NTFR 2015/1154 - De rechter moet toch toetsen
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2015 geschreven door prof. dr. mr. R.E.C.M. NiessenNederland kent zoals bekend een verbod op constitutionele toetsing. Daarmee loopt ons land achter bij nagenoeg de gehele westerse wereld. Eigenaardig genoeg is deze bepaling een herinnering aan een moment waarop wij nu juist een heel moderne wet hadden. Ik doel hier op de Staatsregeling voor het Bataafse Volk van 1798. Deze eerste Nederlandse grondwet was doortrokken van tal van verlichte ideeën waaronder dat van de trias politica. De drie machten moesten zorgvuldig gescheiden blijven. De proclamatie spreekt van de onvervreemdbare rechten van het volk, en in art. V van het deel Algemeene Beginselen wordt verklaard dat de wet de wil van het gehele ‘maatschappelijk lichaam’ is, uitgedrukt door de meerderheid van de burgers of hun vertegenwoordigers. De wet is dus de uitdrukking van de volkssoevereiniteit.F.A.M. Stroink, De plaats van de rechter in het staatsbestel (oratie), Tjeenk Willink, Zwolle 1990, p. 14. In een strenge toepassing van de leer van de machtenscheiding ligt het niet – of in elk geval minder – voor de hand dat de rechter wetten toetst die tot stand zijn gebracht door de wetgever in formele zin.Zie J.T. Buys, De Grondwet, Gouda Quint, Arnhem, 1883, p. 635 e.v. Maar ook in de 19e eeuw waren er andere geluiden, onder meer van J.R. Thorbecke en C.W. Opzoomer, zie van de laatste Aantekening op de wet, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk, J.B. Gebhart & Comp. 1873, p. 181 e.v.