Aflevering 50

Gepubliceerd op 10 december 2020

NTFR 2020/3566 - COVID-19: Zorgbonus. Uitbreiding van de definitie van zorgaanbieder

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
De definitie van zorgaanbieder in de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 is uitgebreid. Er is gebleken dat de huidige definitie van zorgaanbieder niet volstaat om het volledige spectrum aan zorgaanbieders, waarbij zorgprofessionals een uitzonderlijke prestatie hebben verricht, onder de reikwijdte van de Subsidieregeling te brengen. De uitbreiding betreft deels zorgaanbieders waarvan wel beoogd was dat zij onder de regeling vielen, maar waarvoor nog een technische wijziging nodig blijkt, en deels zorgaanbieders die abusievelijk nog niet in beeld waren tijdens het opstellen van de Subsidieregeling.

NTFR 2020/3569 - Nota n.a.v. verslag Eerste Kamer wetsvoorstel Wet eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Eerste Kamer de nota naar aanleiding van het verslag gestuurd van het wetsvoorstel Wet eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen. Het kabinet wil het bereik niet uitbreiden tot particuliere huurders. Wel bereidt het kabinet verschillende maatregelen voor die ook voor deze overige huurders en voor huurders van woningcorporaties die later met een inkomensdaling te maken krijgen, de betaalbaarheid verbeteren. Daarnaast heeft de Belastingdienst aangegeven dat een uitbreiding van de voorgestelde deling van inkomensgegevens in 2021 naar particuliere verhuurders niet haalbaar is.

NTFR 2020/3570 - Beantwoording vragen over afgedane moties en toezeggingen

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met de beantwoording van vragen uit het schriftelijk overleg inzake de brief over fiscale moties en toezeggingen (NTFR 2020/2635). Als bijlage bij de Kamerbrief zijn gevoegd een bijlage met afgedane moties en toezeggingen en het verslag van het hiervoor bedoelde schriftelijk overleg.

NTFR 2020/3571 - Aanvullende duiding van de problemen bij de Belastingdienst

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
De staatssecretarissen van Financiën hebben de Tweede Kamer geïnformeerd over onder andere analyses die zijn gemaakt van de problemen bij de Belastingdienst en de FIOD en geven een overzicht van wat er niet goed loopt. De FIOD heeft een belangrijke opgave waar het gaat om de financiële veiligheid van Nederland en de uitvoering van het nationale plan tegen witwassen van het kabinet. Er zijn daarvoor extra middelen beschikbaar gesteld en er wordt sterk ingezet op publiek-private samenwerking met de banken.

NTFR 2020/3572 - Vermogensverlies onvolwaardige vordering bij debiteursvervanging geen gevolg van onzakelijk debiteurenrisico

ECLI:NL:HR:2020:1856, datum uitspraak 20-11-2020, publicatiedatum 20-11-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 met annotatie van mr. B. Jorissen
Belanghebbende is enig aandeelhouder van D. D houdt alle aandelen in E, die op haar beurt alle aandelen in verschillende groepsmaatschappijen houdt, waaronder F. De groep is jarenlang gefinancierd door banken. Sinds het einde van de jaren negentig geschiedt dit grotendeels door belanghebbende door geldverstrekking in rekening-courant. F werd aanvankelijk gefinancierd door verschillende groepsvennootschappen. Deze vennootschappen leenden gelden, die zij van belanghebbende hadden geleend, door aan F. In 2012 zijn deze gelden ‘omgezet’ in een vordering in rekening-courant van belanghebbende op F. Eind 2012 bedroeg die vordering € 580.758 (€ 560.758 + € 20.000 aan rente). In oktober 2013 is F in staat van faillissement verklaard. Belanghebbende heeft de rekening-courantvordering op F gewaardeerd op nihil en het afwaarderingsverlies van € 580.758 in aftrek gebracht als row. Hof Den Haag (4 september 2019, nrs. 18/00572 t/m 18/00574, NTFR 2020/402) heeft dat niet toegestaan. In cassatie houdt die hofuitspraak echter geen stand.

NTFR 2020/3575 - Voordeel uit managementparticipatie terecht als loon aangemerkt

ECLI:NL:RBGEL:2020:4580, datum uitspraak 31-08-2020, publicatiedatum 06-10-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Op 1 januari 2012 is de heer B als werknemer in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van belanghebbende, A bv, in de functie van directeur Business Unit Voortgezet Onderwijs. In september 2013 wordt B de mogelijkheid geboden voor een managementparticipatie van € 400.000, maar er bestaat nog geen overeenstemming over onder andere de waardering van de aandelen. Bij vaststellingsovereenkomst (VSO) van 26 november 2014 zijn belanghebbende en B overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd per 31 december 2014. De VSO bevat tevens afspraken over de deelname aan de managementparticipatie. Daarin is onder meer opgenomen dat B voor € 400.000 een aantal certificaten van gewone aandelen koopt en geleverd zal krijgen in I bv. Verder is bepaald dat B per 1 januari 2015 kwalificeert als ‘Goede Vertrekker’ en de beëindiging van het dienstverband leidt tot een verplichte (terug)verkoop van de certificaten. Op 14 april 2015 zijn de certificaten van aandelen door B verkocht voor een bedrag van € 785.000. De inspecteur merkt het verschil tussen de aan- en de verkoopprijs van de certificaten van aandelen ad € 385.000 aan als loon. Belanghebbende vindt dat er geen sprake is van loon omdat de aan- en verkoop van de certificaten van aandelen in I bv voortvloeien uit de voor of op 1 januari 2012 gesloten overeenkomst rondom de managementparticipatie. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorstel, de e-mails tussen partijen, de vaststellingsovereenkomst en de overige gedingstukken niet blijkt dat er reeds voor of op 1 januari 2012 een overeenkomst tot stand is gekomen. Er is niet nader uitgewerkt hoeveel (certificaten van) aandelen B zou kopen, wat de verkrijgingsprijs van de aandelen zou zijn en welke rechten en verplichtingen aan deze aandelen verbonden zouden zijn. B wist op 1 januari 2012, maar ook in september 2013, niet wat hij precies zou verkrijgen voor zijn koopsom. Uit een e-mail van oktober 2013 van B blijkt dat de door belanghebbende voorgestelde uitwerking van de managementparticipatie nog niet was aanvaard door B. Pas in maart 2014 werd door belanghebbende een eindvoorstel gedaan waarna overeenstemming is bereikt over de essentialia van de overeenkomst en was sprake van aanvaarding van het aanbod door B. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat er pas in 2014 een overeenkomst tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur dit loon terecht in 2014 in de heffing betrokken.

NTFR 2020/3577 - Tweede Kamervragen beantwoord over mogelijke fouten bij berekening box 3-rendement

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
In een brief aan de Tweede Kamer gaat de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst in op een artikel waarin wordt gesteld dat er opnieuw fouten zijn gemaakt bij de berekening van de rendementspercentages van box 3 voor onroerende zaken en aandelen. Ook wordt gesteld dat het aanpassingsproces van de langetermijnrendementen van box 3 niet transparant is. In een bijlage bij de brief zijn antwoorden van de staatsecretaris opgenomen op Tweede Kamervragen over het artikel.

NTFR 2020/3579 - Winstbepaling woningcorporatie: heffingskorting verhuurderheffing is volgens A-G Wattel een investeringssubsidie

ECLI:NL:PHR:2020:1079, datum uitspraak 13-11-2020, publicatiedatum 27-11-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 met annotatie van drs. R. van Haperen
Belanghebbende is een vennootschapsbelastingplichtige woningcorporatie. Zij heeft een kantoorpand verbouwd tot vijftig socialehuurwoningen. In 2015 heeft zij daarvoor een definitieve investeringsverklaring van de RVO verkregen. Op grond van art. 1.10 Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Wmw 2014 II) had zij daarom recht op vermindering van haar verhuurderheffing ad € 10.000 per woning. Haar heffingskorting bedroeg dus € 500.000. De niet-verminderde verhuurderheffing bedroeg € 1.139.658, zodat na aftrek van de korting € 639.658 resteerde. De verhuurderheffing is aftrekbaar als ondernemingslast bij de bepaling van de belastbare winst voor de vennootschapsbelasting.

NTFR 2020/3583 - ADR-rapport schenk- en erfbelasting en stand van zaken belastingrente voor de erfbelasting

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
De minister van Financiën en de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst hebben een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin zij een ADR-rapport over de schenk- en erfbelasting aanbieden. Het rapport bevat de bevindingen van het onderzoek naar de ontwikkelingen in raming en realisatie van de schenk- en erfbelasting over de periode 2016 tot en met 2019. Daarnaast wordt de Kamer geïnformeerd over andere ontwikkelingen op het gebied van de schenk- en erfbelasting, waaronder de belastingrente voor de erfbelasting.

NTFR 2020/3588 - Activiteiten van vermogensbeheerder kunnen worden beschouwd als collectief vermogensbeheer (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2020:1921, datum uitspraak 04-12-2020, publicatiedatum 04-12-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
Belanghebbende exploiteert een effectenkantoor dat aan particuliere beleggers verschillende beleggingsprofielen met verschillende risicoprofielen aanbiedt. De aangeboden beleggingsprofielen worden ‘Mozaïekfondsen’ genoemd. Belanghebbende heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met stichting A. Beleggers storten geld op de rekening van stichting A, en nadat de stichting hiervan effecten heeft gekocht, wordt de vordering van de belegger omgezet in een vordering in effecten. Belanghebbende beschikt over een vergunning voor individueel vermogensbeheer. Belanghebbende brengt aan haar beleggers een beheer-fee in rekening. In geschil is de vraag of de diensten van belanghebbende zijn aan te merken als beheer van collectief bijeengebracht vermogen en zijn vrijgesteld voor de btw. De rechtbank oordeelde van niet. Niet in geschil is dat belanghebbende geen instelling is voor collectieve belegging in effecten, een zogenoemde ICBE. Toch komt het hof (Hof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2019, nr. 17/00980, (NTFR 2019/606)) tot het oordeel dat de vrijstelling van toepassing is. Hierbij acht het hof van belang dat beleggers geld storten op een rekening van stichting A en dat de vordering van de belegger op de stichting luidt in effecten. Stichting A is juridisch eigenaar van de effecten. De bank houdt de effecten in bewaring namens stichting A en administreert slechts dat de betreffende effecten toebehoren aan stichting A. Verder acht het hof relevant dat het beleggingsmandaat voor de aankoop van effecten per risicoprofiel vastligt en niet onderhandelbaar is en dat het vermogen van de beleggers wordt samengevoegd via stichting A, waardoor de beleggers vorderingen luidende in effecten verkrijgen op stichting A en geen rechtstreekse gerechtigheid tot die effecten, noch de juridische eigendom van de effecten. Gelet hierop is het hof van oordeel dat sprake is van het door het HvJ (9 december 2015, zaak C-595/12, (NTFR 2015/3238)) geformuleerde criterium van ‘samengevoegd vermogen’, zodat belanghebbende recht heeft op toepassing van de vrijstelling voor collectieve beleggingen in effecten. Niet in geschil is dat de beleggingsprofielen (Mozaïeken) worden aangeboden binnen het kader van de aan belanghebbende toegekende vergunning voor individueel vermogensbeheer in de zin van de Wft. Naar het oordeel van het hof voldoet belanghebbende hiermee aan de eis dat zij onderworpen is aan bijzonder overheidstoezicht.

NTFR 2020/3589 - Plaatsing zonnepanelen geeft recht op aftrek van voorbelasting op verwerving woning

ECLI:NL:PHR:2020:1017, datum uitspraak 30-10-2020, publicatiedatum 27-11-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 met annotatie van mr. dr. J.B.O. Bijl
A-G Ettema heeft conclusie genomen in een zaak waarin de vraag centraal staat of en, zo ja, in hoeverre vanwege de exploitatie van zonnepanelen op het dak van een nieuwbouwwoning voor de verwerving van die woning recht op aftrek van voorbelasting bestaat. De advocaat-generaal heeft de gelegenheid aangegrepen om op iets algemener niveau in te gaan op de aftrek van omzetbelasting bij nieuwbouwwoningen met zonnepanelen. De omstandigheid dat ook iedere particulier die met zonnepanelen opgewekte elektriciteit duurzaam (voor onbepaalde tijd) aan ‘het net’ levert, voor de heffing van omzetbelasting als ondernemer moet worden gezien, zorgt in zoverre voor enige hoofdbrekens.

NTFR 2020/3592 - Geen recht op aftrek bij aanwending gelden voor lening na niet-doorgaan overname (Sonaecom)

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Sonaecom is een holdingmaatschappij die niet alleen kapitaaldeelnemingen verwerft, maar zich ook bezighoudt met het beheer en de strategische coördinatie van mediaondernemingen. In het kader van deze activiteiten heeft Sonaecom diensten afgenomen in de vorm van een marktonderzoek met het oog op de verwerving van telecomaanbieder Cabovisão. Sonaecom was voornemens jegens Cabovisão btw-plichtige beheersdiensten te verrichten. Deze verwerving heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden. Sonaecom heeft tevens een bankprovisie betaald aan BCP voor diensten in verband met het verkrijgen van een obligatielening van € 150 miljoen. Omdat de investering in Cabovisão niet was verwezenlijkt, heeft Sonaecom deze geldmiddelen in de vorm van een lening ter beschikking gesteld aan haar moedermaatschappij (Sonae SGPS). De verwijzende rechter vraagt zich ten eerste af of de btw op het marktonderzoek aftrekbaar is voor Sonaecom. Daarnaast vraagt deze rechter zich af of de btw op de bankprovisie in aftrek mag worden gebracht.

NTFR 2020/3594 - 21% btw voor het aanbrengen van een groendak, maar 9% btw voor de bijbehorende planten

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 geschreven door mr. P.F. Zijlstra
Volgens een tijdelijk gepubliceerd bericht op de website van de Belastingdienst wordt het aanbrengen van een groendak belast met 21% btw, maar is goedgekeurd dat de planten die daarbij worden gebruikt onder het 9%-tarief vallen. Een groendak is een bestaand dak dat wordt bedekt met een drainagemat, vervolgens met een mat met kunstmatige bodem en ten slotte met een mat met beplanting. Het aanbrengen van een groendak valt volgens de Belastingdienst niet onder tabelpost b.19 (isoleren van woningen ouder dan twee jaar) omdat er diverse redenen zijn om voor een groendak te kiezen. Dat aan een groendak soms enige energiebesparing wordt toegeschreven, maakt dit volgens de Belastingdienst niet anders. Het aanbrengen van een groendak wordt daarom belast met 21% btw. Goedgekeurd is dat planten die worden gebruikt bij de aanleg van tuinen en dergelijke onder tabelpost a.48 vallen. De planten voor het groendak vallen daarom onder het 9%-tarief.

NTFR 2020/3595 - Wijziging besluit maatstaf van heffing

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
Dit staatssecretaris van Financiën wijzigt het besluit van 29 juni 2018 over de maatstaf van heffing. Naast enkele tekstuele aanpassingen wordt goedgekeurd dat de BPM niet tot de maatstaf van heffing behoort bij de levering van een nieuw motorrijtuig door een dealer/handelaar aan de koper waarbij het kenteken vóór die levering op naam van de leverancier is gesteld.

NTFR 2020/3596 - Geen aftrek bij meer dan 90% privégebruik

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 geschreven door mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
In navolging van Duitsland en Oostenrijk heeft Nederland de Europese Unie verzocht om een maatregel te mogen toepassen die de btw op goederen en diensten die door de ondernemer voor meer dan 90% voor privé- of andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, inclusief niet-economische activiteiten, volledig van het recht op aftrek uitsluit. De Europese Commissie heeft het voorstel van het uitvoeringsbesluit naar de overige lidstaten gestuurd. Als de maatregel wordt goedgekeurd, is deze van toepassing van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023, met een mogelijkheid tot verlenging.

NTFR 2020/3597 - Wetsvoorstel en nota n.a.v. verslag Tweede Kamer novelle Wet vliegbelasting

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft de Tweede Kamer de novelle Wet vliegbelasting (35 645) gestuurd. Deze novelle wijzigt het voorstel Wet vliegbelasting (35 205) en laat de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen uit de Wet vliegbelasting vervallen. Ook heeft de staatssecretaris de nota naar aanleiding van het verslag novelle Wet vliegbelasting gestuurd. De staatssecretaris beantwoordt onder meer vragen over de onderzoeken naar de effecten van de vliegbelasting, de opbrengsten en het tarief van de vliegbelasting en de Europese route.

NTFR 2020/3598 - Onderzoek naar toepassing woningtarief OZB voor sportaccommodaties, dorpshuizen en andere ‘instellingen van sociaal belang’

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020
De huidige wettelijke bepaling van art. 220f, lid 2, Gem.w. is voor gemeenten niet toepasbaar. Dit schrijft minister Ollengren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer over de uitkomst van het gesprek met de VNG over de toepassing van art. 220f Gem.w. Uit het gesprek met de VNG blijkt dat er interpretatieve vraagstukken zijn en een wetstechnische onduidelijkheid.

NTFR 2020/3599 - Hoge Raad ziet af van beantwoording van prejudiciële vragen

ECLI:NL:HR:2020:1945, datum uitspraak 04-12-2020, publicatiedatum 04-12-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in haar uitspraak van 1 augustus 2016, nrs. 15/6759 t/m 15/6762, NTFR 2016/2253 prejudiciële vragen voorgelegd aan de Hoge Raad over de Nederlandse behandeling van portfoliodividenden uitgekeerd aan een Engels beleggingsfonds. Naar aanleiding daarvan heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 3 maart 2017, nr. 16/03955, NTFR 2017/687 prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. De Hoge Raad heeft dit verzoek om een prejudiciële beslissing ingetrokken nadat het HvJ in een Deense zaak (Fidelity Funds) op 21 juni 2018, zaak C-480/16, NTFR 2018/1484 had geoordeeld dat de Deense bronbelasting op dividenden betaald aan een buitenlands beleggingsfonds in strijd is met vrijheid van kapitaal. De belanghebbende in de onderhavige zaak heeft zijn bij de rechtbank ingestelde beroepen ingetrokken. De Hoge Raad vindt het daarom niet meer nodig om de prejudiciële vragen van de rechtbank te beantwoorden. Vanwege zijn beslissing in een soortgelijke zaak in HR 23 oktober 2020, nrs. 16/03954, 17/02428 en 19/01141, NTFR 2020/3011 ziet de Hoge Raad ook geen aanleiding voor een ambtshalve beantwoording van de prejudiciële vragen.

NTFR 2020/3600 - Hof bepaalt ingangsdatum van wettelijke rente over dwangsom die gemeente had moeten toekennen onjuist

ECLI:NL:HR:2020:1774, datum uitspraak 13-11-2020, publicatiedatum 13-11-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
Belanghebbende heeft op 5 maart 2017 bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking 2017 en een aanslag OZB 2017. Op 7 januari 2018 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld. De uitspraken op bezwaar zijn gedaan op 22 februari 2018, zonder toekenning van een dwangsom. Hof Den Bosch (20 februari 2020, nr. 19/00119, NTFR 2020/946) heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar een dwangsom is verschuldigd van € 820. Daarbij heeft het hof bepaald dat daarover wettelijke rente is verschuldigd vanaf vier weken na de datum waarop de uitspraak van het hof is gedaan. Volgens belanghebbende dient de heffingsambtenaar wettelijke rente te vergoeden vanaf 20 april 2018 tot de dag van betaling van de dwangsom.

NTFR 2020/3602 - Stand van zaken invordering en inningskosten

Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretarissen van Financiën hebben de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de invordering, de inningskosten en de opbrengsten van verschillende belastingsoorten en accijnzen. De aanleiding is de aandacht die de Kamer op 11 november jl. tijdens de behandeling van het pakket Belastingplan 2021 gevraagd heeft voor de stand van zaken met betrekking tot de invordering van belastingen en toeslagen. De heer Omtzigt heeft gevraagd hoe het met de achterstand bij de invordering, al dan niet in relatie tot de coronacrisis, staat en in welke mate bedragen ingevorderd kunnen worden en op welke wijze dat gebeurt. In de motie-Haga/Baudet is gevraagd om een overzicht van de inningskosten en de opbrengsten van verschillende belastingsoorten en accijnzen. Verder geven de staatssecretarissen een overzicht van de uitvoeringskosten en de opbrengsten van de diverse belasting- en premieontvangsten en accijnzen op basis van de uitvoeringskosten in 2019. Voornoemde motie is hiermee afgedaan.