NTFR 2019/1636 - Overgangsrecht Vo. 883/2004 leidt niet tot toepassing van twee gelijktijdige wetgevingen zoals bij art. 14 quater, onderdeel b, Vo. 1408/71
Aflevering 26, gepubliceerd op 27-06-2019 met annotatie van mr. A.H.W. SteijnV was van september 1980 tot en met 30 september 2007 werkzaam als advocaat en was ingeschreven bij de balie van Brussel (België). In deze periode was hij aangesloten bij het Belgische socialeverzekeringsfonds Securex. Het advocatenkantoor waar hij werkzaam was, is vervolgens vereffend en V is als vereffenaar aangesteld. Zijn aansluiting bij Securex heeft hij opgezegd. Vanaf 1 oktober 2007 werkt V als directeur juridische zaken bij een in Luxemburg gevestigde vennootschap en is hij als werknemer aan de Luxemburgse socialezekerheidsregeling onderworpen. Op 23 december 2013 heeft Securex V laten weten dat hij vanwege zijn werkzaamheden moest worden beschouwd als een aan de Belgische socialezekerheidsregeling onderworpen zelfstandige in bijberoep. Over de periode 2007-2013 was hij daarom in België premie en wettelijke interest verschuldigd. V heeft beroep ingesteld tegen de beslissing dat hij onderworpen is aan de Belgische socialezekerheidsregeling. De Belgische rechter heeft in hoger beroep prejudiciële vragen over het overgangsrecht in art. 87, lid 8, Vo. 883/1004 gesteld. Volgens het HvJ worden in art. 87, lid 8 niet expliciet situaties geregeld als die waarop art. 14 quater, onderdeel b, Vo. 1408/71 ziet, waarin de socialezekerheidswetgeving van twee lidstaten gelijktijdig van toepassing is en op grond van Vo. 883/2004 slechts een van beide wetgevingen van toepassing blijft. Volgens vaste rechtspraak moet bij de uitleg van een bepaling niet alleen rekening worden gehouden met haar bewoordingen, maar ook met de context en met de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan zij deel uitmaakt. Bij Vo. 883/2004 zijn de voorschriften van Vo. 1408/71 gemoderniseerd en vereenvoudigd. Er is een einde gemaakt aan alle in Vo. 1408/71 neergelegde uitzonderingen op het beginsel dat de wetgeving van slechts één lidstaat van toepassing is. Aan art. 87, lid 8, tezamen met de context van die bepaling kan geen argument worden ontleend om uitzonderingsgevallen te handhaven. Volgens de zogenoemde Praktische gids voor de toepasselijke wetgeving is het doel van art. 87, lid 8 om voor een zachte landing te zorgen als er een verschil in toepasselijke wetgeving ontstaat. Voor V ontstaat er geen verschil in toepasselijke wetgeving. In plaats van tegelijkertijd aan twee wetgevingen is hij aan een van die wetgevingen onderworpen. Hieruit volgt volgens het HvJ dat art. 87, lid 8 niet van toepassing is op een situatie zoals die van V, waarin iemand gelijktijdig aan twee wetgevingen is onderworpen. Hij hoefde geen uitdrukkelijke aanvraag te doen om onder de Luxemburgse wetgeving te blijven vallen.