Aflevering 32

Gepubliceerd op 11 augustus 2016

NTFR 2016/1945 - Verbetering van de performance van de Europese btw – VAT Action Plan 2016

Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016 geschreven door prof. dr. G.J. van Norden
De Nederlandse Belastingdienst is als een van de eerste belastingadministraties overgegaan tot automatisering en digitalisering met als gevolg dat het systeemlandschap nu achterloopt bij dat van andere landen. Dat geldt overigens voor de hele Nederlandse overheid, niet alleen voor de Belastingdienst. In een lidstaat als Estland is de overheid de laatste jaren in verregaande mate gedigitaliseerd, tot grote tevredenheid van de bevolking.Zie Koen Verhelst, E-governance Estland, FD Weekend, 30 juli 2016. Estland heeft het wiel niet hoeven uitvinden, maar heeft optimaal geprofiteerd van kennis en hardware van elders. Op btw-gebied is een vergelijkbare ontwikkeling waarneembaar. Het Europese btw-systeem is verouderd ten opzichte van moderne btw-stelsels in landen als Australië, China, Nieuw-Zeeland en Singapore.

NTFR 2016/1951 - Bij beoordeling of agrarische onderneming is gestaakt dan wel naar Duitsland is verplaatst heeft hof volgens A-G Niessen niet de juiste criteria aangelegd

ECLI:NL:PHR:2016:469, datum uitspraak 31-05-2016, publicatiedatum 17-06-2016
Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016 met annotatie van drs. N.E. Vis
Belanghebbende exploiteerde sinds mei 1998 samen met zijn echtgenote in maatschapsverband een melkveehouderij in Nederland. Begin 2000 komen belanghebbende en zijn echtgenote overeen om het aandeel in het melkquotum, de veestapel, de bedrijfsgebouwen, de grond en de overige onroerende zaken in te brengen in een bv. Belanghebbende bedingt ter zake van de inbreng in de bv een winstrecht en een lijfrente bij de bv. Belanghebbende pacht vervolgens in april/mei 2000 melkquota en gronden in Duitsland en koopt (eveneens in Duitsland) een boerderij. Hierna worden de Nederlandse boerderij, de melkquota en de landbouwgronden verkocht aan derden. Op 1 augustus 2000 sluiten belanghebbende, zijn echtgenote en de bv een maatschapscontract, dat op 5 mei 2002 in schriftelijke vorm (tussen de belanghebbende en de bv) wordt opgemaakt.

NTFR 2016/1956 - Beleidsbesluit diverse onderwerpen loonheffingen geactualiseerd

Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft het beleidsbesluit van 10 april 2014, nr. BLKB2014/0549M, NTFR 2014/1194 over de tabel voor bijzondere beloningen, een studentenkaart, eindheffing en de pseudo-eindheffing voor hoog loon geactualiseerd. In het geactualiseerde beleidsbesluit komen de onderdelen over eindheffing en de pseudo-eindheffing voor hoog loon niet meer voor omdat deze achterhaald zijn.

NTFR 2016/1957 - Beleidsbesluit over cafetariaregelingen geactualiseerd

Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft het beleidsbesluit over de cafetariaregelingen in de loonheffingen geactualiseerd (beleidsbesluit van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M). De aanpassingen ten opzichte van het beleidsbesluit van 28 januari 2011 bestaan uit ondergeschikte redactionele wijzigingen in verband met de onmogelijkheid de werkkostenregeling nog niet toe te passen.

NTFR 2016/1958 - Overeenkomst tussen bijstandsgerechtigde en 'detacheringsstichting' is geen arbeidsovereenkomst of inleenovereenkomst

ECLI:NL:HR:2016:1354, datum uitspraak 08-07-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende ontving een bijstandsuitkering van de gemeente Meerssen. Deze gemeente heeft de stichting E opdracht gegeven om bijstandsgerechtigden in dienst te nemen en te detacheren bij inlenende bedrijven. Op 25 oktober 2010 is belanghebbende met E een overeenkomst voor bepaalde tijd aangegaan die E aanduidt als ‘werkgever’ en belanghebbende als ‘werknemer’, en die een ‘salaris’ bepaalt gelijk aan de bijstandsuitkering van belanghebbende. Een kennismakingsgesprek voor een werkplek bij G is niet doorgegaan wegens een longinfectie bij belanghebbende, die zich op 21 januari 2011 heeft ziek gemeld bij E. Toen op 22 april 2011 de overeenkomst van rechtswege eindigde, had belanghebbende noch bij een inlener noch anderszins gewerkt. De aanvraag van belanghebbende voor een uitkering op grond van de Ziektewet is door het UWV afgewezen. Volgens de CRvB (20 mei 2015, nr. 12/6660) is dat terecht. De Hoge Raad deelt de visie van de CRvB. Met het oordeel dat de tussen belanghebbende en E gesloten overeenkomst niet als een arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt omdat geen arbeid voor E werd verricht, heeft de CRvB volgens de Hoge Raad het voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking geldende vereiste tot het persoonlijk verrichten van arbeid niet onjuist uitgelegd. Het oordeel van de CRvB dat geen inleenovereenkomst tot stand is gekomen tussen E en G acht de Hoge Raad eveneens cassatieproof.

NTFR 2016/1970 - Onjuiste bewijslastverdeling bij aftrek voorbelasting ter zake van collectieve waardeoverdracht pensioen

ECLI:NL:PHR:2016:563, datum uitspraak 17-06-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende voerde de collectieve pensioenregeling uit van het Y-concern. Zij was onderneemster voor de Wet OB 1968. Haar pensioenuitvoeringswerkzaamheden waren vrijgesteld van OB. Y en zij hebben een geschil over de hoogte van door Y te betalen herstelpremies wegens onderdekking beëindigd met vaststellingsovereenkomsten, mede strekkende tot overdracht van de pensioenregeling naar J. Y verbond zich onder meer tot vergoeding aan de belanghebbende van de kosten van de waardeoverdracht tot maximaal € 10 miljoen. Y heeft € 9.920.000 vergoed (€ 80.000 bleef voor rekening van belanghebbende wegens eigen werknemers) op een factuur van belanghebbende waarop belanghebbende bovendien € 1.884.800 OB in rekening heeft gebracht. Die factuur vermeldt: ‘Vergoeding van transitiekosten conform vaststellingsovereenkomst’. De pensioenoverdracht is ex art. 37d Wet OB 1968 niet onderworpen aan OB.

NTFR 2016/1976 - Geen leges verschuldigd voor Bibob-werkzaamheden

ECLI:NL:PHR:2016:562, datum uitspraak 23-06-2016, publicatiedatum 08-07-2016
Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor een vergunning tot exploitatie van een escortbedrijf in de gemeente Kerkrade. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente belanghebbende op 2 september 2013 gehoord, bij wege van een ‘intakegesprek’; daarbij heeft ook een zogenoemde ‘Bibob-intake’ plaatsgehad. Vervolgens heeft de gemeente aan belanghebbende meegedeeld dat geen bezwaar bestaat tegen de exploitatie van een escortservice, omdat er bij het Bibob-onderzoek geen onregelmatigheden zijn aangetroffen die vrees voor misbruik van de vergunning zouden rechtvaardigen. Op 10 oktober 2013 is de vergunning verleend. Ter zake van de aanvraag is belanghebbende leges tot een bedrag van € 325 verschuldigd. Dit is op zichzelf niet in geschil. Echter, het bedrag aan leges is met € 568 verhoogd, omdat bij het behandelen van de aanvraag Bibob-procedures zijn gevolgd. Belanghebbende verzet zich in deze procedure tegen die verhoging.

NTFR 2016/1978 - Wrakingsverzoek belastingkamer gehonoreerd

ECLI:NL:GHAMS:2016:121, datum uitspraak 19-01-2016, publicatiedatum 01-02-2016
Aflevering 32, gepubliceerd op 11-08-2016 met annotatie van mr. J. Kastelein
Dit wrakingsverzoek is enkele dagen na de mondelinge behandeling van de hogerberoepszaak van belanghebbende voor Hof Den Haag ingesteld. De reden daartoe is dat de gemachtigde zich tijdens deze mondelinge behandeling dusdanig onder druk gezet voelde om het schikkingsvoorstel van het hof te accepteren dat hij na zijn weigering daartoe vreesde voor aantasting van de onpartijdigheid van de betrokken raadsheren. Het betreft een door belanghebbende ingesteld hoger beroep tegen de vergoeding van de proceskosten, omdat de rechtbank het telefonisch horen is vergeten op te nemen in de vergoeding. De heffingsambtenaar heeft daarop incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank vastgestelde WOZ-waarde. Ter zitting heeft Hof Den Haag een poging gedaan om te komen tot een oplossing, die lag in een verzoek aan de rechtbank om een hersteluitspraak te doen. Het hof onderbouwt deze oplossing door te constateren dat beide partijen hebben berust in de uitspraak voor zover deze de WOZ-waarde betreft door hiertegen geen principieel hoger beroep in te stellen. De gemachtigde stemt hiermee echter niet in en vreest door de reactie van de raadsheren tijdens de zitting dat dit hun onpartijdigheid met betrekking tot de verdere behandeling van de zaak heeft aangetast. De wrakingskamer van Hof Amsterdam honoreert dit verzoek. Naar het oordeel van dit hof is vast komen te staan dat tijdens de mondelinge behandeling vanuit Hof Den Haag druk is uitgeoefend op de gemachtigde tot het accepteren van het schikkingsvoorstel. En dat daarnaast door de gedragingen van de raadsheren tijdens de zitting, waarop deze overigens in hun schriftelijke reactie voor de wrakingskamer niet concreet zijn ingegaan, bij de gemachtigde inderdaad het objectief gerechtvaardigde gevoel heeft kunnen ontstaan dat de onpartijdigheid van de raadsheren schade heeft opgelopen.