2017/894 - Aanbiedingsbrief sleuteltabel en Parameterbrief Belastingdienst

Aflevering 15, gepubliceerd op 13-04-2017
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de fiscale sleuteltabel 2018 en de Parameterbrief Belastingdienst 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd. De sleuteltabel geeft de budgettaire opbrengsten of dervingen weer van wijzigingen in bepaalde tarieven of normbedragen van de diverse belastingmiddelen in 2018. De nieuwe sleuteltabel wordt doorgaans rondom Prinsjesdag verzonden. Om partijen te ondersteunen in de formatie heeft de staatssecretaris nu al een nieuwe versie verzonden. De Parameterbrief Belastingdienst betreft een actualisatie, aanscherping en uitbreiding van het overzicht van de implementatietermijn voor de Belastingdienst bij wijzigingen van fiscale wet- en regelgeving uit 2016.

NTFR 2017/920 - Bestuurder aansprakelijk voor VPB-schuld van bv waarvan zetel is verplaatst

ECLI:NL:PHR:2017:193, datum uitspraak 07-03-2017, publicatiedatum 31-03-2017
Aflevering 15, gepubliceerd op 13-04-2017 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Belanghebbende was bestuurder van een bv, zijnde een houdster- en financieringsmaatschappij, met als enig aandeelhouder de in Israël gevestigde vennootschap B. De bv heeft in 1999 en 2000 enkele deelnemingen verkocht. Uit de opbrengsten daarvan heeft de bv een grote, ongedekte geldlening verstrekt aan haar moedermaatschappij B. De lening van de bv aan haar moedermaatschappij beliep in 2002 ruim € 55 miljoen. Op 24 december 2002 is de feitelijke zetel van de bv, door uitvoering van een daartoe strekkend stappenplan, verplaatst van Nederland naar Israël. Belanghebbende is na deze verplaatsing aangebleven als bestuurder van de bv. In 2008 is de moedermaatschappij B in deconfiture geraakt. De vordering van de bv op haar moedermaatschappij werd daardoor onverhaalbaar. Hierdoor kon de bv niet meer aan haar betalingsverplichtingen voldoen. De bv heeft de aan haar opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 1999 tot en met 2002 onbetaald gelaten. De ontvanger heeft belanghebbende en twee medebestuurders van de bv, als belast met de verplaatsing van de zetel naar Israël, hoofdelijk aansprakelijk gesteld op grond van art. 41 IW 1990.

NTFR 2017/921 - Trustkantoor niet aansprakelijk voor VPB-schuld van bv waarvan zetel is verplaatst

ECLI:NL:PHR:2017:200, datum uitspraak 07-03-2017, publicatiedatum 31-03-2017
Aflevering 15, gepubliceerd op 13-04-2017 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Belanghebbende was werkzaam bij een trustkantoor en woonde in Nederland. Belanghebbende was bestuurder van een bv, zijnde een houdster- en financieringsmaatschappij, met als enig aandeelhouder de in Israël gevestigde vennootschap B. De bv heeft in 1999 en 2000 enkele deelnemingen verkocht. Uit de opbrengsten daarvan heeft de bv een grote, ongedekte geldlening verstrekt aan haar moedermaatschappij B. De lening van de bv aan haar moedermaatschappij beliep in 2002 ruim € 55 miljoen. Op 24 december 2002 is de feitelijke zetel van de bv, door uitvoering van een daartoe strekkend stappenplan, verplaatst van Nederland naar Israël. Belanghebbende is na deze verplaatsing afgetreden als bestuurder van de bv. In 2008 is de moedermaatschappij B in deconfiture geraakt. De vordering van de bv op haar moedermaatschappij werd daardoor onverhaalbaar. Hierdoor kon de bv niet meer aan haar betalingsverplichtingen voldoen. De bv heeft de aan haar opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 1999 tot en met 2002 onbetaald gelaten. De ontvanger heeft belanghebbende en twee medebestuurders van de bv, als belast met de verplaatsing van de zetel naar Israël, hoofdelijk aansprakelijk gesteld op grond van art. 41 IW 1990.

NTFR 2017/923 - Belgische roerende voorheffing over dividenden aan Nederlandse fbi's niet in strijd met Moeder-dochterrichtlijn

Aflevering 15, gepubliceerd op 13-04-2017 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Wereldhave Belgium is een commanditaire vennootschap op aandelen naar Belgisch recht. Wereldhave en Wereldhave International, twee in Nederland gevestigde naamloze vennootschappen naar Nederlands recht, bezitten respectievelijk 44% en 35% van de aandelen van Wereldhave Belgium. In 1999 en 2000 keerde Wereldhave Belgium dividenden uit aan Wereldhave en Wereldhave International. Zij verzochten bij de Belgische autoriteiten om vrijstelling van de op de dividenden ingehouden roerende voorheffing op grond van de Moeder-dochterrichtlijn (RL 90/435) en op grond van de Belgische bepalingen waarbij die richtlijn in Belgisch recht is omgezet. Dat verzoek werd afgewezen omdat de verkrijgers van de dividenden fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) naar Nederlands recht zijn, die in Nederland in de vennootschapsbelasting aan een nultarief zijn onderworpen en daardoor niet voldoen aan het onderworpenheidsvereiste van art. 2, onderdeel c van die richtlijn. Wereldhave claimt daarentegen dat een fbi in beginsel is onderworpen aan de vennootschapsbelasting, maar in aanmerking komt voor het nultarief mits zij haar winst integraal aan haar aandeelhouders uitkeert (art. 28 Wet VPB 1969). Verder betogen zij dat als de richtlijn niet van toepassing is, art. 43 en 56 EG zich verzetten tegen de bronheffing, omdat voor ingezeten ontvangende vennootschappen wordt voorzien in een mechanisme ter vermindering van de opeenvolgende belastingheffingen. In hoger beroep heeft het Hof van Beroep Brussel hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld. Het HvJ overweegt dat art. 2, onderdeel c van de richtlijn zowel een positief criterium vermeldt, namelijk onderworpen zijn aan de belasting, als een negatief criterium, namelijk niet vrijgesteld zijn en geen keuzemogelijkheid hebben. De fbi’s bevinden zich volgens het HvJ in de situatie dat zij in werkelijkheid zijn vrijgesteld. De doelstelling van de richtlijn is om dubbele heffing over winstuitkeringen van een dochteronderneming aan een moedermaatschappij op te heffen. Beide fbi’s worden derhalve niet geacht aan de voorwaarden te voldoen en kunnen niet als een vennootschap van een andere lidstaat in de zin van de richtlijn worden aangemerkt. De tweede vraag, over de toepassing van art. 43 en 56 EG, wordt door het HvJ niet-ontvankelijk verklaard. De verwijzende rechter heeft namelijk onvoldoende gegevens verstrekt over de toepassing van de nationale bepalingen die van toepassing zijn op de dividenduitkeringen aan de in België gevestigde vennootschappen. Hierbij is van belang dat de mogelijkheid van de andere lidstaten en andere belanghebbenden om opmerkingen in te dienen hierdoor niet kan worden gewaarborgd.

NTFR 2017/925 - Besluit op WOB-verzoek inzake cv-bv-structuren en informeel kapitaalrulings

Aflevering 15, gepubliceerd op 13-04-2017 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
Bij e-mail van 19 januari 2017 heeft J. Vleggeert, universitair hoofddocent belastingrecht, verbonden aan de afdeling belastingrecht van de Universiteit Leiden op basis van de Wet openbaarheid van bestuur de Staatssecretaris verzocht om het openbaar maken van bepaalde documenten die betrekking hebben op cv-bv-structuren en informeel kapitaalrulings. Meer in het bijzonder gaat het om (i) alle stukken van het Ministerie van Financiën, het APA/ATR-team (dan wel het rulingteam voor zover de documenten stammen uit een tijd waarin een ruling nog niet met de term APA of ATR werd aangeduid) respectievelijk het aanspreekpunt buitenlandse investeerders (APBI) die betrekking hebben op cv-bv-structuren of informeel kapitaalrulings en (ii) verslagen van overleg tussen het Ministerie van Financiën respectievelijk de belastingdienst enerzijds en vertegenwoordigers van de Nederlandse orde van belastingadviseurs (NOB) of de Amerikaanse Kamer van Koophandel in Nederland (Amcham) anderzijds over cv-bv-structuren of informeel kapitaalrulings. Vervolgens is door het ministerie op 16 februari contact opgenomen met de verzoeker om vanwege het potentieel zeer groot aantal documenten dat onder het verzoek zou kunnen vallen te komen tot een nadere afbakening van het verzoek. In dat kader heeft de verzoeker aangegeven vooral interesse te hebben in documenten waaruit blijkt hoe het beleid vorm heeft gekregen en waaruit blijkt wie voor rulings in aanmerking komt en wat de verwachte effecten zijn voor onder meer de werkgelegenheid. Wat de aard van de opgevraagde documenten betreft heeft de verzoeker aangegeven in te stemmen met een beperking tot beleidsnotities en memo’s. In zijn brief van 27 maart 2017 komt de staatssecretaris aan het aangepaste verzoek tegemoet. Bij de brief is een inventarislijst gevoegd waaruit blijkt dat 25 documenten zijn vrijgegeven. Daar zit een aantal oude documenten tussen die stammen uit de jaren 80 van de vorige eeuw. Het leeuwendeel van de documenten is echter van recenter datum (waaronder een aantal documenten die zijn opgesteld in 2016).