NTFR 2018/2 - Toenemende invloed van artikel 6 EVRM op zuivere belastinggeschillen
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 11-01-2018 geschreven door mr. dr. N. DjebaliArt. 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) is volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) niet van toepassing op het zuivere belastinggeschil.Zie EHRM 9 december 1994, nr. 19/005/91, 19006/91 (Schouten en Meldrum/Nederland) en EHRM 12 juli 2001, nr. 44759/98 (ferrazzini/Italië). Maar wat is nu precies dat zuivere belastinggeschil? Hiermee wordt gedoeld op een geschil waarin enkel de vaststelling van de belastingaanslag aan de orde is en waarin de oplegging van een bestuurlijke boete als zodanig niet ter toetsing voorligt. Met andere woorden: het strafrecht is in geen velden of wegen te bekennen. In de loop der tijd is veel lezenswaardige literatuur verschenen over de invloed van het strafrecht op de belastingprocedure en de geleidelijke toename in dezen.Zie bijvoorbeeld prof. mr. Ch.P.A. Geppaart, De invloed van art. 6 EVRM op de fiscale boete, WFR 1994/1471 en meer recent prof. dr. M.W.C. Feteris, Invloed van het strafrecht op het fiscale boeterecht, WFR 2015/140. In die literatuur is veelal ingezoomd op de ‘niche’ die fiscaal boeterecht heet, hetgeen niet verwonderlijk is gelet op de onmiskenbare leer van het EHRM. Een clear-cut case zo het zich laat aanzien. Indien de belastinginspecteur in kwestie geen bestuurlijke boete heeft opgelegd, dan dient de belastingrechter in kwestie bij de beslechting van het belastinggeschil art. 6 EVRM buiten beschouwing te laten. Maar is deze afbakening echt zo scherp, of zien wij via kieren en gaten de rechtsbeginselen van art. 6 EVRM steeds meer in het zuivere belastinggeschil doorsijpelen?