Aflevering 7

Gepubliceerd op 18 februari 2021

NTFR 2021/578 - Informele kapitaalstortingen en de toerekening van ab-verliezen

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. A.J. van Lint
In mijn Opinies heb ik het doorgaans over aspecten van de kwaliteit van de fiscale wetgeving en het beleid en de uitwerking daarvan op de samenleving. De toeslagenaffaire lijkt daar qua onderwerp perfect in te passen. Toch ga ik het er in ieder geval op dit moment niet over hebben. Ik ben daarvoor nog steeds te verbijsterd. De volstrekt onredelijke ‘alles-of-niets-wetgeving’, zonder hardheidsclausule, is natuurlijk idioot. Heleen Elbert luidde hierover terecht in haar Opinie in NTFRH.A. Elbert, ‘Onrecht en ander te voorkomen fiscaal leed in de wereld van de fiscale toeslagen’, NTFR 2018/1201. de noodklok, maar ook de wijze waarop met die regelgeving in de praktijk is omgegaan en de informatievoorziening daarover richting de betrokkenen, de rechter en de Tweede Kamer tarten ieders voorstellingsvermogen. Maar zoals gezegd, ik zal het er hier verder niet over hebben.

NTFR 2021/579 - COVID-19: Regeling bedrijvenschade coronarellen

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021
Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over een regeling waar de getroffen ondernemers een beroep op kunnen doen voor de bedrijvenschade die zij niet vergoed krijgen van de verzekering. In de brief schetst de minister de contouren van de regeling waaraan de afgelopen week in nauw overleg met onder andere het Verbond van Verzekeraars, VNO-NCW en MKB-Nederland is gewerkt.

NTFR 2021/584 - Beantwoording Kamervragen naar aanleiding van overleg over de Belastingdienst

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021
De staatssecretarissen van Financiën hebben vragen beantwoord die de Tweede Kamer op 13 januari 2021 heeft gesteld in het kader van een schriftelijk overleg Belastingdienst. Bijgevoegd is een overzicht aan lopende en afgeronde onderzoeken en adviesopdrachten die door de huidige onderdelen van de Belastingdienst zijn uitbesteed aan externe onderzoekbureaus en waarbij een onderzoeks- of adviesrapport wordt opgeleverd.

NTFR 2021/585 - Belastingdienst onderzoekt toepassing track and trace

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021
Er lopen verschillende trajecten binnen de Belastingdienst waarin de mogelijkheden worden onderzocht voor het invoeren van een systeem als track and trace en het uitbreiden van bestaande functionaliteiten om stukken te volgen. Dit antwoordt staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst op vragen van het Kamerlid Lodders (VVD).

NTFR 2021/586 - Inspectie op de domeinen Belastingen, Toeslagen en Douane

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane geven in hun brief van 12 februari 2021 de stand van zaken weer van de inspectie op de domeinen belastingen, toeslagen en douane. Op 6 november jl. informeerden zij de Tweede Kamer over de oprichting van een inspectie op de domeinen belastingen, toeslagen en douane. Zoals toegezegd in het AO Belastingdienst en Belastingen op 2 december jl. besteden zij in het bijzonder aandacht aan de onafhankelijke positie van deze inspectie. Vervolgens gaan zij in op de informatievoorziening aan de inspectie, de relatie tussen de Kamer en de inspectie en de stand van zaken met betrekking tot de kwartiermaker. Tot slot wordt de Kamer met deze brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Slootweg c.s. over een speciale ombudsman voor belastingzaken.

NTFR 2021/590 - Saldolijfrente

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
Antwoorden inzake de afrekeningsverplichting saldolijfrenten op grond van art. Q IW IB 2001, per ultimo 2020 in box 1. Het Ministerie van Financiën antwoordt dat de waarde in het economische verkeer bepalend is voor de afrekenverplichting en niet de technische voorziening bij een verzekeraar. Er mag afgerekend worden tegen het hoge bijzondere tarief van 45% zoals dat tot 2001 gold. Ook kan er gemiddeld worden. Nadat er is afgerekend, wordt de saldolijfrente onderdeel van box 3. Deze waardering gaat ‘wel’ op basis van de tabellen van art. 19 Uitv.besl. IB 2001.

NTFR 2021/591 - Handreiking Regeling Vervroegde Uittreding

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
Sinds 1 januari 2021 kan een boetevrije RVU (Regeling Vervroegde Uittreding) worden gegeven, tot een bedrag van € 21.200 (2021). De bestaande handreiking inzake de interpretatie en de vraag wanneer een uitkering een RVU is, blijft in stand. Alleen voor de periode tot 2026, met als uitkeringsperiode tot 2028, geldt een vrijstelling. Aanvullend geldt nog dat:

NTFR 2021/592 - Levensloop

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
Per 1 november 2021 wordt een resterend levenslooptegoed belast voor de loonbelasting. De werkgever is de inhoudingsplichtige, tenzij de werknemer op 1 januari 2021 61 jaar is. Tot 1 november kan het levenslooptegoed alsnog worden aangewend voor extra pensioen.

NTFR 2021/593 - Pensioenopbouw na onvrijwillig ontslag

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
Na een onvrijwillig ontslag mag de pensioenopbouw worden voortgezet mits de inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering minimaal op het niveau zit van het bijstandsniveau. In geval van een gedeeltelijk ontslag mag de pensioenopbouw naar rato worden voortgezet.

NTFR 2021/594 - Voortgang overleg met Luxemburg inzake Rijnvarenden

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021
De Nederlandse overheid komt Rijnvarenden tegemoet voor de over 2010-2015 betaalde Luxemburgse premies. Minister Koolmees van SWZ en staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst hebben dat de Tweede Kamer medegedeeld in het kader van de voortgang van de problematiek van Nederlandse Rijnvarenden met een Luxemburgse werkgever. Zij merken op dat deze unilaterale oplossingsrichting bijzonder is, omdat Nederland geen partij is bij de onterechte premiebetaling.

NTFR 2021/596 - Besluit WOB-verzoek over de vermogensmix box 3 over 2013-2017

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft een besluit op een WOB-verzoek gepubliceerd. Het gaat om een WOB-verzoek waarin wordt verzocht om informatie over de vermogensmix van de rendementsgrondslag over de periode 2013-2017. Het gaat bij dit verzoek om de Kamerbrief van 15 september 2020, waarin melding wordt gemaakt van de aangiftebestanden van de jaren 2013 tot en met 2017 op basis waarvan een gemiddelde is bepaald over die vijfjaarsperiode. Gevraagd wordt om per afzonderlijk jaar een overzicht te geven van de gegevens. Deze zijn in het besluit opgenomen en dus openbaar gemaakt. In het besluit wordt ook voldaan aan een WOB-verzoek van dezelfde verzoeker om informatie over de evaluatie van de parameters van de vermogensmix box 3. De evaluatie heeft in 2020 plaatsgevonden en verzoeker krijgt alle informatie hierover. Enkele documenten worden niet verstrekt omdat het om conceptteksten gaat. De notitie waarin de staatssecretaris wordt gevraagd de Kamerbrief van 15 september 2020 te ondertekenen heeft naast de vraag of de staatssecretaris akkoord is met de brieven over fiscale moties en toezeggingen aan de Tweede en Eerste Kamer geen inhoudelijke betekenis en wordt daarom evenmin verstrekt.

NTFR 2021/597 - Oostenrijkse 'eigennützige Privatstiftung' is niet de opbrengstgerechtigde: verzoek teruggaaf dividendbelasting terecht afgewezen

ECLI:NL:HR:2021:212, datum uitspraak 12-02-2021, publicatiedatum 12-02-2021
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 met annotatie van mr. dr. J. Gooijer
Belanghebbende is een Oostenrijkse ‘eigennützige Privatstiftung’ met rechtspersoonlijkheid die in Oostenrijk is onderworpen aan een winstbelasting. Zij is opgericht door B, die in Oostenrijk woont. Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van dividendbelasting die is ingehouden op door een Nederlandse bv uitgekeerde dividenden. De inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen. Volgens Hof Den Bosch (31 januari 2019, nrs. 18/00224 t/m 18/00226, NTFR 2019/1439) is dat terecht. Ook in cassatie krijgt belanghebbende nul op het rekest. De Hoge Raad stelt het juridische kader voorop en oordeelt daarbij dat voor de teruggaaf onder meer is vereist dat de verzoeker voor de heffing van dividendbelasting als opbrengstgerechtigde (en uiteindelijk gerechtigde) moet zijn aan te merken. In HR 30 oktober 1985, nr. 22.715, ECLI:NL:HR:1985:AC9086 is voor de IB beslist dat indien een belastingplichtige over het in een stichting aanwezige vermogen kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen, dat vermogen wordt behandeld als ware het het vermogen van de belastingplichtige zelf. Dit betekent dat ook de opbrengsten van dat vermogen voor die heffing worden behandeld als waren zij opbrengsten van die belastingplichtige zelf en dat die belastingplichtige voor de IB-heffing als genieter in de plaats treedt van de stichting. Voor de heffing van dividendbelasting en vennootschapsbelasting is dit niet anders. Wat de dividendbelasting betreft, is de genieter dan de opbrengstgerechtigde. Een en ander geldt eveneens met betrekking tot (het vermogen van) een lichaam dat is opgericht naar het recht van een andere staat of dat is gevestigd in een andere staat. Het hof heeft geoordeeld dat oprichter B over het vermogen van belanghebbende kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Dit oordeel is cassatieproof. Daaruit volgt dat belanghebbende voor de heffing van dividendbelasting niet is aan te merken als opbrengstgerechtigde.

NTFR 2021/601 - Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën vervangt het besluit van 25 januari 2012, nr. BLKB2012/175M, NTFR 2012/1304 inzake (compensatie van) omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen. De wijzigingen betreffen onder meer aanpassingen vanwege arresten die zijn gewezen na 25 januari 2012 en nieuwe btw-regels zoals het vervallen van de integratielevering.

NTFR 2021/604 - Bezwaar mogelijk tegen op toeslagbeschikking vermeld inkomensgegeven van ex-partner; omkering van bewijslast werkt niet door naar derde

ECLI:NL:HR:2021:179, datum uitspraak 05-02-2021, publicatiedatum 05-02-2021
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2013 en 2014 beschikkingen vastgesteld voor de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag. Deze toeslagbeschikkingen zijn gebaseerd op de inkomensgegevens van belanghebbende en haar partner van wie zij na 2014 is gescheiden. Belanghebbende heeft tegen de toeslagbeschikkingen bezwaar gemaakt omdat het inkomen van haar ex-partner te hoog is vastgesteld. De Hoge Raad buigt zich in de eerste plaats over de ontvankelijkheid van dit bezwaar. De Hoge Raad constateert een leemte in de rechtsbescherming van art. 21j en 21k AWR nu geen rechtsingang wordt geboden als de bezwaren zijn gericht tegen de inkomensgegevens van een derde, zoals een ex-partner. De Hoge Raad voorziet in deze leemte door art. 21j AWR zo uit te leggen dat met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur gelijkgesteld wordt het inkomensgegeven zoals dat met het oorspronkelijke besluit is bekendgemaakt. Dit betekent dat het bezwaar ontvankelijk is.

NTFR 2021/606 - Na toepassing judiciële lus bevestigt hof ten onrechte uitspraak van rechtbank die reeds eerder was vernietigd

ECLI:NL:HR:2021:215, datum uitspraak 12-02-2021, publicatiedatum 12-02-2021
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 met annotatie van mr. B. Schaafsma
Het beroep inzake de aan belanghebbende opgelegde aanslag IB 2014 is door de rechtbank ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 november 2018 heeft Hof Den Bosch (nr. 17/00187, NTFR 2019/276) die uitspraak vernietigd evenals de uitspraak op bezwaar, de inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak te doen en bepaald dat tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft vervolgens opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan, waartegen belanghebbende beroep heeft ingesteld bij het hof. Het hof heeft dat beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Belanghebbende klaagt in cassatie met succes erover dat dat laatste niet correct is. Het hof had in zijn eerste uitspraak namelijk al de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het beroep van belanghebbende betrof de uitspraak op bezwaar, zodat het hof nog slechts over het beroep van belanghebbende tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar diende te oordelen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verklaart het beroep van belanghebbende tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar ongegrond.

NTFR 2021/609 - Betalingskorting

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën, de heer Vijlbrief, beantwoordt schriftelijke vragen die de leden Lodders en Tielen (beiden VVD) op 22 januari 2021 hebben gesteld aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Zzp’ers verbaasd over minieme betalingskorting Belastingdienst’. Dit openbaart zich bij de ontvangst van de voorlopige aanslag IB 2021.

NTFR 2021/613 - Antwoorden op vragen Tweede Kamer over NFV 2020

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt enige schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020. Hierbij merkt hij op dat de internationale discussie over een minimumniveau van belastingheffing er niet toe hoeft te leiden dat het beginsel van kapitaalimportneutraliteit geheel wordt verlaten. Wel is het denkbaar dat de vrijstelling voor ondernemingswinsten uit het buitenland in de toekomst zal worden verleend op voorwaarde dat die winst in het buitenland onderworpen is aan een minimumniveau van belastingheffing.

NTFR 2021/614 - Schriftelijk overleg belastingverdrag met Liechtenstein

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt in het kader van een schriftelijk overleg vragen van de Tweede Kamer over het nieuwe belastingverdrag met Liechtenstein. Eerder is dit verdrag op 12 januari 2021, met toelichtende nota, ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd (eveneens als brondocument opgenomen). Volgens de staatssecretaris voldoet het verdrag aan de zogenoemde BEPS-minimumstandaard; daarnaast zijn er een aantal aanvullende bepalingen uit het Multilateraal Instrument (MLI) in het verdrag opgenomen (de antwoorden geven een opsomming). Tevens wordt in het verdrag rekening gehouden met de per 2021 ingevoerde (conditionele) bronbelasting op rente- en royaltybetalingen naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties. Nederland kan op basis hiervan deze bronbelasting heffen indien Liechtenstein op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden zou worden geplaatst, dan wel indien Liechtenstein het tarief voor de vennootschapsbelasting zou verlagen tot onder de 9% of een vrijstelling zou invoeren voor uit het buitenland afkomstige inkomsten zoals interest en royalty’s. In de antwoorden wordt verder onder meer ingegaan op het verdragsresultaat met betrekking tot artiesten en sporters, op de specifieke bepalingen voor (werknemers in) het internationale vervoer (gelden niet voor vrachtwagenchauffeurs), op het ontbreken van een bepaling inzake de gelijke behandeling van pensioenpremies (niet nodig), op het ontbreken van een artikel voor hoogleraren en docenten, op de uitwisseling van bankgegevens en op het ontbreken van een doelmatigheidsdrempel in de bepaling over bijstand bij invordering.

NTFR 2021/615 - Verenigd Koninkrijk beperkt reikwijdte meldingsplicht grensoverschrijdende constructies (DAC6)

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2021 geschreven door M. el Manouzi LLM MSc
Het Verenigd Koninkrijk zal niet langer de Mandatory Disclosure Richtlijn (DAC6) toepassen nu het geen lidstaat van de Europese Unie meer is. In overeenstemming met de verplichtingen wat betreft de internationale standaard op het gebied van fiscale inlichtingen zoals opgenomen in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK geldt de DAC6-meldingsplicht in het VK slechts voor grensoverschrijdende constructies die onder wezenskenmerk (hallmark) D vallen.