NTFR 2020/2020 - Vergoedingen voor voorzitter en leden bezwarenadviescommies ex art. 7:13 Awb zijn niet belast
ECLI:NL:HR:2020:1143, datum uitspraak 26-06-2020, publicatiedatum 26-06-2020
Aflevering 27, gepubliceerd op 02-07-2020 met annotatie van mr. M. SoltysikBelanghebbende heeft voor diverse ministeries werkzaamheden verricht als voorzitter of als gewoon lid van een bezwarenadviescommissie als bedoeld in art. 7:13 Awb. Hiervoor heeft zij vergoedingen ontvangen. Volgens Hof Amsterdam (29 mei 2018, nr. 17/00346, NTFR 2018/1673) verricht belanghebbende de commissiewerkzaamheden als ondernemer. De Hoge Raad concludeert echter anders. Volgens de Hoge Raad is belanghebbende ter zake van de commissiewerkzaamheden geen omzetbelasting verschuldigd. De Hoge Raad overweegt daartoe het volgende. De commissiewerkzaamheden vormen economische activiteiten. In dit kader is niet van belang of degene die de werkzaamheden verricht deel uitmaakt van een orgaan van de overheid of dat diegene lid is van een bij wet ingestelde commissie van de overheid. Met betrekking tot de vraag of belanghebbende de commissiewerkzaamheden zelfstandig uitoefent, zijn de juridische en de feitelijke context waaronder de werkzaamheden worden verricht van belang. Daarom zet de Hoge Raad eerst het juridische omzetbelastingkader uiteen en dat van art. 7:13 Awb. Vervolgens concludeert de Hoge Raad dat de leden van de bezwarenadviescommissie hun werkzaamheden in het kader van die commissie niet uitoefenen in een verhouding van ondergeschiktheid ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van ‘de werkgever’. Die leden behoren daarom als zodanig niet tot de personen ten aanzien van wie in art. 10 Btw-richtlijn is uitgesloten dat zij zelfstandig economische activiteiten verrichten. Aan dit oordeel doet niet af dat de hoogte van de bezoldiging van de voorzitter en de andere leden van de bezwarenadviescommissie wettelijk is vastgelegd. Hiervan uitgaande moet ook nog worden onderzocht of de werkzaamheden of handelingen als voorzitter en als gewoon lid van een bezwarenadviescommissie een zelfstandig uitgeoefende economische activiteit vormen als bedoeld in art. 9 Btw-richtlijn. Dit is niet het geval. Dat volgt uit de omstandigheid dat zowel de voorzitter als de andere leden van de bezwarenadviescommissie geen individuele taken of verantwoordelijkheden hebben. Zij verrichten de werkzaamheden of handelingen als lid van de bezwarenadviescommissie en niet op eigen naam, voor eigen rekening en/of onder eigen verantwoordelijkheid. Economisch risico lopen deze leden van de bezwarenadviescommissie niet. Iemand die in de hoedanigheid van voorzitter of gewoon lid van een bezwarenadviescommissie als bedoeld in art. 7:13 Awb werkzaamheden verricht, doet dat dus niet als ondernemer in de zin van art. 7 Wet OB 1968. Anders dan het hof heeft geoordeeld, kunnen personen die inkomensrisico lopen pas als zelfstandig worden beschouwd wanneer zij ter zake van het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden of handelingen de aan die werkzaamheden of handelingen verbonden economische risico’s zelf dragen. Anders dan waarvan het hof kennelijk is uitgegaan, volgt uit de rechtspraak van het HvJ niet dat het voor de vaststelling dat iemand zelfstandig optreedt in de zin van art. 9, lid 1, Btw-richtlijn 2006, voldoende is dat de overeengekomen werkzaamheden niet worden verricht in een juridische verhouding als bedoeld in art. 10 Btw-richtlijn.