Aflevering 7

Gepubliceerd op 18 februari 2010

NTFR 2010/338 - Fiscale informatievoorziening

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 geschreven door prof. dr. S.J.C. Hemels
Up-to-date informatie is van groot belang voor de praktijkfiscalist. Wetgeving, beleid en jurisprudentie op het gebied van belastingen moeten op de voet worden gevolgd om cliënten goed te kunnen adviseren. Een belastingadviseur weet liever gisteren dan vandaag wat er morgen gaat wijzigen. Veel fiscalisten zullen zichzelf op de nieuwsbrief van www.minfin.nl hebben geabonneerd om bij te blijven. Helaas blijkt dit abonnement onvoldoende om echt op de hoogte te zijn. Niet alle relevante informatie verschijnt namelijk op deze website. Bepaalde informatie wordt alleen op www.belastingdienst.nl geplaatst. Zo werd tot ongenoegen van de redactie van NTFR het controlethema bij de aangifte IB 2009 anders dan andere jaren niet via www.minfin.nl bekendgemaakt, maar stond dit ergens verborgen op de website van de Belastingdienst.Zie het commentaar bij NTFR 2010/125. Bovendien blijkt onze moderne staatssecretaris ook social media als Twitter te gebruiken om informatie te delen. Ik vind het een zorgelijke ontwikkeling dat informatie op zo veel verschillende wijzen wordt verspreid. In deze Opinie licht ik dit toe aan de hand van drie recente voorbeelden: het uitstel voor anbi-registratie, de ‘Sinterklaasbrief’ over de renteaftrekmaatregelen en de lijst van gekwalificeerde buitenlandse samenwerkingsverbanden.

NTFR 2010/339 - Leidt het verlichte regime ook tot verlichting van de aandeelhouderseisen van het FBI-regime?

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 geschreven door mr. dr. H. Vermeulen
Het regime van de fiscale beleggingsinstelling (‘FBI’) kent twee typen aandeelhouderseisen: gewone en lichtere, veelal soepelere genoemd. Gereguleerde FBI’s kunnen in aanmerking komen voor de soepelere aandeelhouderseisen. Een gereguleerde FBI is kort gezegd een FBI met een beursnotering of een FBI die zelf of wier beheerder onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten (‘AFM’).Zie nader onderdeel 3 hierna. Recent heeft de minister van Financiën een wetsvoorstel ingediend om de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) te verrijken met een ‘verlicht regime’ voor beleggingsinstellingen.Voorstel van Wet, Kamerstukken II, 2009-2010, 32 036, nr. 2, art. I.L. Bepaalde beleggingsinstellingen die nu zijn vrijgesteld van de vergunningplicht van art. 2:65 Wft, althans waarvoor die bepaling niet geldt, kunnen kiezen voor vrijwillige ondertoezichtstelling van de AFM. In deze bijdrage ga ik in op de vraag welke invloed de introductie van het ‘verlicht regime’ heeft op genoemde aandeelhouderseisen. Van belang hierbij is dat er (nog) geen fiscale invoeringswet is voorgesteld.

NTFR 2010/340 - Analytische vennootschapsbelasting

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 geschreven door prof. dr. O.C.R. Marres en mr. drs. V. Kalloe
Op 5 december 2009 heeft de staatssecretaris van Financiën, De Jager, de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot mogelijke maatregelen in de vennootschapsbelasting (hierna: de Sinterklaasbrief).Brief van 5 december 2009, kenmerk DB/2009/647 (Kamerstukken II, 2009- 2010, 31 369, nr. 9), NTFR 2009/2617. Wij verwijzen hierna naar de paginering in de pdf-versie van de brief zoals die is gepubliceerd op www.minfin.nl/actueel. Inmiddels kan al bijna worden gesproken van een halfjaarlijkse traditie.Zie de brieven aan de Tweede Kamer van 15 december 2008 (Kamerstukken II, 20082009, 31 369, nr. 5), NTFR 2008/2439 en 14 juni 2009 (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 396, nr. 6), NTFR 2009/1426. In de Sinterklaasbrief worden de meeste rentemaatregelen die een half jaar geleden waren voorgesteld, al weer verlaten. De Bosal-reparatiemaatregel, de earningsstrippingregeling en de verplichte groepsrentebox leiden in de ogen van de staatssecretaris tot onacceptabele risico's met betrekking tot Europees recht en vestigingsklimaat. Aan de Studiecommissie BelastingstelselZie de brief van 29 september 2009, kenmerk AFP/586 M (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 140, nr. 2), NTFR 2009/2084. wordt nu gevraagd om te beoordelen of de doelstellingen van de voorgestelde bepalingen op een andere wijze, namelijk door een fundamentele aanpassing van de vennootschapsbelasting, toch kunnen worden bereikt. Dit artikel is bedoeld als bijdrage aan de gedachtevorming. Het bespreekt een aantal alternatieven voor eerdere rentevoorstellen, met name de introductie van een boxenstelsel in de vennootschapsbelasting. Wij volstaan in dit stadium bewust met een globale schets.

NTFR 2010/342 - Volledige scholingsaftrek voor diensten aan een belastingadviesmaatschap

ECLI:NL:HR:2010:BL1953, datum uitspraak 05-02-2010, publicatiedatum 05-02-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van Nies
B is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid en lid van een maatschap (winstaandeel 2,57%) die een belastingadviespraktijk drijft. B is met de maatschap overeengekomen dat zij vaktechnische cursussen verzorgt voor de adviseurs van de maatschap. Haar werknemer C is met deze taak belast. De maatschap betaalt geen aparte vergoeding voor de door B geleverde diensten. De arbeidskosten van C bedroegen in 1999 f 543.323. Hiervan is f 407.492 toe te rekenen aan deze activiteiten. Hof Amsterdam bepaalt de in aanmerking te nemen scholingskosten op een met het winstaandeel van B evenredig gedeelte. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en neemt alle op B drukkende scholingskosten in aanmerking voor het bepalen van de scholingsaftrek. Dat B voor haar inbreng in de maatschap gerechtigd is tot slechts een deel van de winst doet hieraan niet af. Aangezien geen kosten ten laste komen van het winstaandeel van de overige maten, kunnen deze geen aanspraak maken op de scholingsaftrek. Uiteindelijk is van belang dat de scholingskosten op B drukken en dat deze zien op personen werkzaam voor de maatschap en dus de onderneming van B. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden voor de toekenning van de scholingsaftrek. De scholingsaftrek voor B bedraagt 20% van f 407.492.

NTFR 2010/343 - Voorziening voor seniorenverlofregeling niet toegestaan

ECLI:NL:GHARN:2010:BL0266, datum uitspraak 12-01-2010, publicatiedatum 22-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende heeft voor haar werknemers een seniorenverlofregeling ingevoerd. Oudere werknemers kunnen op grond daarvan minder uren werken tegen inlevering van salaris. In 2004 heeft belanghebbende een voorziening gevormd voor toekomstige uitgaven in verband met de seniorenverlofregeling. De inspecteur heeft die voorziening niet geaccepteerd. Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur in het ongelijk gesteld. In appel krijgt de inspecteur het hof wel aan zijn zijde. Volgens het hof kunnen de door de seniorenverlofregeling opgeroepen toekomstige uitgaven namelijk niet aan het onderhavige jaar worden toegerekend. De toekomstige loonbetalingen dienen volgens het hof te worden toegerekend aan de jaren waarin de werknemers, terwijl zij gebruikmaken van de seniorenverlofregeling, ten behoeve van belanghebbende arbeid verrichten. De voorziening is daarom terecht aan de winst toegevoegd.

NTFR 2010/346 - Geen cassatie tegen oordeel dat voordeel uit onroerendezaaktransactie onbelast is

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Arnhem 22 december 2009, nr. 09/00144, NTFR 2010/129. Het hof oordeelde in die uitspraak dat het voordeel dat belanghebbende, die een onderneming drijft, heeft behaald met de aan- en verkoop van een kavel op een industrieterrein niet belast is. Van ondernemingswinst is geen sprake omdat de kavel keuzevermogen vormt. Evenmin is sprake van inkomsten uit andere arbeid, omdat niet aannemelijk is geworden dat het door belanghebbende met de onroerendezaaktransactie behaalde voordeel reeds was te voorzien bij de aankoop van de kavel door belanghebbende. Anders dan de inspecteur heeft gesteld, was er volgens het hof geen sprake van een buitenkans voor belanghebbende.

NTFR 2010/347 - Geen 'aanloopverlies' voor resultaatgenieter voor in box 3 in aanmerking genomen kosten

ECLI:NL:HR:2010:BI9751, datum uitspraak 22-01-2010, publicatiedatum 22-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. dr. J. Ganzeveld
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben in 2000 een monumentenpand gekocht. Het pand is gerenoveerd voor een aanzienlijk bedrag. Per 8 december 2001 is het winkelgedeelte van het pand door belanghebbende en zijn echtgenote ter beschikking gesteld in de zin van de tbs-regeling. Daarvoor behoorde het winkelgedeelte tot box 3. Belanghebbende wenst ter zake van de renovatiekosten een 'aanloopverlies' in aanmerking te nemen. De Hoge Raad zet uiteen dat art. 3.10 Wet IB 2001 ook geldt voor resultaatgenieters. Genoemde bepaling leidt echter – op grond van doel en strekking – niet tot aftrek van kosten en lasten die – zoals in dit geval – betrekking hebben op een vermogensbestanddeel en die zijn toe te rekenen aan de periode waarin het desbetreffende vermogensbestanddeel deel uitmaakte van de rendementsgrondslag van box 3. Dit omdat alsdan reeds rekening is gehouden, zij het forfaitair, met de kosten en lasten.

NTFR 2010/348 - Werkzaamheden in dienstbetrekking verricht; loonbelasting terecht nageheven

ECLI:NL:GHAMS:2010:BL0807, datum uitspraak 14-01-2010, publicatiedatum 27-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende dreef een eenmanszaak. Rechtbank Haarlem achtte het op grond van diverse verklaringen aannemelijk dat A en E in 2005 persoonlijke arbeid hebben verricht voor belanghebbende en dat er sprake was van een dienstbetrekking, zonder dat daarvoor loonbelasting is afgedragen. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat E ook al in 2004 werkzaamheden in dienstbetrekking verrichtte.

NTFR 2010/351 - Kamervragen over de afwikkeling van lijfrenteverzekeringen beantwoord

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010
De minister van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de afwikkeling van een lijfrenteverzekering als de verzekeringnemer/begunstigde bij expiratie van de verzekering in een andere EU-lidstaat woont. De Nederlandse Bank stelt in zo’n geval dat er een nieuwe overeenkomst van levensverzekering wordt gesloten als het verzekerde kapitaal wordt aangewend voor een lijfrente. De bij de nieuwe overeenkomst betrokken verzekeraar in de andere EU-lidstaat moet aldaar zijn genotificeerd. Zo niet, dan mag deze de overeenkomst niet uitvoeren. Zo wel, dan geldt voor de nieuwe overeenkomst de regelgeving van het nieuwe woonland. Hierdoor ontstaat een conflict.

NTFR 2010/353 - Gevolgen arrest Nikula voor de heffing van ziektekostenpremies voor dubbelgepensioneerden

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 geschreven door Th.J.M. van Schendel en Jong
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit uitgebracht over de gevolgen van het arrest Nikula (NTFR 2007/571) voor de heffing van Nederlandse ziektekostenpremies van dubbelgepensioneerden. De staatssecretaris legt zich neer bij de uitspraak van Hof Den Bosch 10 juli 2009, nr. 08/00298, NTFR 2009/1903. In deze uitspraak besliste het hof, in navolging van het Hof van Justitie EG in de zaak Nikula, dat van een inwoner van Nederland met zowel een Nederlands wettelijk pensioen, als een wettelijk pensioen uit een andere lidstaat, niet meer aan Nederlandse ziektekostenpremies mag worden geheven, dan de hoogte van het Nederlandse wettelijke pensioen. De staatssecretaris beschrijft de gevolgen van het arrest Nikula voor zowel situaties vóór als situaties na de invoering van de Zorgverzekeringswet en geeft voor beide situaties een illustratief voorbeeld. De gevolgen van het arrest zijn vooralsnog niet toepasbaar onder Verordening 883/2004. Het besluit werkt terug tot en met 18 juli 2006.

NTFR 2010/355 - Op verzoek ex-partner teveel uitbetaalde heffingskorting terecht teruggevorderd van belanghebbende

ECLI:NL:GHSGR:2010:BL0677, datum uitspraak 22-01-2010, publicatiedatum 27-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
De belastingconsulent van de thans ex-echtgenoot van belanghebbende heeft tijdens het huwelijk een van zijn handtekening voorzien verzoek om een voorlopige teruggaaf van de algemene heffingskorting ingediend. De teruggave is op het door de gemachtigde aangegeven rekeningnummer gestort. Nadien is een definitieve aanslag aan belanghebbende opgelegd, waarbij de heffingskorting deels is teruggenomen. Er is een algemene machtiging van de ex-echtgenoot aan de belastingconsulent aanwezig. In geschil is of de inspecteur de bij de voorlopige teruggaaf teveel uitbetaalde heffingskorting mag terugvorderen van belanghebbende.

NTFR 2010/358 - Werknemersopties ontberen reële waarde en komen niet ten laste van de winst

ECLI:NL:HR:2010:BL3607, datum uitspraak 12-02-2010, publicatiedatum 12-02-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010
Belanghebbende wil bedragen in mindering brengen op haar resultaat vanwege een buitengewone last en een werknemersoptieregeling. Beide bedragen werden door Rechtbank Haarlem niet in aftrek toegelaten (NTFR 2007/1796). Hof Amsterdam (NTFR 2008/1589) heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de onverplicht aan een zustermaatschappij betaalde schadevergoeding een niet-aftrekbare uitdeling vormt. De aan de werknemers toegekende optierechten hebben volgens de forfaitaire methode van de Uitv.reg. LB 2001 een waarde van nihil. Belanghebbende heeft het van haar te verlangen bewijs van een hogere waarde niet geleverd, aldus het hof.

NTFR 2010/359 - Bedrijfsopvolgingsfaciliteit geldt niet voor verkrijging van beleggingsvermogen

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
In deze conclusie gaat het om de vraag of belanghebbende aanspraak kan maken op de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van art. 35b, lid 1, SW 1956. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit heeft tot doel de verkrijging van ondernemingsvermogen krachtens erfrecht of door schenking, hetgeen zich pleegt af te spelen binnen de familiesfeer, fiscaal niet te belemmeren. De doelstelling van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit brengt mee dat een overgang van beleggingsvermogen of van aandelen in een vennootschap die slechts beschikt over beleggingsvermogen, niet voor faciliëring in aanmerking komt. Indien een vennootschap zowel ondernemingsvermogen als beleggingsvermogen bezit, zal splitsing moeten plaatsvinden, zodanig dat de faciliteit slechts ziet op het deel dat ondernemingsvermogen is. Gelet hierop, is de advocaat-generaal van mening dat de faciliteit slechts van toepassing is indien de vennootschap een materiële onderneming drijft. De fictieve uitbreiding in de sfeer van de vennootschapsbelasting (art. 4, onder b, Wet VPB 1969) geldt volgens de advocaat-generaal niet voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van SW 1956.

NTFR 2010/361 - Spreidingsconstructie aandelen in onroerendezaaklichaam kan door de beugel

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van dr. A. Rozendal
Na de gunning aan B van aandelen in een onroerendezaaklichaam heeft B het recht van levering op bedoelde aandelen doorverkocht aan een door hem beheerste vennootschap, aan een vennootschap van een zakenrelatie, aan een stichting (belanghebbende in deze procedure) en aan de partner van zijn zoon. Door deze spreidingsconstructie wordt niet voldaan aan het omvangcriterium van art. 4, lid 3, letter b, Wet BRV. De inspecteur heeft onder meer aan belanghebbende ter zake van de verkrijging van de aandelen een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd. Volgens Hof Arnhem (NTFR 2008/2040) kan deze aanslag niet in stand blijven. Anders dan de inspecteur bepleit, is er volgens het hof namelijk geen sprake van verbonden lichamen. Voorts ziet het hof geen grond voor toepassing van het leerstuk van fraus legis. In cassatie heeft de staatssecretaris deze oordelen van het hof niet bestreden.

NTFR 2010/364 - Metaalrecyclingbedrijf schendt administratieplicht niet

ECLI:NL:GHARN:2009:BK8675, datum uitspraak 22-12-2009, publicatiedatum 08-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. J. Kastelein
Belanghebbende exploiteert een metaalrecyclingbedrijf. De inkopen geschieden vooral via contante betalingen. De inspecteur acht voor 2003 een bedrag van € 192.787 aan contante inkopen niet aannemelijk. Met dit bedrag heeft hij de belastbare winst van belanghebbende verhoogd. In (hoger) beroep stelt de inspecteur dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende naar zijn opvatting niet heeft voldaan aan de administratieplicht. Het hof is het hier niet mee eens. Weliswaar zijn er gebreken in de administratie – onder meer ontbreken een kladkasboek en een voorraadadministratie – maar deze gebreken zijn volgens het hof niet van een zodanige omvang dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Het is aan de inspecteur om zijn winstcorrectie aannemelijk te maken. Daarin slaagt hij niet.

NTFR 2010/365 - Inspecteur krijgt dwangsom voor het niet doen van uitspraak op bezwaar

ECLI:NL:RBBRE:2010:BK8857, datum uitspraak 06-01-2010, publicatiedatum 13-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft op 23 oktober 2001 bezwaar gemaakt tegen de aangifte omzetbelasting. Partijen spreken af de termijn voor het doen van uitspraak te verlengen met twaalf maanden. Omdat de inspecteur geen uitspraak op bezwaar doet, stelt belanghebbende op 24 november 2009 beroep in tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

NTFR 2010/367 - Verzet is tijdig nu de verzenddatum van het verzetschrift niet wordt weersproken

ECLI:NL:RBLEE:2010:BL0240, datum uitspraak 19-01-2010, publicatiedatum 22-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
In de onderliggende procedure is uitsluitend in geschil het verzoek van belanghebbende strekkende tot vergoeden van schade in verband met een (andere) procedure over de aanslag IB. Belanghebbende heeft in casu vier dagen nadat zij een bezwaarschrift heeft ingediend bij de rechtbank beroep ingesteld. Belanghebbende is in dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende komt nu tegen dit oordeel in verzet.

NTFR 2010/370 - EC start opnieuw een inbreukprocedure tegen Griekenland voor belastingheffing op inkomende dividenden

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010
De Europese Commissie heeft besloten opnieuw een inbreukprocedure te starten tegen Griekenland, omdat het zijn wetgeving naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie EG over de belastingheffing op inkomende dividenden niet heeft aangepast. Volgens de Griekse wetgeving zijn dividenden ontvangen van buitenlandse vennootschappen in de inkomstenbelasting belast, terwijl dividenden van Griekse vennootschappen van belasting zijn vrijgesteld. In HvJ EG 23 april 2009, zaak C-406/07, is beslist dat de Griekse regeling niet is toegestaan. Griekenland heeft vervolgens niet bekend gemaakt dat het zijn wetgeving met betrekking tot dividenden betaald aan natuurlijke personen heeft aangepast. Als Griekenland niet reageert op het formele verzoek, kan de zaak nogmaals aan het Hof worden voorgelegd, met de mogelijkheid van het opleggen van een boete.

NTFR 2010/371 - EC verzoekt België dividendbelasting aan te passen voor investeringen in vastgoed door beleggingsfondsen

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010
De Europese Commissie (EC) heeft België verzocht om de bepalingen in de belastingwetgeving met betrekking tot dividenduitkeringen van Belgische beleggingsfondsen die al hun activa in vastgoed investeren (vastgoedbevaks), te wijzigen. België verleent een vrijstelling van roerende voorheffing uitsluitend voor dividenden uitgekeerd door een Belgische vastgoedbevaks die ten minste 60% van hun activa investeren in woningvastgoed in België. Dividenden uitgekeerd door de buitenlandse tegenhangers krijgen geen vrijstelling. Volgens de EC is deze regeling in strijd met het vrije verkeer van kapitaal en het vrij verrichten van diensten. Inwoners van België worden ertoe aangezet om alleen in een Belgische vastgoedbevaks te investeren. Verder weerhoudt de regeling een Belgische vastgoedbevaks om te investeren in vastgoed in het buitenland. Het verzoek heeft de vorm van een met redenen omkleed advies. Als België niet binnen twee maanden gevolg geeft aan het verzoek, kan de EC de zaak voor het Hof van Justitie EG brengen.

NTFR 2010/372 - EC verzoekt Spanje zijn regeling over de benoeming van fiscale vertegenwoordigers te wijzigen

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010
De Europese Commissie (EC) heeft Spanje verzocht zijn wetgeving over de benoeming van fiscale vertegenwoordigers te wijzigen. De EC is van mening dat de Spaanse regeling die bepaalde niet-inwoners verplicht om een fiscale vertegenwoordiger in Spanje te benoemen, discriminerend is. Verplicht daartoe zijn buitenlandse pensioenfondsen die bedrijfspensioenen in Spanje aanbieden, EU-verzekeringsmaatschappijen die diensten aanbieden in Spanje, buitenlandse vennootschappen met een vaste inrichting in Spanje en niet-inwoners die onderworpen zijn aan de Spaanse erf- en schenkbelasting. Het verzoek heeft de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure. Als Spanje niet binnen twee maanden gevolg geeft aan het verzoek, kan de EC de zaak voor het Hof van Justitie EG brengen.

NTFR 2010/373 - EC verzoekt Griekenland zijn wetgeving aan te passen over de aftrekbaarheid van bepaalde consumenten uitgaven

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010
De Europese Commissie (EC) heeft Griekenland verzocht om zijn wetgeving over de aftrekbaarheid van bepaalde consumentenuitgaven, te wijzigen. Volgens de Griekse wetgeving zijn bepaalde consumentenuitgaven alleen aftrekbaar als de uitgaven in Griekenland zijn gedaan en alleen inwoners van Griekenland komen in aanmerking voor de aftrek. Volgens de EC is de Griekse regeling in strijd met het vrij verkeer van personen, de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten. De EC verwijst naar het arrest Schumacker (14 februari 1995, zaak C/279/93) op grond waarvan ook niet-inwoners onder bepaalde voorwaarden recht hebben op aftrek. Het verzoek heeft de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure. Als Griekenland niet binnen twee maanden gevolg geeft aan het verzoek, kan de EC de zaak voor het Hof van Justitie EU brengen.

NTFR 2010/374 - EC verzoekt België om hogere belasting op dividend- en rentebetalingen aan buitenlandse beleggingsfondsen ongedaan te maken

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010
De Europese Commissie (EC) heeft België formeel verzocht om de bepalingen in de belastingwetgeving die ertoe leiden dat dividend- en rentebetalingen aan buitenlandse beleggingsfondsen, te wijzigen. Onder bepaalde voorwaarden zijn dividenden van Belgische vennootschappen die aan Belgische beleggingsfondsen worden uitgekeerd, vrijgesteld van roerende voorheffing, terwijl dividenden die aan buitenlandse beleggingsfondsen worden uitgekeerd, naar een tarief van 25% of 15% worden belast. Verder heeft een Belgisch beleggingsfonds onder voorwaarden recht op een vrijstelling van roerende voorheffing op de opbrengsten op een depositorekening, terwijl buitenlandse beleggingsfondsen over diezelfde opbrengsten naar een tarief van 15% worden belast. Het verzoek van de EC is gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure van art. 258 EG-Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Als België niet binnen twee maanden gevolg geeft aan het verzoek, kan de EC de zaak voor het Hof van Justitie EG brengen.

NTFR 2010/375 - Conclusie A-G HvJ EG: BUA deels in overeenstemming met btw-richtlijn

Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
De Hoge Raad stelde op 14 november 2008 (NTFR 2008/2311) prejudiciële vragen over de verenigbaarheid van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA) met de Zesde Richtlijn voor wat betreft de categorie 'het gelegenheid geven tot privévervoer'. Hof Amsterdam stelde op 19 januari 2009 (NTFR 2009/783) aanvullende prejudiciële vragen over de BUA-categorieën 'het verstrekken van spijzen en dranken aan het personeel van de ondernemer', 'het geven van relatiegeschenken of het doen van andere giften aan degenen bij wie, indien aan hen ter zake omzetbelasting in rekening is of zou zijn gebracht, deze in het geheel niet of hoofdzakelijk niet voor aftrek in aanmerking komt of zou komen'; 'het aan het personeel van de ondernemer verlenen van huisvesting' en 'het aan het personeel van de ondernemer geven van gelegenheid tot ontspanning'.

NTFR 2010/377 - Productieproces kwalificeert als metallurgisch procédé: vrijstelling energiebelasting

ECLI:NL:RBARN:2009:BL0646, datum uitspraak 03-12-2009, publicatiedatum 26-01-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende is werkzaam in de metaalverwerkende industrie en produceert onder meer veersystemen voor vrachtwagens en bussen. In het productieproces van belanghebbende wordt het staal in elektrische ovens verwarmd tot circa 1.100 °C, waardoor de kristalstructuur van het materiaal verandert en het vervormbaar wordt. Vervolgens wordt het staal vanuit deze hoge temperatuur versneld afgekoeld, zodat het materiaal martensitisch wordt. In geschil is of het productieproces van belanghebbende kan worden aangemerkt als een metallurgisch procédé als bedoeld in art. 36k, lid 3, Wbm.

NTFR 2010/378 - Wooneenheid is geen afzonderlijke onroerende zaak

ECLI:NL:HR:2010:BL3592, datum uitspraak 12-02-2010, publicatiedatum 12-02-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar van een woning. Tot de woning behoort een aan derden verhuurde separate wooneenheid met een eigen ingang. De wooneenheid heeft een inhoud van 200 m3 en bestaat uit een woonkamer, slaapkamer, rommelkamer, toilet/badkamer en keuken. De wooneenheid is gescheiden van de rest van de woning door een tussendeur. De gemeente heeft de wooneenheid als een afzonderlijke onroerende zaak aangemerkt. Hof Arnhem (NTFR 2009/1524) was het daar niet mee eens, omdat de door belanghebbende en de huurder bewoonde gedeelten niet redelijk afsluitbaar zijn. De Hoge Raad deelt de visie van het hof. Anders dan de gemeente in cassatie betoogt, brengt de enkele omstandigheid dat een gedeelte van een gebouwd eigendom op relatief eenvoudige wijze afsluitbaar gemaakt zou kunnen worden, volgens de cassatierechter niet mee dat dit gedeelte afsluitbaar is. Bepalend is de toestand waarin het gebouwd eigendom in feite verkeert.

NTFR 2010/379 - Ondergrond opstal behoort tot gebouwd eigendom van landgoed

ECLI:NL:HR:2010:BL1949, datum uitspraak 05-02-2010, publicatiedatum 05-02-2010
Aflevering 7, gepubliceerd op 18-02-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar van een landgoed als bedoeld in de Natuurschoonwet 1928. Voor de waardering in het kader van de Wet WOZ wordt de waarde van een landgoed buiten aanmerking gelaten, behoudens de gebouwde eigendommen die daarop voorkomen. Volgens Hof Den Bosch (NTFR 2009/1401) moet tot een gebouwd eigendom ook de ondergrond van de opstallen worden gerekend. Volgens de Hoge Raad is die visie juist.