NTFR 2020/3588 - Activiteiten van vermogensbeheerder kunnen worden beschouwd als collectief vermogensbeheer (art. 81.1 Wet RO)
ECLI:NL:HR:2020:1921, datum uitspraak 04-12-2020, publicatiedatum 04-12-2020
Aflevering 50, gepubliceerd op 10-12-2020 Belanghebbende exploiteert een effectenkantoor dat aan particuliere beleggers verschillende beleggingsprofielen met verschillende risicoprofielen aanbiedt. De aangeboden beleggingsprofielen worden ‘Mozaïekfondsen’ genoemd. Belanghebbende heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met stichting A. Beleggers storten geld op de rekening van stichting A, en nadat de stichting hiervan effecten heeft gekocht, wordt de vordering van de belegger omgezet in een vordering in effecten. Belanghebbende beschikt over een vergunning voor individueel vermogensbeheer. Belanghebbende brengt aan haar beleggers een beheer-fee in rekening. In geschil is de vraag of de diensten van belanghebbende zijn aan te merken als beheer van collectief bijeengebracht vermogen en zijn vrijgesteld voor de btw. De rechtbank oordeelde van niet. Niet in geschil is dat belanghebbende geen instelling is voor collectieve belegging in effecten, een zogenoemde ICBE. Toch komt het hof (Hof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2019, nr. 17/00980, (NTFR 2019/606)) tot het oordeel dat de vrijstelling van toepassing is. Hierbij acht het hof van belang dat beleggers geld storten op een rekening van stichting A en dat de vordering van de belegger op de stichting luidt in effecten. Stichting A is juridisch eigenaar van de effecten. De bank houdt de effecten in bewaring namens stichting A en administreert slechts dat de betreffende effecten toebehoren aan stichting A. Verder acht het hof relevant dat het beleggingsmandaat voor de aankoop van effecten per risicoprofiel vastligt en niet onderhandelbaar is en dat het vermogen van de beleggers wordt samengevoegd via stichting A, waardoor de beleggers vorderingen luidende in effecten verkrijgen op stichting A en geen rechtstreekse gerechtigheid tot die effecten, noch de juridische eigendom van de effecten. Gelet hierop is het hof van oordeel dat sprake is van het door het HvJ (9 december 2015, zaak C-595/12, (NTFR 2015/3238)) geformuleerde criterium van ‘samengevoegd vermogen’, zodat belanghebbende recht heeft op toepassing van de vrijstelling voor collectieve beleggingen in effecten. Niet in geschil is dat de beleggingsprofielen (Mozaïeken) worden aangeboden binnen het kader van de aan belanghebbende toegekende vergunning voor individueel vermogensbeheer in de zin van de Wft. Naar het oordeel van het hof voldoet belanghebbende hiermee aan de eis dat zij onderworpen is aan bijzonder overheidstoezicht.