Aflevering 29

Gepubliceerd op 20 juli 2017

NTFR 2017/1774 - Kwalificatie van lichamen – idee voor een nieuwe aanpak

Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 geschreven door dr. F.P.J. Snel
Hybride entiteiten staan in de schijnwerpers. De EU Anti-belastingontwijkingsrichtlijn (‘ATAD’) wil ‘misbruik’ ervan aanpakken.Art. 9 Richtlijn 2016/1164 van 12 juli 2016. En ook het OESO Multilaterale anti-BEPS-verdrag (‘MLC’) wil dat.Art. 3 Multilateral Convention to Implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base Erosion and Profit Shifting. Aanleiding om opnieuw na te denken over een systeem voor de kwalificatie van lichamen.

NTFR 2017/1776 - Vergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag voor verlies ter zake van verplichte overdracht aandelen vormt belast loon

ECLI:NL:HR:2017:1325, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende was in dienstbetrekking bij A. In 2006 is A overgenomen door investeerders. In het kader van een participatieprogramma heeft belanghebbende certificaten van aandelen A gekocht voor € 300.000. Hij heeft dit bedrag uit eigen middelen betaald. Vanwege een arbeidsconflict is belanghebbende in 2007 ontslagen. Belanghebbende was verplicht zijn certificaten van aandelen aan de investeerders over te dragen tegen de ‘Fair Market Value’. Deze bedroeg nihil. In 2008 heeft de overdracht plaatsgevonden. De civiele rechter heeft in 2010 A veroordeeld om aan belanghebbende € 480.969 te voldoen als schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Hiervan had € 300.000 betrekking op verlies aan vermogen door de verplichte verkoop van de certificaten. In geschil is of het door A betaalde bedrag van € 300.000 belast loon vormt. Hof Den Bosch (26 februari 2016, nr. 13/00943) heeft die vraag bevestigend beantwoord. De Hoge Raad is het daarmee eens. De Hoge Raad stelt voorop dat de aandelen op het moment van de overdracht door belanghebbende aan de investeerders € 300.000 waard waren. Het door belanghebbende ten gevolge van de verplichte verkoop geleden nadeel van € 300.000 vormt negatief loon. Het door A in oktober 2010 aan belanghebbende betaalde bedrag van € 300.000 dient te worden toegerekend aan de tussen hen bestaande dienstbetrekking, aangezien de vergoeding is toegekend wegens een nadeel dat voor belanghebbende negatief loon vormde. De vrijstelling van art. 11, lid 1, onderdeel a (tekst 2010), Wet LB 1964 is niet van toepassing. Een door een werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking ontvangen vergoeding die staat tegenover een nadeel dat als negatief loon is aan te merken, wordt naar algemene maatschappelijke opvattingen namelijk als een beloningsvoordeel ervaren. Evenmin is de vrijstelling van art. 11, lid 1, onderdeel k, Wet LB 1964 van toepassing, aangezien de vergoeding niet ziet op vergoeding van schade aan persoonlijke zaken. Voorts oordeelt de Hoge Raad dat het door belanghebbende in 2008 geleden verlies niet in 2010 als negatief loon in aanmerking kan worden genomen. Voor een saldering op grond van een redelijke wetstoepassing is geen plaats, aangezien het systeem van de heffing van de loonbelasting een dergelijke saldering met in een ander tijdvak genoten negatief loon niet toestaat. Dat is niet anders als het negatieve loon in een eerder jaar is genoten en toen – ten onrechte – voor de heffing van inkomstenbelasting niet in aanmerking is genomen.

NTFR 2017/1778 - Toepassing 150-km-criterium bij lopende 30%-regeling-beschikking kan door de beugel

ECLI:NL:PHR:2017:565, datum uitspraak 15-06-2017, publicatiedatum 07-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Bij een ‘beschikking bewijsregel’ heeft de inspecteur de 30%-regeling op belanghebbende van toepassing verklaard voor de periode 1 januari 2007 t/m 30 juni 2017. Per 1 januari 2012 is het optioneel nog geldende oude art. 8 Uitv.besl LB 1965 gewijzigd, in die zin dat een ‘ingekomen werknemer’ in de zin van de 30%-regeling ook moet voldoen aan het 150-km-van-de-grens-criterium. Belanghebbende voldoet daaraan niet. Het overgangsrecht verbindt daaraan voor de eerste vijf jaar van de looptijd van de bewijsregel geen consequenties. Over juli 2012, toen het zesde jaar, heeft de inhoudingsplichtige loonheffing ingehouden zonder toepassing van de 30%-regeling. Het bezwaar en beroep van belanghebbende (Rechtbank Noord-Holland 31 oktober 2016, nr. 13/706, NTFR 2016/3057) hiertegen zijn afgewezen. Hierop heeft zij sprongcassatie ingesteld.

NTFR 2017/1779 - Geen beëindiging contractueel uitsluiten van de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en voor thuiswerkers

Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 geschreven door mr. A.L. Mertens
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Eerste Kamer medegedeeld dat hij het op dit moment niet opportuun acht om de mogelijkheid van het contractueel uitsluiten van de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en voor thuiswerkers te beëindigen. De Eerste Kamer had hierom gevraagd om daarmee de inkomenszekerheid voor deze groep te herstellen.

NTFR 2017/1780 - Besluitvorming compensatie Bbz-problematiek over 2014-2016 doorgeschoven naar volgend kabinet

Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft, mede namens de staatssecretaris van SWZ, de Tweede Kamer geïnformeerd over een mogelijke compensatie voor de Bbz-problematiek over 2014, 2015 en 2016. Het gaat om omzetting van leenbijstand in een gift die daardoor leidt tot papieren inkomen. De staatssecretaris reageert op de motie van de Kamerleden Groot en Omtzigt van 23 februari 2017, Kamerstukken II, 2016-2017, 31 066, nr. 346. In die motie wordt de regering nogmaals verzocht om de juridische mogelijkheden nader te onderzoeken om het mogelijk te maken dat gedupeerden een aanvraag kunnen indienen om alsnog gecompenseerd te worden voor de fiscale nadelen als gevolg van het papieren inkomen voor de jaren 2014, 2015 en 2016.

NTFR 2017/1781 - Bijstandsuitkering niet dubbel belast omdat teveel ontvangen bijstandsuitkering (terecht) als negatief loon is aangemerkt (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2017:1341, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
Belanghebbende heeft op grond van een uitspraak van de bestuursrechter in 2012 recht gekregen op een nabetaling van een WAO-uitkering door het UWV. Deze uitkering leidt ertoe dat over de desbetreffende jaren een te hoog bedrag aan bijstandsuitkeringen is toegekend en dat het UWV dit teveel aan bijstandsuitkeringen op de nabetaling van de WAO-uitkering in mindering heeft gebracht. De inspecteur heeft deze ‘verrekening’ door het UWV voor de toepassing van het belastingrecht gevolgd, door de in 2012 ontvangen bijstandsuitkering als negatief loon aan te merken. Dit betekent dat de op het jaar 2012 betrekking hebbende bijstandsuitkering van € 11.977 dan wel een evenzo groot bedrag van de nabetaling WAO niet in de heffing is betrokken, zodat op dit punt geen sprake is van een dubbel belasten. Hof Amsterdam (4 oktober 2016, nr. 15/00103, NTFR 2017/14) heeft ook de stelling van belanghebbende verworpen dat hij een belastingnadeel had geleden doordat in 2012 sprake was van een nabetaling ineens. Voor de belastingheffing was sprake van een in 2012 door middel van één nabetaling genoten bedrag aan WAO-uitkering, ook al had dat betrekking op meer jaren.

NTFR 2017/1782 - Woning en spaartegoeden zijn geen fiscale pensioenvoorzieningen (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2017:1340, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
Het huwelijk van belanghebbende is door echtscheiding ontbonden. In het kader daarvan heeft verevening van wederzijdse pensioenrechten plaatsgevonden. Aan zijn advocaat in de echtscheidingsprocedure heeft belanghebbende € 20.000 betaald, waarvan een klein deel zag op het behoud van toekomstige uitkeringen uit een lijfrentepolis. Dit deel is in aftrek toegelaten. Ter zake van het resterende deel van de advocaatkosten is belanghebbende van mening dat deze zien op het behoud van spaartegoeden en de eigendom van een woning. Volgens algemeen aanvaardbare maatstaven zijn deze volgens belanghebbende aan te merken als pensioenvoorzieningen zodat de advocaatkosten tot aftrek leiden. Hof Arnhem-Leeuwarden (4 oktober 2016, nr. 16/00010, NTFR 2016/2663) volgde belanghebbende niet. Een woning en spaartegoeden kunnen niet worden gekwalificeerd als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in art. 3.1, lid 2, aanhef en onderdeel d, Wet IB 2001. Ook achtte het hof geen strijd met art. 1 EP (bij het EVRM) aanwezig, evenmin met art. 8 en 14 EVRM.

NTFR 2017/1783 - Betaalde swapvergoeding niet aftrekbaar als kosten eigen woning

ECLI:NL:HR:2017:1327, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Ter herfinanciering van zijn eigen woning is belanghebbende twee geldleningen aangegaan tegen een variabele rente. Om het rentestijgingsrisico af te dekken, is hij daarnaast met de bank twee renteswaps overeengekomen. Daarvoor betaalt belanghebbende vergoedingen aan de bank. In geschil is of deze vergoedingen aftrekbaar zijn als kosten voor de eigen woning. Volgens Hof Den Haag (7 september 2016, nrs. 16/00037 t/m 16/00039, NTFR 2017/902) moeten de leningen en de swaps als één geheel worden gezien en betaalt belanghebbende dus per saldo een vaste rente van 4,8% die aftrekbaar is. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. De swapvergoedingen zijn op zichzelf bezien niet aan te merken als rente van geldleningen. Ook bieden de tekst en strekking van art. 3.120, lid 1, Wet IB 2001 onvoldoende steun voor een benadering waarbij de geldleningen en swapovereenkomsten als één geheel zouden worden beschouwd. Verder kunnen de swapvergoedingen ook niet worden gerekend tot de kosten van geldlening.

NTFR 2017/1786 - Kamerbrief voortgang dossiers fiscale aftrek van scholingsuitgaven en aftrek van uitgaven voor monumentenpanden

Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
De minister van OCW heeft de voorgenomen afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven met een jaar uitgesteld tot 2019. Het ministerie gaat intussen, in overleg met veldpartijen, wel verder met de nadere uitwerking van vervangende subsidieregelingen voor het onderhoud van rijksmonumenten en stimulering van scholing gericht op invoering per 2019. Het is aan het nieuwe kabinet om hier definitieve besluiten over te nemen.

NTFR 2017/1787 - L.C.: geen nultarief voor ingekochte vervoerdienst exportgoederen

Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Atek SIA heeft zich ertoe verbonden in doorvoer zijnde goederen vanuit de haven van Riga (Letland) te vervoeren naar Wit-Rusland. De effectieve uitvoering van dit goederenvervoer heeft Atek uitbesteed aan L.C. Ten aanzien van de afzenders van de exportgoederen handelde Atek als vervoerder. Daarnaast vervoerde L.C. de goederen feitelijk in vrachtwagens die hij inhuurde van Atek. De verwijzende rechter vraagt zich af of L.C. het btw-nultarief mag toepassen op de voor Atek verrichte diensten.

NTFR 2017/1790 - Voorwaarden uitsluiting van landbouwregeling

Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 met annotatie van mr. A.J. Blank
Shields & Sons Partnership (hierna: Shields) is actief in de veehouderij. Sinds 2004 neemt Shields deel aan de forfaitaire regeling voor landbouwproducenten (hierna: de landbouwregeling). In dat belastingjaar correspondeerde het bedrag dat Shields ontving als forfaitaire compensatie in grote lijnen met de voorbelasting die de onderneming volgens de normale regeling had mogen aftrekken. In de daaropvolgende jaren begonnen deze bedragen echter sterk uiteen te lopen: er ontstond een groot overschot aan forfaitaire compensatie. Daarop heeft de belastingdienst van het Verenigd Koninkrijk het certificaat van Shields voor deelname aan de landbouwregeling ingetrokken. Grond hiervan vormde de omstandigheid dat Shields als forfaitair belaste landbouwer wezenlijk meer terugkreeg dan indien zij volgens de normale regeling voor de btw zou zijn geregistreerd.

NTFR 2017/1791 - Beheerder van weidegronden verricht belastbare prestaties aan Natuurmonumenten (art. 81 RO)

ECLI:NL:HR:2017:1332, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
Belanghebbende exploiteert een agrarisch bedrijf. Daarnaast verricht zij beheeractiviteiten op percelen grasland, rietland en water die in eigendom zijn van Natuurmonumenten. Belanghebbende ontvangt hiervoor een vergoeding van Natuurmonumenten. Hof Amsterdam (10 november 2016, nrs. 14/00659 en 14/00660, NTFR 2016/446) is van oordeel dat Natuurmonumenten de verbruiker is van de prestaties die belanghebbende aan hem verricht. Het hof verwerpt de stelling van belanghebbende dat de van Natuurmonumenten ontvangen vergoedingen dienen te worden aangemerkt als onbelaste (schade)vergoedingen voor een gemis aan inkomsten als gevolg van de beperkingen die zijn opgelegd voor het gebruik van de gronden. Volgens het hof dient de terbeschikkingstelling van de gronden te worden gezien als een vergoeding voor de beheerprestaties van belanghebbende, naast de daarvoor in geld toegekende vergoeding. Er is sprake van belastbare prestaties van belanghebbende aan Natuurmonumenten.

NTFR 2017/1797 - Recreatiepark dient niet in hoofdzaak tot woning (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2017:1342, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een recreatiepark. In geschil is of 36 kavels, waarop woonvoorzieningen zoals elektriciteit, riool, gas enzovoort zijn aangebracht, maar waarop zich geen opstal bevindt, tot woning dienen. Nu op de kavels nog geen bouwsel is geplaatst en evenmin een aanvang is genomen met de bouw van woningen, is volgens Hof Den Bosch (10 februari 2017, nr. 15/01172, NTFR 2017/1238) geen sprake van ‘woningen in aanbouw’. Het recreatiepark dient derhalve niet in hoofdzaak tot woning. Alsdan dient beoordeeld te worden of de heffingsmaatstaf OZB moet worden verminderd met de waarde van de gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak dienen tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden als bedoeld in art. 220e Gem.w. (de woondelenvrijstelling). De begrippen ‘dienen tot woning’ en ‘dienstbaar zijn aan woondoeleinden’ in art. 220a en art. 220e Gem.w. dienen op gelijke wijze te worden uitgelegd. De tot de onroerende zaak behorende recreatiewoningen zijn volgens het hof op zichzelf beschouwd naar aard en inrichting zowel bestemd als geschikt om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen en zijn daarom aan te merken als woning. Hieraan doet volgens het hof niet af dat de recreatiewoningen zijn gelegen op een recreatiepark dat niet in hoofdzaak dient tot woning. De heffingsmaatstaf moet in zoverre worden verminderd, aldus het hof.

NTFR 2017/1799 - Art. 29 Wet WOZ biedt mogelijkheid om WOZ-waarde te verhogen en is ook van toepassing op waardevaststellingen en jaren gelegen vóór 1 oktober 2015

ECLI:NL:PHR:2017:559, datum uitspraak 15-06-2017, publicatiedatum 30-06-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
In het algemeen strekt een fiscale procedure ertoe dat een belastingplichtige de rechter verzoekt om een verlaging van zijn fiscale verplichtingen, zoals die volgen uit het in die procedure bestreden besluit. Het gaat vaak om het verzoek een opgelegde belastingaanslag (verder) te verlagen, maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om het verzoek om een lagere WOZ-waarde vast te stellen (en daardoor lagere aanslagen in de onroerendezaakbelasting en andere heffingen te verkrijgen). Indien een belastingplichtige niet streeft naar een dergelijke verlaging, kan de gerechtelijke procedure in de hoofdregel niet leiden tot het door die belastingplichtige beoogde resultaat.

NTFR 2017/1803 - Omkering bewijslast wegens grote bedragen aan negatief netto-privé (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2017:1339, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek diverse navorderingsaanslagen aan belanghebbende opgelegd. Daarbij heeft hij aan de hand van een kasopstelling berekend dat voor alle jaren sprake is van een negatief netto-privé. Hieruit heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende, naast de verhuur van panden, nog inkomsten uit een andere bron heeft genoten. In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Hof Den Haag (17 mei 2016, nrs. 14/01547, 14/01559, NTFR 2016/1747) heeft geoordeeld dat gelet op de kasopstelling het vermoeden is gerechtvaardigd dat belanghebbende in de in geschil zijnde jaren aanzienlijke bedragen aan belastbare inkomsten niet in zijn aangiften heeft verantwoord. Belanghebbende is er niet in geslaagd dit vermoeden te ontzenuwen. Het hof is tot de conclusie gekomen dat belanghebbende niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat omkering dient plaats te vinden. Het hof acht de schatting van de inspecteur echter te hoog. De inspecteur heeft de stelling van belanghebbende dat hij meer in box 3 vallende huurinkomsten heeft genoten dan waarvan de inspecteur is uitgegaan namelijk onvoldoende bestreden. Het hof vermindert de navorderingsaanslagen met € 10.000.

NTFR 2017/1804 - Na verwijzing: correcties bij autohandelaar zijn terecht

ECLI:NL:HR:2017:1329, datum uitspraak 14-07-2017, publicatiedatum 14-07-2017
Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
Bij belanghebbende, een autohandelaar, is een boekenonderzoek en een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Dat laatste onderzoek heeft geleid tot een veroordeling. Tijdens het boekenonderzoek heeft de inspecteur een klikbrief ontvangen. Dat onderzoek heeft geleid tot vele winstcorrecties en tot oplegging van de onderhavige belastingaanslagen en boetebeschikkingen. De Hoge Raad (15 november 2013, nr. 12/00606, NTFR 2013/2267) heeft zich, na Hof Den Bosch, hierover gebogen en de zaak verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden (9 augustus 2016, nrs. 13/01292bis t/m 13/01296bis, NTFR 2016/2505). In de verwijzingsprocedure heeft dit hof eerst – in het kader van een art. 8:29 Awb-procedure – de vraag moeten beantwoorden of beperkte kennisneming van die – nog niet eerder in de procedure overgelegde – klikbrief gerechtvaardigd is. In een tussenuitspraak (Hof Arnhem-Leeuwarden 9 december 2014, nrs. 13/01292 t/m 13/01298, NTFR 2015/638) heeft het verwijzingshof die vraag ontkennend beantwoord. Het verwijzingshof heeft de inspecteur verzocht de klikbrief alsnog integraal als een op de zaak betrekking hebbend stuk over te leggen. Dat heeft de inspecteur gedaan. Vervolgens heeft het hof de zaak inhoudelijk behandeld en uitspraak gedaan. Het hof zet onder meer uiteen dat geen reden bestaat de zaak aan te houden in verband met een nog lopende ontnemingsprocedure, dat de rechtsstrijd na verwijzing niet volledig openligt, dat aan de klikbrief geen zelfstandige betekenis toekomt, dat belanghebbende de vereiste aangiften niet heeft gedaan zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, dat de correcties terecht zijn, dat de boeten terecht zijn opgelegd maar gematigd moeten worden, en dat de redelijke termijn met twee jaren moet worden verlengd, zodat de redelijke termijn niet is overschreden.

NTFR 2017/1808 - WOB-verzoek om openbaarmaking documenten belastingverdrag Nederland-Duitsland ingewilligd

Aflevering 29, gepubliceerd op 20-07-2017
Bij beslissing van 30 juni 2017 heeft het Ministerie van Financiën documenten over de totstandkoming van het belastingverdrag met Duitsland (2012) openbaar gemaakt. De stukken dateren van 1996 tot en met 2013 en relateren daarmee ook aan het voormalige belastingverdrag met Duitsland uit 1959. Aanleiding is een verzoek om openbaarmaking van deze stukken met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB).