Aflevering 46

Gepubliceerd op 15 november 2018

NTFR 2018/2579 - Belastingplannetjes en belastingrecht

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 geschreven door dr. W. Bruins Slot
Bij het presenteren van de belastingplannen van het kabinet op Prinsjesdag ging de meeste aandacht uiteraard uit naar het voornemen om de dividendbelasting af te schaffen. In de schaduw van dit voornemen zijn veel andere reeds lang bekende plannetjes qua aandacht enigszins ondergesneeuwd. Net zoals die plannetjes kon je de schaduw en de sneeuw reeds lang van tevoren zien aankomen en ik nam mij voor de eerste gelegenheid aan te grijpen om die wetsvoorstellen eens aan de duisternis te onttrekken om te bezien of ze het daglicht konden velen. Ik doel dan in eerste instantie op het voornemen om – zoals het kabinet dat noemt – de afschrijving op bedrijfsgebouwen in eigen gebruik te beperken. Maar ook het idee om iets aan de combinatie van renteaftrekbeperkingen en geactiveerde rente te doen mag wat mij betreft niet onderbelicht blijven.

NTFR 2018/2583 - Jaarplan 2019 Belastingdienst aan de Tweede Kamer gestuurd

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft het Jaarplan 2019 Belastingdienst aan de Tweede Kamer gestuurd. Het is het eerste Jaarplan in de nieuwe plan- en rapportagecyclus van de Belastingdienst. In het Jaarplan is een uitwerking opgenomen van de doelgroepen particulieren, toeslaggerechtigden en MKB-ondernemers. Het bevat twee componenten: de Handhavingsbrief en de hoofdthema’s van de veranderopgave ‘beheerst vernieuwen’: personeel, ICT en sturing en beheersing en de concrete aanpak op deze drie thema’s. Het Jaarplan wordt in 2020 gevolgd door een jaarrapportage.

NTFR 2018/2584 - Staatssecretaris geeft opgave kosten van het rijden van een auto, lease of eigendom, elektrisch of benzine

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
Op 25 oktober stuurde de staatssecretaris van Financiën de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 naar de Tweede Kamer. Zie daarvoor NTFR 2018/2523. De staatssecretaris gaat in de nota naar aanleiding van het verslag onder andere in op vragen van de CDA-fractie over hoeveel belastingkorting een Tesla Model S versie P90D krijgt die in 2018 op naam gesteld wordt en voor vijf jaar geleased wordt. Daarbij gaat het om de BPM, btw, MRB en bijtelling (uitgaande van het hoogste tarief) en om de vraag wat de gemiddelde subsidie is per gereden kilometer en hoeveel de subsidiekosten bedragen per bespaarde ton CO2–uitstoot.

NTFR 2018/2591 - Geen verlies ter zake van middellijk gehouden lucratief belang

ECLI:NL:PHR:2018:1175, datum uitspraak 18-10-2018, publicatiedatum 02-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Belanghebbende bezit alle aandelen in A bv. A bv bezit alle aandelen in B bv. B bv heeft in 2006 voor € 5.803.000 een aandelenbelang gekocht van 10,47% in D bv. In 2006 hebben belanghebbende, B bv, D bv en de andere aandeelhouders van D bv een overeenkomst gesloten waarin een zogenoemde ratchet-bepaling was opgenomen. Niet in geschil is dat de aandelen die belanghebbende middellijk in D bv houdt, worden aangemerkt als een lucratief belang. Ingevolge een in 2011 tussen belanghebbende, B bv en D bv gesloten vaststellingsovereenkomst zijn de aandelen die B bv hield in D bv op 2 september 2011 om niet overgedragen aan D bv door middel van inkoop van aandelen door D bv.

NTFR 2018/2592 - Commissie Regulering van werk buigt zich over toekomst arbeidsmarkt

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
Op 7 november 2018 is het benoemingsbesluit voor de Commissie Regulering van werk naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit is een onafhankelijke commissie van experts onder leiding van Hans Borstlap (voormalig lid van de Raad van State) die zich zal buigen over de toekomst van de arbeidsmarkt. De commissie wordt ingesteld omdat we de komende jaren te maken krijgen met fundamentele veranderingen van de arbeidsmarkt als gevolg van robotisering, platformisering en andere wensen die mensen krijgen ten aanzien van de vormgeving van hun werk. In dit kader vindt minister Koolmees van Sociale zaken en Werkgelegenheid het belangrijk tijdig na te denken over vormgeving van regels, wetgeving en belastingen rond de arbeidsmarkt in de toekomst.

NTFR 2018/2595 - Werknemer Europol heeft geen recht op premiedeel heffingskortingen

ECLI:NL:HR:2018:2081, datum uitspraak 09-11-2018, publicatiedatum 09-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van T. El Ouardi
Belanghebbende woont in Nederland en is gehuwd. In 2012 heeft zij van Europol een van inkomstenbelasting vrijgesteld salaris genoten van € 41.392. Belanghebbende is niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen. Belanghebbende is voor 2012 aangeslagen voor box 3-inkomen.

NTFR 2018/2598 - Eindarrest: Renteaftrekbeperking in strijd met vrijheid van vestiging

ECLI:NL:HR:2018:1968, datum uitspraak 19-10-2018, publicatiedatum 19-10-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van mr. dr. W.R. Kooiman
X bv, een Nederlandse vennootschap, is onderdeel van een Zweeds concern, waartoe ook een Italiaanse vennootschap behoort. Om de aandelen van deze laatste te kopen heeft X bv een nieuwe Italiaanse vennootschap opgericht, waarin zij kapitaal heeft gestort. X bv financierde die storting met een lening van een Zweedse groepsvennootschap. Over die lening was X bv in 2004 rente verschuldigd aan die Zweedse vennootschap. Deze rente heeft X bv in haar aangifte vennootschapsbelasting in aftrek gebracht. De Nederlandse fiscus heeft die aftrek echter geweigerd op grond van art. 10a, lid 2, onderdeel b, Wet VPB 1969. X bv is tegen die weigering opgekomen met het argument dat zij de rente op de lening in aftrek had kunnen brengen als zij een fiscale eenheid met haar Italiaanse dochtervennootschap had mogen vormen. Aangezien het Nederlandse recht die mogelijkheid voorbehoudt aan ingezeten vennootschappen, is er volgens X bv sprake van strijd met de vrijheid van vestiging van art. 49 en 54 VWEU. De Hoge Raad (8 juli 2016, nr. 15/00194, NTFR 2016/1857) heeft prejudiciële vragen gesteld. Het HvJ (22 februari 2018, gevoegde zaken C-398/16 en C-399/16, NTFR 2018/563) heeft vastgesteld dat de grensoverschrijdende en de binnenlandse situatie uit het oogpunt van de Nederlandse bepalingen (renteaftrekbeperkingen en fiscale eenheid) vergelijkbaar zijn en dat er dus een verschil in behandeling is. Het verschil in behandeling kan niet worden gerechtvaardigd door de noodzaak om de verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te behouden, door de noodzaak de samenhang van het Nederlandse belastingstelsel te verzekeren of door de doelstelling van de bestrijding van belastingontwijking en fraude. De Hoge Raad wijst thans eindarrest en oordeelt dat art. 10a Wet VPB 1969 buiten toepassing moet blijven ten aanzien van belanghebbende. Verder merkt de Hoge Raad op dat uit het arrest van het HvJ volgt dat per element van de fiscale-eenheidsregeling moet worden beoordeeld of zich een ongelijke behandeling voordoet. Deze ‘per-elementbenadering’ doet echter niet ter zake in de vergelijking met de hypothetische situatie waarin de niet-ingezeten dochtervennootschap is opgenomen in een fiscale eenheid met de ingezeten moedervennootschap. Deze vergelijking kan dus niet worden doorgevoerd tot elementen van de hypothetische situatie.

NTFR 2018/2599 - Tweede cassatieronde: Ierse deelneming is laagbelaste beleggingsdeelneming

ECLI:NL:HR:2018:2034, datum uitspraak 02-11-2018, publicatiedatum 02-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende houdt alle aandelen in de Ierse deelneming A. A heeft een renteloze lening verstrekt aan de Ierse zustervennootschap E. In geschil is of een verkapt dividend tot de winst van belanghebbende gerekend moet worden voor de op de renteloze lening van A aan E te imputeren rente. In dat verband is de vraag of A is aan te merken als laagbelaste beleggingsdeelneming waarop de deelnemingsvrijstelling geen toepassing vindt. Daarvoor is van belang of A is onderworpen aan een winstbelasting naar een tarief van ten minste 10% over de toetswinst. Hof Arnhem-Leeuwarden (4 juli 2017, nr. 16/01196, NTFR 2017/2252) heeft geoordeeld dat in de toetswinst geen valutaverlies op pondenleningen en een dollarvordering kan worden begrepen. Daardoor is A niet onderworpen aan een winstbelasting naar een tarief van ten minste 10%. Zij vormt dus een laagbelaste beleggingsdeelneming waarop de deelnemingsvrijstelling geen toepassing vindt. Verder overweegt de Hoge Raad dat het begrip dividend in de zin van het belastingverdrag met Ierland ook vermomde dividenduitkeringen omvat.

NTFR 2018/2600 - Nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019 (35 028)

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft op 2 november 2018 de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd. In de nota naar aanleiding van het verslag zijn ook vragen beantwoord over onderwerpen die geen directe relatie hebben met het pakket Belastingplan 2019. Voor zover die vragen in deze nota nog niet zijn beantwoord, worden deze vragen, na afronding van het parlementaire traject betreffende het pakket Belastingplan 2019, bij afzonderlijke brief beantwoord.

NTFR 2018/2601 - Derde nota van wijziging wetsvoorstel Bedrijfsleven 2019 (35 028)

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft de derde nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de derde nota van wijziging wordt een technische wijziging aangebracht in het verhoudingsgetal in art. 14c, lid 3, Wet VPB 1969 bij de geruisloze terugkeer uit een nv of bv ten gevolge van de verdere verlaging van het VPB-tarief.

NTFR 2018/2602 - Vierde nota van wijziging inzake wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019 en tweede nota van wijziging inzake wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid (34 028 en 34 959)

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019 en de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid aan de Tweede Kamer gestuurd. Deze nota’s van wijziging bevatten geen inhoudelijke wijzigingen. Als gevolg van de verwachting dat de in het ene wetsvoorstel opgenomen maatregelen eerder in werking zullen treden dan de in het andere wetsvoorstel opgenomen maatregelen, worden enkele bepalingen overgeheveld van het onderhavige wetsvoorstel naar het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid en andersom. Ook wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 maart 2018 een omissie in de innovatiebox hersteld om te voorkomen dat de periode waarover de maatregel terugwerkt langer is dan noodzakelijk.

NTFR 2018/2603 - Beantwoording vragen Eerste wetgevingsoverleg wetsvoorstel implementatie ATAD1 (35 030)

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft op 8 en 9 november 2018 een deel van de vragen schriftelijk beantwoord die in de Tweede Kamer zijn gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 5 november 2018 over het implementatiewetsvoorstel ATAD1. Tevens zijn enkele antwoorden opgenomen naar aanleiding van vragen over de voorgenomen bronbelasting op rente en royalty’s. Deze vragen zijn gesteld in het kader van het wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan 2019 op diezelfde dag. Dit onderwerp behoort strikt genomen niet tot het onderhavige wetsvoorstel, maar is in deze beantwoording meegenomen vanwege de samenhang met de substance-eisen. Deze substance-eisen spelen ook een rol in de CFC-maatregel die wél is opgenomen in het implementatiewetsvoorstel ATAD1. Op 9 november 2018 zijn de resterende vragen mondeling beantwoord, ook over de thema’s effectief en statutair tarief, de aanpak van belastingontwijking en substance, en vragen die gesteld zijn over woningcorporaties (voor zover nog niet meegenomen in de schriftelijke beantwoording). De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in haar brief van 9 november 2018 aan de Tweede Kamer ingegaan op de relatie tussen de investeringsambities en de financiële capaciteit van woningcorporaties, mede door de fiscale maatregelen uit het Belastingpakket 2019 en het implementatiewetsvoorstel ATAD1. Tevens behandelt ze onderwerpen met betrekking tot verhuurderheffing en de daarmee samenhangende heffingsverminderingen en geeft ze een reactie op verschillende moties in relatie tot de verhuurderheffing.

NTFR 2018/2604 - Herstructurering van vastgoedlichamen binnen familieconcern is geen verdeling van gemeenschap

ECLI:NL:PHR:2018:1174, datum uitspraak 18-10-2018, publicatiedatum 02-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Belanghebbende behoort vanaf haar oprichting tot een familieconcern. Bij een herstructurering heeft zij alle aandelen in onroerendezaaklichaam 1 (OZL 1) verworven en al haar aandelen in OZL 2 vervreemd. Alle aandelen zijn fictieve onroerende zaken als bedoeld in art. 4, lid 1, onderdeel a, Wet BRV.

NTFR 2018/2605 - Kabinet wil vrijstelling assurantiebelasting voor brede weersverzekering

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
Het kabinet gaat uitvoering geven aan de motie (Kamerstukken II, 2018 – 2019, 35 000, nr. 36) om de verzekering die boeren kunnen afsluiten tegen schade aan gewassen door extreme weersomstandigheden, de brede weersverzekering, vrij te stellen van assurantiebelasting. Eerder had de staatssecretaris aangegeven dat niet zeker is of een vrijstelling in de assurantiebelasting EU-rechtelijk houdbaar is naast de bestaande Tegemoetkoming premie brede weersverzekering (Kamerstukken II, 2017 – 2018, 34 785, nr. 41). Om die reden wordt op korte termijn de Europese Commissie verzocht goedkeuring te verlenen aan de invoering in Nederland van een vrijstelling in de assurantiebelasting voor de brede weersverzekering. Het budgettair beslag is oplopend tot 6,5 miljoen vanaf 2021. Er wordt gezocht naar dekking om de vrijstelling te financieren. De staatssecretaris streeft er naar het voorstel op te nemen in het pakket Belastingplan 2020.

NTFR 2018/2607 - Geen herziening mogelijk van tijdens regime landbouwregeling niet in aftrek gebrachte voorbelasting op opfokkosten

ECLI:NL:PHR:2018:918, datum uitspraak 01-08-2018, publicatiedatum 07-09-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Belanghebbende, die een melkveehouderij exploiteert, fokt kalveren (jongvee) op tot melk producerende vaarzen (melkvee). In dit kader maakt zij kosten voor voer, huisvesting, dierenarts, strooisel, water en elektriciteit (opfokkosten).

NTFR 2018/2608 - Bo382icevic Je382ovnik: goede trouw beschermt importeur/leverancier bij toepassing nultarief bij invoer gevolgd door intracommunautaire levering

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Bo382icevic Je382ovnik is een zelfstandig ondernemer die bananen invoert en distribueert. Bo382icevic Je382ovnik heeft bananen uit derde landen ingevoerd in Slovenië. Hij heeft ten aanzien van deze invoer het btw-nultarief toegepast omdat de bananen waren bestemd om naar een andere lidstaat te worden vervoerd. Om dit te staven heeft Bo382icevic Je382ovnik door de ontvanger gestempelde gebruiksverklaringen en eindbestemmingsverklaringen overgelegd. Bo382icevic Je382ovnik heeft de ingevoerde bananen na telefonische onderhandelingen aan kopers in Roemenië verkocht.

NTFR 2018/2610 - Gecombineerde verhuur woning en parkeerplaats in woon-zorgcomplex vormt één economische prestatie (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:2069, datum uitspraak 09-11-2018, publicatiedatum 09-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
Belanghebbende exploiteert een woon-zorgcomplex. Het complex omvat 106 seniorenwoningen, commerciële ruimten en een parkeergarage met 106 plaatsen. Belanghebbende heeft 83% van de parkeerplaatsen tezamen met een appartement verhuurd. De aan de realisatie van de parkeergarage toe te rekenen omzetbelasting is in aftrek gebracht. Volgens belanghebbende is met betrekking tot de gecombineerde verhuur aan dezelfde huurder sprake van twee aparte prestaties, namelijk de vrijgestelde verhuur van woonruimte en de belaste verhuur van parkeerruimte voor voertuigen. Hof Arnhem-Leeuwarden (7 november 2017, nr. 17/00332, NTFR 2017/3057) heeft dat standpunt echter niet gedeeld. Onder verwijzing naar HvJ 13 juli 1989, zaak 173/88 (Morten Henriksen) oordeelde het hof dat de gecombineerde verhuur één economische prestatie is, omdat de eigenaar en de huurder dezelfde zijn en het appartement en de parkeerplaats in hetzelfde gebouw, in de zin van bouwkundige eenheid, zijn gelegen. Dat de parkeergarage en de appartementen door deuren van elkaar zijn gescheiden, is in dit opzicht niet relevant. Voorts is het hof van oordeel dat belanghebbende vergeefs een beroep heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel. Met betrekking tot de opgelegde verzuimboete is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een pleitbaar standpunt. Bij de ingebruikneming van de parkeergarage kon en mocht belanghebbende redelijkerwijs niet menen dat de aftrek van 83% van de voorbelasting op de bouwkosten in stand kon blijven. De verzuimboete is terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd.

NTFR 2018/2613 - Verhuurderheffing: woningen bestemd voor sloop en verkoop voor verhuur bestemd, in bruikleen gegeven woningen niet (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:2077, datum uitspraak 09-11-2018, publicatiedatum 09-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
Belanghebbende maakt bezwaar tegen de voldoening van verhuurderheffing op aangifte over het jaar 2013. Op de peildatum heeft zij 71.737 objecten in haar bezit. Daarvan zijn er 19.124 bestemd voor de verkoop en 1.992 bestemd voor de sloop. Deze woningen worden vrijwel allemaal verhuurd. Daarnaast zijn er 447 woningen – in afwachting van sloop, renovatie of verkoop – om niet, dan wel tegen een vergoeding ter beschikking gesteld door middel van een gebruiksovereenkomst. Belanghebbende is van mening dat de voor sloop of verkoop bestemde woningen en de woningen die door middel van een gebruiksovereenkomst ter beschikking worden gesteld, niet voldoen aan het begrip ‘huurwoning’ in de zin van de Wet verhuurderheffing. De rechtbank (Rechtbank Noord-Holland 29 januari 2018, nr. 16/168, NTFR 2018/608) heeft geoordeeld dat op grond van objectieve criteria beoordeeld dient te worden of de woningen voor verhuur bestemde woningen zijn. Met betrekking tot de voor sloop en verkoop bestemde woningen oordeelde zij dat dat inderdaad het geval is, nu deze woningen op grond van een overeenkomst worden bewoond. Daarbij speelt een rol dat de vergoeding die de gebruiker aan belanghebbende betaalt niet louter symbolisch is en dat niet is gebleken dat de gebruiker zich niet jegens belanghebbende heeft verplicht de woning zelfstandig als hoofdverblijf te blijven bewonen.

NTFR 2018/2614 - Hoge Raad belicht begrip 'verharde openbare weg' in kader van watersysteemheffing

ECLI:NL:HR:2018:2079, datum uitspraak 09-11-2018, publicatiedatum 09-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van mr. B.S. Kats
De provincie Flevoland, belanghebbende, is als eigenaar door het waterschap aangeslagen in de watersysteemheffing ter zake van openbare wegen. Die wegen worden in de toepasselijke verordening aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken. Daarvoor geldt een gedifferentieerd tarief. Voor verharde openbare wegen geldt een hoger tarief. In geschil is of het waterschap terecht ervan is uitgegaan dat tot de te belasten oppervlakte van een weg niet alleen het verharde gedeelte daarvan behoort, maar ook de onverharde delen die dienstbaar zijn aan de verkeersfunctie van de weg (zoals de bermen en bermsloten). Hof Arnhem-Leeuwarden (12 december 2017, nrs. 17/00204 t/m 17/00207, NTFR 2018/79) heeft deze vraag ontkennend beantwoord. De Hoge Raad zet aan de hand van de wetsgeschiedenis die ten grondslag ligt aan de tariefdifferentiatie uiteen dat de grondslag van die differentiatie met name gelegen is in de hogere piekafvoeren die zich bij hemelwater voordoen op de verharde oppervlakten van openbare wegen. Aangezien die piekafvoer alleen wordt veroorzaakt door het verharde oppervlakte van de openbare weg, moet onder het begrip verharde openbare weg in de zin van de tariefdifferentiatie worden verstaan het verharde gedeelte van een openbare weg. Nu in de wet niet is bepaald wat onder het begrip ‘openbare weg’ moet worden verstaan, dient daarvoor aansluiting te worden gezocht bij de Wegenwet. Uit die wet volgt dat de tot een weg behorende berm tot de openbare weg moet worden gerekend. Daarom geldt, anders dan het hof heeft geoordeeld, de tariefdifferentiatie ook met betrekking tot het verharde gedeelte van een bij de openbare weg behorende berm. Het oordeel van het hof dat tot de te belasten oppervlakte van een weg niet behoren de onverharde delen die dienstbaar zijn aan de verkeersfunctie van de weg, is wel cassatieproof.

NTFR 2018/2615 - Niet eigenaar perceel, maar exploitant minicamping is belastingplichtige voor de toeristenbelasting (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:2070, datum uitspraak 09-11-2018, publicatiedatum 09-11-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
Belanghebbende is eigenaar van een perceel waarop met vakantiewoningen en een minicamping gelegenheid tot verblijf wordt gegeven aan toeristen. De minicamping wordt geëxploiteerd door een bv, waarvan belanghebbende bestuurder is. In geschil is de aan belanghebbende opgelegde aanslag toeristenbelasting. Belanghebbende stelt dat niet zij, maar de bv belastingplichtig is. Het hof (Hof Den Bosch 10 november 2017, nr. 16/00153, NTFR 2018/194) heeft belanghebbende in die stelling gevolgd, maar uitsluitend wat de minicamping betreft. Volgens het hof is met betrekking tot de verhuur van de minicamping aan de bv geen sprake van een schijnhandeling of van fraus legis. Ter zake van de vakantiewoningen heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat deze door de bv worden geëxploiteerd. Anders dan bij de minicamping heeft belanghebbende ter zake geen huurovereenkomst overgelegd. In zoverre is de aanslag dan ook terecht opgelegd.

NTFR 2018/2616 - Beantwoording Kamervragen over de opmars van 'no cure no pay'-bureaus bij WOZ-bezwaren voor het indienen van WOZ-bezwaren

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 geschreven door H. Arling
Minister Dekker van Rechtsbescherming heeft geantwoord op de Kamervragen over het indienen van WOZ-bezwaren door ‘no cure no pay’-bureaus. Deze vragen zijn gesteld nadat de Waarderingskamer in zijn brief van 26 juni 2018 heeft aangegeven dat het aantal ingediende WOZ-bezwaren op basis van no cure no pay blijft stijgen. Deze trend gaat gepaard met ongewenste praktijken van dergelijke bureaus. Genoemd wordt bijvoorbeeld het verkrijgen van machtigingen op een drukke beurs en het sponsoren van verenigingen op basis van het aantal leden dat een machtiging afgeeft. De minister geeft aan dat deze problematiek niet op zichzelf staat. Ook bij andere belastingmiddelen, zoals parkeerbelastingen en BPM, is een verdienmodel ontstaan door het indienen van bezwaren op basis van no cure no pay. De ontwikkeling van de aantallen ‘no cure no pay’- bezwaren en de in verband daarmee toegekende kostenvergoedingen zal worden onderzocht. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal naar oplossingen worden gekeken.

NTFR 2018/2624 - Autohandelaar heeft recht op immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn ook al is bezwaar niet-ontvankelijk

ECLI:NL:PHR:2018:1035, datum uitspraak 20-09-2018, publicatiedatum 05-10-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
Belanghebbende heeft op 11 november 2013 aangifte gedaan ingevolge de Wet BPM en heeft conform de aangifte een bedrag aan BPM voldaan voor een uit het buitenland geïmporteerde gebruikte personenauto. Op 3 april 2014 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen haar eigen voldoening op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2017 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende is in de bezwaarfase niet door de inspecteur gehoord. Bij beroepschrift van 21 juni 2017 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarin heeft belanghebbende gesteld dat de redelijke termijn van berechting door de lange duur van de bezwaarprocedure is overschreden, dat de inspecteur ten onrechte geen onderzoek heeft verricht naar een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.

NTFR 2018/2625 - Antwoorden op Kamervragen over belastingontwijking door farmaceuten

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018 geschreven door mr. S.J.P. Ubachs
De staatssecretaris van Financiën heeft kamervragen beantwoord over belastingontwijking via Nederland door farmaceutische bedrijven. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een rapport van Oxfam Novib. De staatssecretaris geeft aan dat het aanpakken van belastingontwijking een speerpunt is voor het kabinet. Hij geeft verder aan dat de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel onzakelijke winstverschuivingen binnen een concern voorkomt. Ook verwijst hij naar de invoering van een CFC-maatregel en het voornemen om een bronbelasting in te voeren op betalingen van rente en royalty’s naar laagbelastende landen.

NTFR 2018/2626 - Verlies uit borgstelling niet aftrekbaar ivm aandeelhoudersbelangen

ECLI:NL:GHDHA:2018:2547, datum uitspraak 26-09-2018, publicatiedatum 02-10-2018
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2018
Belanghebbende had tot 29 januari 2009 een (indirect) belang van 33 1/3 in bv A. Op die datum werd uitvoering gegeven aan het besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van 13 november 2008 inhoudende de beslissing dat het belang van belanghebbende werd vergroot tot 66 2/3 en dat B een (indirect) belang van 33 1/3 in bv A zou verkrijgen.