Aflevering 46

Gepubliceerd op 12 november 2020

NTFR 2020/3136 - Het vernieuwde Voorzieningenbesluit: enkele kritische kanttekeningen

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 geschreven door prof. mr. G.T.K. Meussen
In het vernieuwde VoorzieningenbesluitBesluit van de staatssecretaris van Financiën van 26 februari 2020, nr. 2019-129344, Stcrt. 2020, 14287, 12 maart 2020. worden door de staatssecretaris een aantal standpunten ingenomen die fiscaal op z’n minst aanvechtbaar zijn dan wel wat betreft de zogenoemde complexbenadering kunnen worden aangemerkt als strijdig met goed koopmansgebruik. Daarnaast betoont het besluit ook de nodige souplesse. In deze Opinie zullen bij bepaalde onderdelen van het besluit kritische kanttekeningen worden geplaatst. Daarnaast zal met een schuin oog nog worden gekeken naar de mogelijkheid om een coronavoorziening te vormen.

NTFR 2020/3139 - COVID-19: Uitstel van betalingen

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretarissen van Financiën Vijlbrief en Van Huffelen sturen de Eerste en Tweede Kamer een brief, waarin staat dat in lijn met de motie van de fractie Otten c.s. is besloten dat ondernemers die niet eerder om uitstel voor de betaling van belastingschulden hebben verzocht, of dat nogmaals willen doen, nog tot 1 januari 2021 een beroep kunnen doen op het versoepelde uitstelbeleid.

NTFR 2020/3142 - Nieuwe regeling voor het verstrekken van gegevens en inlichtingen over betalingen voor werkzaamheden en diensten

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft in het kader van de voortgangsprocedure een nieuwe regeling voor het verstrekken van gegevens en inlichtingen over betalingen voor werkzaamheden en diensten aan de Tweede Kamer gestuurd. Het gaat om een uitbreiding van het Uitv.besl. IB 2001 met een verplichting voor de periodieke renseignering van gegevens en inlichtingen door middel van het zogenoemde formulier IB-47, met vermelding van het burgerservicenummer (BSN). Het gaat hierbij om gegevens over uitbetalingen voor werkzaamheden en diensten die in de inkomstenbelasting doorgaans zullen behoren tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst is in april 2018 gestopt met de uitvraag van het BSN voor deze gegevens omdat daarvoor onvoldoende wettelijke basis was.

NTFR 2020/3143 - Kamerbrief reactie artikel over belastingontwijking

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
Op verzoek van de vaste commissie voor Financiën heeft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst gereageerd op het artikel in het NRC van 29 oktober jl. over belastingontwijking door tabaksgiganten.www.nrc.nl/nieuws/2020/10/29/via-deze-sluiproutes-ontwijken-tabaksgiganten-belasting-met-nederland-in-de-hoofdrol-a4017917. Op grond van art. 67 AWR kan de staatssecretaris niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Hij gaat wel in zijn algemeenheid in op de aanpak van belastingontwijking in relatie tot de in het NRC-artikel beschreven vormen van belastingontwijking. De staatssecretaris gaat allereerst in algemene zin in op de kabinetsinzet bij de aanpak van belastingontwijking en de evenwichtige belastingheffing van multinationals. Daarna behandelt hij de afzonderlijke maatregelen die hierbij aansluiten, namelijk:

NTFR 2020/3146 - Tweede nota van wijziging Wet verbetering uitvoering toeslagen

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
Staatssecretaris Van Huffelen van Financiën – Toeslagen en Douane heeft de Tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet verbetering uitvoering toeslagen (NTFR 2020/2673) ingediend. De nota van wijziging voorziet in de toekenning van een eenmalige toekenning van € 750 (ETH) aan ouders die voor 1 november 2020 een verzoek voor herstel hebben ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze ETH is een tegemoetkoming voor noodzakelijke uitgaven van de belanghebbende of diens partner als gevolg van vertraging bij het herstel. Om ervoor te zorgen dat het bedrag van € 750 zo veel mogelijk bij de belanghebbende terechtkomt, wordt wettelijk geregeld dat de eenmalige tegemoetkoming niet vatbaar is voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, waaronder begrepen beslag ingevolge faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. De eenmalige tegemoetkoming wordt ook niet verrekend met een eventuele tegemoetkoming, compensatie of andere herstelbetaling. De eenmalige tegemoetkoming zal uiterlijk 15 december 2020 bij beschikking worden vastgesteld. Er vindt bij het toekennen van de eenmalige tegemoetkoming geen inhoudelijke toets plaats of de ouder in aanmerking komt voor een verzochte tegemoetkoming, compensatie of andere herstelbetaling. Ook zal wegens het forfaitaire karakter van de eenmalige tegemoetkoming niet worden getoetst of de noodzakelijke uitgaven als gevolg van vertraging bij het herstel € 750 belopen.

NTFR 2020/3147 - Deelnemingsvrijstelling niet van toepassing op belang in callopties in verband met de ‘cum/ex-transactie'

ECLI:NL:HR:2020:1738, datum uitspraak 06-11-2020, publicatiedatum 06-11-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van mr. N.I. Groenland
Belanghebbende is marketmaker. Eind 2006 kondigde het Duitse beursfonds E een superdividend aan van € 34,80 per aandeel. Belanghebbende is rond die uitkering een combinatie van transacties aangegaan met betrekking tot aandelen E (de cum/ex-transacties). Zo heeft belanghebbende vanaf april 2007 callopties op aandelen E gekocht die dienden ter afdekking van de risico’s van de cum/ex-transacties. Op 3 mei 2007 heeft E besloten tot uitkering van een superdividend. Als onderdeel van de cum/ex-transacties heeft belanghebbende op 2 en 3 mei 2007 19,5 miljoen aandelen E, waarvan zij niet de eigendom had, aan derden verkocht voor een prijs waarin de waarde van het dividend was begrepen (cum). Op 3 mei 2007 is het aandeel E ex gegaan. Noch belanghebbende, noch de kopers van de bezitloos verkochte aandelen hebben op enig moment recht gehad op dividend. Om aan haar leveringsverplichting te kunnen voldoen heeft belanghebbende de callopties – die recht gaven op meer dan 5% van de aandelen E – uitgeoefend. Aangezien de bezitloze verkoop tot stand kwam tegen een prijs die was gebaseerd op de waarde van het aandeel E cum en belanghebbende de aandelen aan de kopers leverde ex, moest belanghebbende op grond van Duitse beursregels een aanvullende, dividend vervangende betaling aan de kopers doen ter grootte van het meeverkochte dividend. Deze dividend vervangende betaling vond plaats op nettobasis, dat wil zeggen na aftrek van Duitse dividendbelasting. Omdat noch belanghebbende, noch de bank in Duitsland was gevestigd, was er echter geen verplichting om voor de dividend vervangende betaling dividendbelasting aan de Duitse fiscus af te dragen. Voor belanghebbende leverden de cum/ex-transacties een voordeel op gelijk aan het bedrag van de Duitse dividendbelasting, ofwel € 7,34 per aandeel (hierna ook: het cum/ex-voordeel). In totaal een winst van € 214 miljoen.

NTFR 2020/3150 - Kamerbrief afwikkeling levensloopregeling

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
Het kabinet wil niet dat levenslooptegoed kan worden omgezet in een verlofaanspraak. De Tweede Kamer had hierom gevraagd tijdens wetgevingsoverleggen op 26 oktober en 2 november 2020 over het Belastingplan 2021. Staatssecretaris Vijlbrief heeft mede namens de minister van SWZ de Tweede Kamer geantwoord dat hij het verzoek begrijpt, maar dat er inhoudelijke en budgettaire bezwaren zijn tegen het omzetten van het levenslooptegoed in een verlofaanspraak. Ook past het niet bij de doelstelling voor de uitbreiding van verlofsparen, die gericht is op vervroegd uittreden, om het mogelijk te maken het levenslooptegoed, dat een meer generiek karakter heeft, om te zetten in een verlofaanspraak.

NTFR 2020/3155 - A-G Wattel belicht begrip 'belang' in art. 4, lid 3, onderdeel b, Wet BRV

ECLI:NL:PHR:2020:950, datum uitspraak 14-10-2020, publicatiedatum 30-10-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Belanghebbende is fondsbeheerder. Zij heeft voor rekening en risico van (de beleggers in) een Duits Sondervermögen alle aandelen verworven in drie Nederlandse onroerende-zaakrechtspersonen (OZR’s) zoals bedoeld in art. 4, lid 1, Wet BRV. Alle drie de OZR’s hebben slechts één soort aandelen uitgegeven. Een Sondervermögen heeft naar Duits recht geen rechtspersoonlijkheid, zodat een fondsbeheerder nodig is om in rechte namens hem op te treden en eigendom te verwerven. Het is wel een afgescheiden vermogen. De belanghebbende belegt voor rekening en risico van (de beleggers in) het Sondervermögen in onroerende zaken. Geen van die beleggers is voor een derde of meer gerechtigd tot de opbrengsten of de waarde van de OZR-aandelen.

NTFR 2020/3157 - A-G betwijfelt of vrijstelling voor beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen van toepassing is

ECLI:NL:PHR:2020:762, datum uitspraak 31-08-2020, publicatiedatum 23-09-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
A-G Ettema heeft op verzoek van de Hoge Raad conclusie genomen in twee zaken die gaan over de vrijstelling voor het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen, kortweg: het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Beide zaken gaan over beleggingsproducten die inhouden dat de betrokken vermogensbeheerder, de belanghebbenden in de twee zaken, het vermogen van diverse beleggers op dezelfde wijze belegt, een en ander onder een vergunning voor individueel vermogensbeheer. De betrokken beleggers hebben het te beheren vermogen bovendien gestort op de centrale rekening van een beleggersgiro.

NTFR 2020/3158 - Kamerbrief toelichting autonome vergroening in de BPM

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
Zoals tijdens het wetgevingsoverleg van 2 november jl. toegezegd, geeft de staatsecretaris van Financiën in een brief, mede namens de minister van Financiën, een nadere toelichting op de systematiek van de autonome vergroening in de BPM-wetsvoorstellen voor 2021. De belangrijkste delen uit de brief hebben wij hieronder opgenomen. De volledige tekst en de bijlage zijn in de brondocumenten opgenomen.

NTFR 2020/3159 - Tweede nota van wijziging Wet CO2-heffing industrie

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft de Tweede Kamer de tweede nota van wijziging gestuurd op het wetsvoorstel Wet CO2–heffing industrie. Deze nota van wijziging voorziet in een aanpassing waarmee wordt voorkomen dat enkele installaties in de gebouwde omgeving onbedoeld in de CO2–heffing worden betrokken. Daarnaast worden enkele omissies hersteld en verduidelijkingen aangebracht.

NTFR 2020/3160 - Geen schending hoorplicht als door onenigheid tijdens hoorgesprek bezwaren niet zijn besproken

ECLI:NL:HR:2020:1728, datum uitspraak 06-11-2020, publicatiedatum 06-11-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van dr. H.M. Roose
De gemachtigde van belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening van BPM. De inspecteur heeft de gemachtigde uitgenodigd voor een hoorgesprek. Daarbij zouden ook andere door deze gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften worden besproken. Het hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Door onenigheid over andere te bespreken bezwaren is het onderhavige bezwaar uiteindelijk niet besproken. Hof Den Haag (3 mei 2019, nrs. 19/00029 en 19/00030, ECLI:NL:GHDHA:2019:3964) heeft geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Het hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Dat belanghebbende in dat gesprek geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord over de bezwaren in de onderhavige zaken, brengt niet mee dat de inspecteur niet aan de hoorplicht heeft voldaan.

NTFR 2020/3161 - Belanghebbende is in bewijspositie geschaad doordat hof uitspraak heeft gedaan zonder terugkoppeling fiscus af te wachten

ECLI:NL:PHR:2020:953, datum uitspraak 15-10-2020, publicatiedatum 30-10-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende schrijft scenario’s voor film en toneel. Belanghebbende was in de onderhavige periode ondernemer voor de OB en verrichtte met OB belaste prestaties. Over de onderhavige periode heeft belanghebbende aangiften OB ingediend. In deze aangiften heeft zij per saldo steeds een bedrag aan OB teruggevraagd en terugontvangen.

NTFR 2020/3162 - Hofoordeel dat aanslag rechtsgeldig op een Pools adres bekend is gemaakt, is volgens A-G IJzerman niet cassatieproof

ECLI:NL:PHR:2020:856, datum uitspraak 28-09-2020, publicatiedatum 30-10-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Belanghebbende is volgens zijn opgave aan het bevolkingsregister geëmigreerd naar Polen. Hij heeft via een Poolse vennootschap overeenkomsten gesloten met Nederlandse tuinders waarin is bepaald dat de vennootschap toekomstige oogsten van Nederlandse tuinders zal opkopen, die oogsten in het oogstseizoen met Poolse landarbeiders van het land zal halen en de gerealiseerde oogst zal aanbieden op de veiling in Nederland. Belanghebbende verricht zijn werkzaamheden ten behoeve van de Poolse vennootschap namens zijn Nederlandse bv. In 1997 heeft belanghebbende meegedeeld dat zijn bij de inspecteur geregistreerde (Poolse) adres onjuist was en dit gecorrigeerd in een ander (nieuw) adres: het Poolse adres. Het aanslagbiljet IB/PVV is op 7 december 2000 alleen per aangetekende post verzonden aan belanghebbende op het Poolse adres. Deze aangetekende post is onbestelbaar en met ongeopende envelop door de inspecteur retour ontvangen. Belanghebbende stelt de aan hem, bij aangetekende brief van 7 december 2000, op zijn Poolse adres gezonden aanslag niet te hebben ontvangen, noch daarvan anderszins kennis te hebben verkregen in december 2000. Daarvan uitgaande stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de aanslag over 1997 is opgelegd buiten de driejaarstermijn van art. 11, lid 3, AWR, zodat die aanslag volgens belanghebbende dient te worden vernietigd.

NTFR 2020/3169 - Invoering Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA)

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 geschreven door mr. J.D. Schouten
Dit besluit regelt de inwerkingtreding per 1 januari 2021 van de Wet homologatie onderhands akkoord (Stb. 2020/414, wet van 7 oktober 2020 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord)) (hierna: WHOA). De WHOA voorziet in twee procedures waarbinnen in geval van dreigende insolventie een akkoord tot stand kan worden gebracht: 1) een besloten akkoordprocedure buiten faillissement, en 2) een openbare akkoordprocedure buiten faillissement (art. 369, lid 6, FW). De openbare akkoordprocedure buiten faillissement zal worden aangemeld bij de Europese Commissie met het verzoek om deze procedure te laten opnemen in bijlage A van de Insolventieverordening. De opname van de openbare akkoordprocedure buiten faillissement in de genoemde bijlage vergt een procedure die enige tijd in beslag neemt. Gelet op het belang van een spoedige invoering van de WHOA, wordt hier niet op gewacht.

NTFR 2020/3170 - Wijziging Leidraad invordering 2008

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 geschreven door mr. J.D. Schouten
Deze wijziging van de Leidraad invordering 2008 betreft een aantal benodigde aanpassingen in verband met de inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Wet herziening beslag- en executierecht.

NTFR 2020/3171 - Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over pensioenartikel belastingverdrag met Portugal I

ECLI:NL:HR:2020:1732, datum uitspraak 06-11-2020, publicatiedatum 06-11-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Belanghebbende is inwoner van Portugal en ontvangt een WAO-uitkering. De inspecteur heeft deze WAO-uitkering belast. Ook is deze WAO-uitkering in de heffing van de Portugese inkomstenbelasting betrokken. Rechtbank Zeeland-West-Brabant (NTFR 2020/1281) heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld over de verdeling van heffingsbevoegdheid tussen woonstaat Portugal en bronstaat Nederland. De tekst van art. 18, lid 2 van het Belastingverdrag Nederland-Portugal (hierna: Verdrag) is niet duidelijk. De Hoge Raad komt tot de slotsom dat een uitkering die is betaald krachtens de bepalingen van het socialezekerheidsstelsel van Nederland aan een inwoner van Portugal, op grond van art. 18, lid 2, Verdrag in Nederland alleen mag worden belast als is voldaan aan elk van de in onderdeel a, b en c van art. 18, lid 2 gestelde voorwaarden. Voor de toepassing van art. 18, lid 2, onderdeel b, Verdrag geldt dat is voldaan aan de voorwaarde dat een uitkering in de heffing wordt betrokken wanneer die uitkering volgens de wetgeving van de woonstaat in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij komt geen betekenis toe aan het effect op die heffing van maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting.

NTFR 2020/3172 - Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over pensioenartikel belastingverdrag met Portugal II

ECLI:NL:HR:2020:1733, datum uitspraak 06-11-2020, publicatiedatum 06-11-2020
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Belanghebbende is inwoner van Portugal en ontvangt een AOW-uitkering. De inspecteur heeft deze AOW-uitkering belast. Ook is deze AOW-uitkering in de Portugese belastingheffing betrokken. Rechtbank Zeeland-West-Brabant (NTFR 2020/1491) heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld over de verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen woonstaat Portugal en bronstaat Nederland. De tekst van art. 18, lid 2 van het Belastingverdrag Nederland-Portugal (hierna: Verdrag) is niet duidelijk. De Hoge Raad komt tot de slotsom dat een uitkering die is betaald krachtens de bepalingen van het socialezekerheidsstelsel van Nederland aan een inwoner van Portugal, op grond van art. 18, lid 2, Verdrag in Nederland alleen mag worden belast als is voldaan aan elk van de in onderdeel a, b en c van art. 18, lid 2 gestelde voorwaarden. Voor de toepassing van art. 18, lid 2, onderdeel b, Verdrag geldt dat is voldaan aan de voorwaarde dat een uitkering in de heffing wordt betrokken wanneer die uitkering volgens de wetgeving van de woonstaat in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij komt geen betekenis toe aan het effect op die heffing van maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting. Verder antwoordt de Hoge Raad dat AOW-uitkeringen niet voldoen aan de voorwaarde van art. 18, lid 2, onderdeel a, Verdrag (omslagstelsel).

NTFR 2020/3173 - NOB ook kritisch op de gewijzigde Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
De NOB (Nederlandse Orde van Belastingadviseurs) heeft het wetsvoorstel Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting opnieuw beoordeeld nadat deze is gewijzigd. Zie voor het commentaar van de NOB op het oorspronkelijke wetsvoorstel NTFR 2020/2413. De NOB constateert dat gesignaleerde knelpunten en onduidelijkheden door de initiatiefnemer ter harte zijn genomen. Desondanks vindt de NOB dat ook het gewijzigde voorstel van wet niet verantwoord is.

NTFR 2020/3302 - NOB-commentaar op nota's van wijziging Belastingplan 2021 (verliesverrekening VPB en BIK)

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft in een notitie gereageerd op de Eerste en Tweede nota van wijziging bij het Belastingplan 2021. Dit betreft de wijziging van de verliesverrekeningsregels in de vennootschapsbelasting (Eerste nota van wijziging, NTFR 2020/2912) en de introductie van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)(Tweede nota van wijziging, NTFR 2020/2827).

NTFR 2020/3303 - Nader NOB-commentaar op het pakket Belastingplan 2021

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2020
Naar aanleiding van de nota’s naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het pakket Belastingplan 2021 heeft de NOB beknopt aanvullend commentaar opgesteld. Het aanvullende commentaar ziet enerzijds op de vergoedingen van werkgevers voor het inrichten van een thuiswerkplek in het kader van de vrije ruimte in de werkkostenregeling en anderzijds op een situatie van mogelijk dubbele niet-aftrek van rente als gevolg van de samenloop tussen de antihybridemismatchmaatregelen en specifieke renteaftrekbeperkingen.