Aflevering 21

Gepubliceerd op 21 mei 2020

NTFR 2020/1494 - COVID-19: Tijdelijke versoepeling regels AOW-toeslag

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 geschreven door mr. M. Gerardu-Houben
Minister Koolmees van Sociale zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn antwoord op Kamervragen laten weten dat hij de SVB heeft verzocht om af te wijken van de beleidsregels ten aanzien van de partnertoeslag voor de AOW. Deze tijdelijke versoepeling ziet op de situatie dat een jongere partner van een AOW-gerechtigde in verband met de coronacrisis (meer) is gaan werken waardoor het recht op partnertoeslag is vervallen. Wanneer de partner in verband met de coronacrisis in een cruciaal beroep is gaan werken en de werkzaamheden langer dan drie maanden duren, herleeft het recht op partnertoeslag na beëindiging van de werkzaamheden.

NTFR 2020/1495 - COVID-19: Subsidieregeling tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020
Eigenaren van visserijvaartuigen met teruglopende inkomsten door de coronacrisis kunnen vanaf 15 mei 2020 subsidie aanvragen voor het tijdelijk stopzetten van de visserijactiviteiten. Minister Schouten van LNV heeft hiervoor de regeling Subsidie stilliggen COVID-19 gepubliceerd. Door het coronavirus is de binnen- en buitenlandse markt voor Nederlandse visserijproducten voor een groot deel weggevallen. Hierdoor zijn de inkomsten lager, maar de vaste kosten gaan gewoon door. Met deze subsidie wil de overheid de economische gevolgen voor de visserijsector verkleinen. Met deze regeling wordt een subsidiemodule toegevoegd aan de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (REES) als gevolg van de uitbraak van COVID-19. Het betreft een subsidiemodule voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten.

NTFR 2020/1496 - COVID-19: Antwoorden op Kamervragen over voorwaarden bij steun aan bedrijven

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020
Omdat als gevolg van de coronacrisis een forse krimp van de economie wordt verwacht, is het nu nóg belangrijker dat het belastingstelsel evenwichtig is. De maatregelen tegen belastingontwijking die door het kabinet zijn genomen en (in internationaal verband) nog worden onderzocht, dragen hieraan bij. Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën antwoordt dit op Kamervragen over de voorwaarden bij steun aan bedrijven aan de Tweede Kamer. Aanleiding voor de Kamervragen is het bericht ‘Booking houdt hand op in Nederland’.

NTFR 2020/1497 - COVID-19: Effecten van de coronacrisis op de WOZ

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020
De maatregelen in verband met de coronacrisis hebben ook effect op de uitvoering van de Wet WOZ en het functioneren van de Waarderingskamer. In de ‘Handleiding omgaan met effecten “coronacrisis” bij (afhandeling van) WOZ-bezwaren’ geeft de Waarderingskamer praktische richtlijnen voor het beantwoorden van vragen over WOZ-bezwaren in relatie tot de coronacrisis en voor de afhandeling van WOZ-bezwaren.

NTFR 2020/1501 - Beleidsbesluit over van aftrek uitgesloten en in aftrek beperkte kosten aangepast

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020
Het besluit waarin het beleid is opgenomen over van aftrek uitgesloten en in aftrek beperkte kosten is op één onderdeel aangepast. Onderdeel 1.4 ‘Dwangsom is geen boete’ is geschrapt omdat art. 3.14, lid 1, Wet IB 2001 is gewijzigd. Sinds 1 januari 2020 zijn – kort gezegd – kosten en lasten die verband houden met dwangsommen niet meer aftrekbaar. Daaraan is het beleidsbesluit aangepast. Met de overige redactionele aanpassingen is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

NTFR 2020/1503 - Pensioenopbouw vijf jaar na AOW-leeftijd

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
Het Centraal aanspreekpunt pensioenen van de Belastingdienst heeft een Vraag en Antwoord toegevoegd over ‘opbouwen of toezeggen van ouderdomspensioen als (gewezen) werknemer ouder is dan AOW-leeftijd + vijf jaar’.

NTFR 2020/1511 - Verkrijging voormalige kazerne voor overdrachtsbelasting belast tegen 2%-tarief voor woningen

ECLI:NL:RBDHA:2020:3026, datum uitspraak 31-03-2020, publicatiedatum 14-04-2020
Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Belanghebbende is een projectontwikkelaar en heeft eind 2017 de eigendom verkregen van een voormalige kazerne. Belanghebbende wil in de voormalige kazerne een gebouw realiseren met zestig woonappartementen, een hotel, winkels, een restaurant en een botanische tuin. De kazerne is tussen 1896 en 1899 gebouwd als woongebouw voor soldaten en (onder)officieren. Tot medio 1940 is de kazerne in gebruik geweest voor het stationeren van circa tweeduizend militairen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de kazerne in gebruik bij de Kriegsmarine. Vanaf 1947 heeft het gebouw gediend als opleidingscentrum voor de artillerie en verbleven militairen er gedurende kortere perioden. In 1993 heeft Defensie het pand verlaten en in de periode 1994-1995 zijn er asielzoekers gehuisvest geweest. Vanaf 1998 zijn in de kazerne een museum en twee archiefdepots gevestigd. Belanghebbende heeft voor de verkrijging van de kazerne 6% aan overdrachtsbelasting voldaan. In geschil is of het 2%-tarief voor woningen van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat het doel waarvoor de kazerne oorspronkelijk (1899) is ontworpen en gebouwd, bewoning (door militairen) is. De kazerne beschikte van aanvang af over was-, douche- en toiletruimten en kookgelegenheid en vormde voor militairen gedurende langere tijd hun vaste verblijfplaats. Tussen partijen is niet in geschil dat de oorspronkelijke aard van de kazerne niet is gewijzigd. Dit brengt volgens de rechtbank mee dat het 2%-tarief voor woningen van toepassing is. De stelling van de inspecteur dat militairen uitsluitend in een kazerne verblijven in verband met hun werk, dat zij gedurende de weekenden en de vakanties in het algemeen niet in de kazerne verblijven en dat zij een eigen woning aanhouden, slaagt niet. Hoewel dit in de huidige tijd waarschijnlijk in verreweg de meeste gevallen de realiteit is, was dat in de periode waarin de kazerne werd gebouwd (eind negentiende eeuw) anders. Dat het destijds gebruikelijk was dat militairen in de kazerne woonden blijkt onder meer uit het feit dat zij zich op het adres van de kazerne in het bevolkingsregister inschreven.

NTFR 2020/1513 - Unierecht verzet zich tegen te lage rentevoet en beperking renteperiode tot aangiftetijdvak, maar niet tegen stellen vervaltermijn indiening verzoek (Sole-Mizo & Dalmandi)

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van drs. J. van der Laan en mr. J.P.W.H.T. Becks
Naar aanleiding van de beschikking van het HvJ in de zaak Delphi Hungary heeft de Hongaarse belastingdienst een administratieve praktijk ontwikkeld met betrekking tot de teruggaaf van rente bij tardief verleende btw-teruggaven. Deze praktijk is getoetst door de Kúria (hoogste rechter van Hongarije) en komt er enerzijds op neer dat de reguliere belastingregels voor teruggaaf van rente gelden tussen de uiterste datum van indiening van de btw-aangifte en de uiterste datum van indiening van de eerstvolgende btw-aangifte. Deze rente is gebaseerd op de gewone basisrentevoet van de Hongaarse centrale bank. Anderzijds gelden de reguliere regels voor teruggaaf van vertragingsrente voor het tijdvak vanaf de datum dat de belastingdienst de te betalen rente verschuldigd werd tot de datum waarop deze rente daadwerkelijk is betaald. Deze rente is gebaseerd op tweemaal de gewone basisrentevoet van de Hongaarse centrale bank. Sole-Mizo heeft verzocht om uitbetaling van rente naar aanleiding van de beschikking in de zaak Delphi Hungary. Dalmandi heeft naar aanleiding van deze beschikking verzocht om uitbetaling van vertragingsrente.

NTFR 2020/1514 - Beschikken over rechtstoestand goederen en voorgenomen gebruik van belang bij toerekening intracommunautair vervoer ketentransactie (Herst)

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Herst is een Tsjechische vennootschap werkzaam in de sector van het wegvervoer. Zij is tevens eigenaar van een aantal tankstations. Herst heeft met eigen middelen en op eigen kosten brandstof vervoerd vanuit meerdere lidstaten naar Tsjechië. Herst handelde hierbij niet enkel als vervoerder maar ook als uiteindelijke afnemer van deze brandstof na een keten van opeenvolgende koop- en wederverkooptransacties. Tijdens het vervoer bevond deze brandstof zich onder de accijnsschorsingsregeling. Herst werd niet betaald voor het vervoer, maar benutte een handelsmarge bestaande uit het verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs van de brandstof. Bij aanvang van het vervoer was contractueel bepaald dat Herst pas juridisch eigenaar van de brandstof zou worden zodra deze in Tsjechië in het vrije verkeer zou zijn gebracht. De verwijzende rechter vraagt zich ten eerste af of Herst de macht verkrijgt om als eigenaar over de brandstof te beschikken. Ten tweede vraagt de verwijzende rechter zich af of het Unierecht zich verzet tegen het door de belastingrechter kiezen van de voor een belastingplichtige meest gunstige uitlegging van een wettelijke bepaling – op basis van het grondwettelijke beginsel ‘in dubio mitius’– zelfs nadat het HvJ heeft geoordeeld dat die uitlegging onverenigbaar is met het Unierecht.

NTFR 2020/1518 - Ministeriële verhoging accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak per 1 april 2015 is rechtmatig

ECLI:NL:PHR:2020:314, datum uitspraak 01-04-2020, publicatiedatum 24-04-2020
Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van mr. G. van Dam
Deze zaak betreft een proefprocedure van een aantal tabaksfabrikanten over de verhoging van de accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak van 1 april 2015. In de Wet op de accijns (WA) is bepaald dat de minister van Financiën de in deze wet vermelde tarieven voor sigaretten en rooktabak wijzigt bij een wijziging van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs (WAP) van die producten. Belanghebbende is van mening dat de minister zich bij de wijziging van de tarieven per 1 april 2015 niet heeft gehouden aan de daarvoor geldende regels in de WA respectievelijk dat hij het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden door af te wijken van de berekeningssystematiek die in eerdere jaren is toegepast.

NTFR 2020/1521 - Nota naar aanleiding van het verslag betreffende de reparatie verhuurderheffing bij gedeeld genot huurwoningen

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 geschreven door drs. R. van Haperen
De minister voor Milieu en Wonen heeft op 6 maart 2020 het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd waarin het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht dat wordt gedeeld door meerdere (rechts)personen, (opnieuw) in de verhuurderheffing wordt betrokken. In de nota naar aanleiding van het verslag gaat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in op de nadere vragen vanuit de Tweede Kamer. Naar aanleiding van vragen van verschillende fracties geeft de minister aan dat het nieuwe art. 1.6a bewust niet breder is vormgegeven en dat de heffingsvermindering niet pro rata wordt toegekend, omdat zij van mening is dat de verbreding van het artikel geen kenbaar probleem zou oplossen. Ten aanzien van de invoering met terugwerkende kracht van de wetswijziging blijft de minister benadrukken dat dit inderdaad een zwaar middel betreft, dat wellicht onwenselijk is, maar dat het in haar ogen niet anders kan omdat het budgettaire effect van dit niet doen de gehele opbrengst 2020 zou kunnen behelzen. Ten aanzien van de aangifte 2019 heeft een groot deel van de belastingplichtigen bezwaar gemaakt op de aangifte verhuurderheffing, gemotiveerd met een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het kabinet ziet het als een groot risico dat wanneer er geen sprake zou zijn van terugwerkende kracht, 100% van de belastingplichtigen bezwaar zal gaan maken op de aangifte 2020 onder deze motivering.

NTFR 2020/1522 - Sluiting heffingsvermindering nieuwbouw

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 geschreven door drs. R. van Haperen
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 14 mei 2020 aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de heffingsvermindering in de verhuurderheffing bestemd voor nieuwbouw (art. 1.11, lid 1, onderdeel o en p, Wet maatregelingen woningmarkt 2014 II) per 1 juli 2020 wordt dichtgezet. Initieel was er € 1 miljard aan heffingsvermindering gebudgetteerd voor de periode 2020-2029. Echter, op 4 mei jl. was er al voor € 1,69 miljard heffingsvermindering aangevraagd; goed voor de bouw van circa 75.000 nieuwe woningen die onder de eerste aftoppingsgrens worden verhuurd (2020: € 619,01/maand). Naar verwachting van de minister zal het aantal aanvragen tot 1 juli nog oplopen tot 80.000 woningen. Om de heffingsvermindering ook daadwerkelijk te krijgen moeten deze woningen binnen vijf jaar worden gerealiseerd.

NTFR 2020/1523 - Definitieve aanslag forensenbelasting Ameland kan in loop van het jaar worden opgelegd als aan 90 dagen-criterium is voldaan

ECLI:NL:HR:2020:829, datum uitspraak 01-05-2020, publicatiedatum 01-05-2020
Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van mr. P.L. Cheung
Belanghebbende, inwoner van Z, is eigenaar van een woning op Ameland. Hij heeft met betrekking tot de woning een verhuurovereenkomst gesloten met de VVV in Ameland. De gemeente Ameland heeft aan belanghebbende met dagtekening 15 september 2017 een aanslag forensenbelasting opgelegd voor 2017. Hof Arnhem-Leeuwarden (10 september 2019, nr. 19/00180, NTFR 2019/2346) heeft de aanslag vernietigd, omdat deze voortijdig zou zijn opgelegd. Hiertegen komt de gemeente Ameland met succes in cassatie. Uit de gemeentelijke verordening volgt namelijk dat forensenbelasting materieel verschuldigd is zodra in een kalenderjaar een woning op meer dan negentig dagen ter beschikking heeft gestaan. Vanaf dat moment kan de grootte van de forensenbelasting voor dat kalenderjaar worden vastgesteld en kan de definitieve aanslag in de forensenbelasting worden opgelegd. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat de woning op 15 september 2017 op meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking stond. Het hof had de juistheid van die stelling mede aan de hand van de verhuurovereenkomst moeten beoordelen. De uitspraak van het hof berust op een onjuiste rechtsopvatting.

NTFR 2020/1526 - Inspecteur maakt niet aannemelijk dat beschikking is verzonden

ECLI:NL:HR:2020:674, datum uitspraak 17-04-2020, publicatiedatum 17-04-2020
Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van mr. Y. Ameziane
Op 26 juli 2016 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen een beschikking die is gedagtekend op 14 april 2011. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Hof Amsterdam (20 juni 2019, nr. 18/00029, NTFR 2019/2166) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Uit de door de inspecteur overgelegde rapportage kan volgens het hof worden afgeleid dat de beschikking aan belanghebbende is verzonden op 13 april 2011. Vervolgens is belanghebbende er niet in geslaagd het vermoeden van ontvangst van de beschikking te ontzenuwen. De bezwaartermijn is derhalve op 14 april 2011 aangevangen, zodat het bezwaar van 26 juli 2016 terecht niet-ontvankelijk is verklaard, aldus het hof. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Uit de bij de rapportage van de inspecteur gevoegde bewijsstukken volgt namelijk niet dat de beschikking aan belanghebbende deel uitmaakt van de formulieren die ter post zijn aangeboden. Het bewijsoordeel van het hof dat de beschikking aan belanghebbende is verzonden, is daarom onvoldoende gemotiveerd.

NTFR 2020/1527 - Verdedigingsbeginsel niet geschonden nu inbreng van belanghebbende niet tot andere uitkomst had kunnen leiden I

ECLI:NL:HR:2020:872, datum uitspraak 15-05-2020, publicatiedatum 15-05-2020
Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van mr. N. van den Hoek
Belanghebbende heeft aangegeven dat textielproducten van Jamaicaanse oorsprong in het vrije verkeer zijn gebracht. Daarbij is aanspraak gemaakt op een preferentieel tarief van 0%, onder overlegging van EUR.1-certificaten. Deze certificaten zijn ongeldig verklaard naar aanleiding van een onderzoek van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Vervolgens zijn uitnodigingen tot betaling (utb’s) uitgereikt aan belanghebbende. Volgens Hof Amsterdam (8 maart 2018, nrs. 16/00153 t/m 16/00156, NTFR 2018/893) mocht de inspecteur de utb’s uitreiken zonder belanghebbende vooraf te horen. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Als het verdedigingsbeginsel al is geschonden, leidt dat niet tot vernietiging van de utb’s. Zou belanghebbende immers wel gehoord zijn, dan had dat niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. Het tarief van 0% is geweigerd omdat de Jamaicaanse autoriteiten achteraf hebben verklaard dat de oorsprongscertificaten ongeldig zijn en dat de op de EUR.1-certificaten vermelde oorsprong dus niet bevestigd kan worden. Ook als belanghebbende achteraf aan de hand van eigen onderzoek zou kunnen bewijzen dat de goederen van Jamaicaanse oorsprong zijn, dan nog kan dat niet bewerkstelligen dat het tarief van 0% van toepassing is.

NTFR 2020/1528 - Verdedigingsbeginsel niet geschonden nu inbreng van belanghebbende niet tot andere uitkomst had kunnen leiden II

ECLI:NL:HR:2020:873, datum uitspraak 15-05-2020, publicatiedatum 15-05-2020
Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 met annotatie van mr. N. van den Hoek
Belanghebbende heeft aangegeven dat textielproducten van Jamaicaanse oorsprong in het vrije verkeer zijn gebracht. Daarbij is aanspraak gemaakt op een preferentieel tarief van 0%, onder overlegging van EUR.1-certificaten. Deze certificaten zijn ongeldig verklaard naar aanleiding van een onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Vervolgens zijn uitnodigingen tot betaling (utb’s) uitgereikt aan belanghebbende. Volgens Hof Amsterdam (NTFR 2018/1233) mocht de inspecteur de utb’s uitreiken zonder belanghebbende vooraf te horen. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Als het verdedigingsbeginsel al is geschonden, leidt dat niet tot vernietiging van de utb’s. Zou belanghebbende immers wel gehoord zijn, dan had dat niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. Belanghebbende heeft gesteld dat de EUR.1-certificaten niet rechtsgeldig door de Jamaicaanse autoriteiten zijn ingetrokken. Tot bewijs daarvan heeft belanghebbende pas een paar jaar na uitreiking van de utb’s de beschikking gekregen over stukken die zij zou hebben willen overleggen. Belanghebbende had dus geen andere afloop van het besluitvormingsproces kunnen bewerkstelligen nu zij de benodigde bewijsmiddelen niet binnen een redelijke termijn voorafgaand aan het uitreiken van de utb’s kon verkrijgen of aandragen.

NTFR 2020/1534 - Terechte navordering van voordeel uit aanmerkelijk belang; geen ambtelijk verzuim (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2020:864, datum uitspraak 15-05-2020, publicatiedatum 15-05-2020
Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020
Belanghebbende heeft in 2010 een deel van haar aandelenkapitaal ingebracht in een naar het recht van Curaçao opgericht afgescheiden particulier vermogen (APV). Deze inbreng was het eerste onderdeel van een stappenplan gericht op het afschudden van een aanmerkelijkbelangclaim. Op 1 april 2014 is een boekenonderzoek ingesteld naar de vestigingsplaats van het APV. Hieruit is gebleken dat de vestigingsplaats van de APV van aanvang af in Nederland is gelegen. De inspecteur beschikte daarmee over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Volgens Hof Den Bosch (NTFR 2018/2837) heeft de inspecteur geen ambtelijk verzuim begaan. Ten overvloede heeft het hof overwogen dat de adviseur die de structuur had geadviseerd kwade trouw valt te verwijten en dat deze kwade trouw aan belanghebbende kan worden toegerekend. Er is voorts ook geen in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat geen navorderingsaanslag zou worden opgelegd, aangezien de door belanghebbende in haar aangifte en nadere toelichting gepresenteerde situatie anders was dan de feitelijke situatie.

NTFR 2020/1537 - Uitbreiding formele onderzoeksprocedure door Europese Commissie naar mogelijke staatssteun aan IKEA

Aflevering 21, gepubliceerd op 21-05-2020 geschreven door A.F. Gunn
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën informeert de Tweede Kamer dat de Europese Commissie vandaag het besluit bekend heeft gemaakt de lopende formele onderzoeksprocedure naar mogelijke staatssteun aan Inter IKEA Systems BV uit te breiden. Nederland onderschrijft het belang van het onderzoek van de Europese Commissie naar staatssteun.